723

Vlaardingencultuur (ca. 3000 - ca. 2800 v. Chr.)

Lage Landen in de Nieuwe Steentijd (4000 - 2100 v. Chr.) 

Vanaf omstreeks 3000 jaar v. Chr. begonnen de jagers en vissers die zich in het 4e mill. v. Chr. op de strandwallen langs de kust, de oeverafzettingen bij de Maasmonding en op de oeverwallen in het rivierengebied gevestigd hadden, op kleine schaal aan landbouw te doen. Zij bouwden kleine vaste nederzettingen op de zandige hoge plaatsen waar men weinig last had van overstromingen. Naar de oudste vindplaats (Vlaardingen) wordt deze cultuur van jagers, vissers én boeren de Vlaardingencultuur genoemd (± 3000 - 2800 v. Chr.). De bewoners worden ook wel aangeduid met "steurvangers".  

Langs de getijdenkreken bij de Maasmond en op de donken in het veen was slechts op beperkte schaal landbouw mogelijk. Er werd wel wat vee gehouden en er waren ook wel enkele akkers, maar jacht en visserij bleven veel belangrijker. De levenswijze van de mensen leek dan ook nog veel op die van de bosjagers uit de midden steentijd. De nieuwe boerenlevenswijze vond blijkbaar maar zeer geleidelijk ingang. In het voorjaar richtten de jagers hun aandacht vooral op de steuren die in het deltagebied kwamen paaien. In de zomermaanden zal het grootwild doelwit zijn geweest en in de herfst de pelsdieren. Het lijkt erop dat men 's winters van de kreekoevers wegtrok. Waarschijnlijk voegden deze jagers zich dan bij hun stamgenoten op de strandwallen of de hoge zandgronden.  

Behalve in Vlaardingen zijn vondsten van de Vlaardingencultuur gedaan in Spijkenisse (1980), Swifterband (Flevoland), Bergschenhoek (1976, ten noorden van Rotterdam en de Hazendonk (Krimpenerwaard). In Spijkenisse werden een manshoge boog, een peddel en de bijgekapte punt van een zware paal gevonden; verder een hoektand van een bruine beer. Bij één van de woonplaatsen in Swifterband werd een grafveldje gevonden met het skelet van een volwassen man met een hoofdsieraad van barnsteen. Er zijn echter ook vrouwen en kinderen begraven, waaruit blijkt dat er niet alleen maar een paar vissers, maar hele gezinnen hebben gewoond. 

In de eerste helft van de vorige eeuw waren de Nederlandse archeologen er nog van overtuigd dat het westen in de steentijd niet bewoond was geweest. Beter gezegd, niet bewoond kón zijn. De zee had toen immers nog vrij spel gehad, luidde de algemene opvatting. Na de oorlog veranderde het beeld, eerst door de vondst scherven in 1949 bij het schoonmaken en karteren van sloten bij Hekelingen en in de jaren zestig door de ontdekking van een nederzetting bij Vlaardingen. Hier bleken tussen 3000 en 2500 v. Chr. het hele jaar door mensen geboerd te hebben, net als op de hoge zandgronden elders in het land. De materiële resten kregen het label "Vlaardingencultuur". De afgelopen decennia hebben archeologen nog meer vondsten gedaan, die duidelijk hebben gemaakt dat het natte westen zelfs al vanaf de late middensteentijd, dus nog tweeduizend jaar eerder (ca. 5000 v. Chr.), met regelmaat bewoond is geweest. In 1976 ontdekten ze in Bergschenhoek een jachtkamp uit 4300 v. Chr. Twintig jaar later groeven ze in Wateringen een nederzetting op van veehouders uit 3600 v. Chr. en in 1998 legden ze bij Ypenburg een honderd jaar jongere nederzetting bloot met daarnaast een grafveld met de skeletten van veertig mannen, vrouwen en kinderen.

De nederzetting op de duin van Schipluiden, vanwege de ligging aan de Noordhoornseweg in de wetenschappelijke literatuur Noordhoorn genoemd, is de oudste vindplaats in het voormalige duingebied tot nu toe. Rond 3900 v. Chr. kwam een einde aan de oostwaartse verplaatsing van de kustlijn. De zee trok zich terug, de strandwallen ten westen van de duin sloten zich aaneen. er ontstond een landschap dat te vergelijken is met het natuurgebied De Kwade Hoek op Goeree Overflakkee, een dynamisch getijdenlandschap vol slikken, kreken en schorren. Ten zuidoosten van de duin lag een diep water, waarschijnlijk de resten van een getijdengeul. Aan de noordwestzijde vormde zich een strandvlakte, die geleidelijk aan drassig werd en veranderde in grasland.

Strandvlakte, getijdegeul en jonge duinen op de Kwade Hoek 1997


Vrijwel direct na het droogvallen zijn er mensen dit gebied in getrokken om er te wonen en de omgeving te exploiteren, zo blijkt uit C14-dateringen. Voor de bewoners was het geen gebied dat door hen door de overstromingskansen als gevaarlijk werd ervaren, maar een gebied dat volop kansen bood.Zoutminnende planten als lamsoor en echt lepelblad waren nabij. Jeneverbessen, groeiden in de duinen. De grutto, kluut en tureluur lieten zich horen. Ook de zeearend liet zich zien en verder was er volop wild, getuige de vele bot- en geweiresten van edelherten. De bewoners van de duin durfden het zelfs aan om vee te gaan houden, vee dat afkomstig was van de Bandkeramiekers en hun opvolgers, die toen al 2000 jaar op de lössgronden in Limburg boerden.


De bewoners van de duin leefden primair van de veeteelt. Maar noem ze geen boeren, die er een soort gemengd bedrijf op na hielden. Daarvoor leefden ze nog te veel van de jacht. Op basis van de gevonden skeletresten van runderen en edelherten kan worden opgemaakt dat er sparake was van een verhouding van 60 tot 70 procent veehouderij en 40 tot 30 procent jacht. In de bodem zijn paalgaten gevonden van een soort omheining, die gemaakt werd om het vee binnen te houden. Duidelijke huisplattegronden zijn niet gevonden, alleen op de top van de duin zijn wat contouren te zien van een greppel rond wat een hutje kan zijn geweest. Verder zijn er waterkuilen gevonden, waaruit de bewoners zoet water haalden. In drie graven zijn de skeletten gevonden van vier volwassen mannen, allen begraven met de benen hoog opgetrokken. Verder zijn de stoffelijke resten blootgelegd van een jongen van ongeveer 12 jaar en een peuter van drie. Een van de graven geeft een klein kijkje in de prehistorische gedachtewereld. De begravene houdt voor zijn gezicht enkele vuursteentjes en een knol pyriet in zijn rechterhand vast: een vuurslag. Dat wijst op een geloof in het hiernamaals. De knol pyriet toont door zijn herkomst - de Ardennen - dat de bewoners niet in een isolement leefden. Nog een aanwijzing voor verre contacten: gif, afkomstig van de Franse Kanaalkust.

laatst bijgewerkt 1-12-03