Afgoderij
Afgoderij werd in heel Arabië openlijk gepraktiseerd. Vierhonderd jaar voor de aankomst van de profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, in de tijd van koning Sapur uit Perzië, Amr bin Luhai bin Harithah bin Imra-ul-Qais bin Tha'labah bin Mazin bin Azd bin Kahlan bin Bablion bin Saba, de koning van de Hijaz, was de eerste die een afgod genaamd Hubal aan de top van de Ka'bah plaatste en hij plaatste twee afgoden, Isaf en Nailah bij de Zamzam bron en riep de mensen op ze te aanbidden. Deze Amr bin Luhai had het concept van de Dag des Oordeels compleet verworpen.
Yaguth, Ya'uq, Nadr, Wadd en Suwa werden door verschillende stammen geadopteerd, waarbij eenieder van hen zijn eigen idool had. Wadd was gegraveerd in de vorm van een man terwijl Nailah en Suwa in de vorm van een vrouw waren. Yaguth had de vorm van een leeuw, Ya'uq van een paard en Nasr van een gier. Sommige stammen deelden hun afgoden, Tasm en Jadais hadden een gemeenschappelijke idool. De Kalb stam aanbad Wadd wiens centrum Dumat-ul-Jandal was. Banu Tamim aanbad Taim. Suwa werd aanbeden door de Hudhail, Mudhij en de Jemeniete stammen aanbaden Yaguth. Dhil-Kala aanbaden Nasr in Himyar, de Hamdan aanbaden Ya'uq, Banu Mughith van de Banu Thaqif stam dienden als bewakers van Laat in Ta'if, de Quraish en Banu Kinanah aanbaden Uzza terwijl Banu Shaibah de hoeders waren van Uzza. Manat werd aanbeden door de Aus en Khazraj stammen, Jehar door Banu Hawazin, Awal door de Bakr en Taghlib, Muharraq door Banu Bakr bin Wa-il, Sa'd door Banu Malkan, Sa'eer door Banu Antarah, Amyanas door Banu Khaulan, Raza door Banu Tai en Dhul-Kaffain door de Daus. Naast de genoemde afgoden, waren veel andere afgoden beroemd zoals Jarish, Shariq, A'im, Madan, Auf en Manaf. Wanneer er een ontmoeting van afgoden werd georganiseerd en er een Arabier deze niet kon bijwonen, dan regelgde hij een steen die Duwwar genoemd werd, en ging er vervolgens rond omheen zoals bij de Ka'bah, ter compensatie voor de gemiste bijeenkomst.
Er waren in Arabië ook andere ontmoetingsplaatsen voor afgoden naast de Ka'bah. Ghatfan had een gelijksoortige huis aan de Ka'bah gebouwd en noemde het Qalis en zij deden daar Hadj. Banu Khath'am had ook een huis gebouwd en noemde het Dhul-Khalasah om daar Hadj te verrichten. Dhul-Ka'bat was het centrum van aanbidding van de Rabi'ah. Er was een stammentempel in Najran welke met driehonderd huiden gebouwd was en de Ka'bah van Najran genoemd werd. De afgodenaren van Arabië bezochten het zoals zij de Ka'bah bezochten. Bovendien hadden ze er ook een Haram (afgeschermd gebied) omheen gebouwd waar zelfs een moordenaar of sluipmoordenaar veilig was. Op de top van de Ka'bah was er een andere afgod die Shams heette. Plaatjes van Ibrahim, Ismail, Isa (Jezus) en Maryam (Maria) 'alayhim salaam werden ook aanbeden in de Ka'bah.
Bron: The History of Islam, Vol. 1, Akbar Shah Najeebabadi, Safi-ur-Rahman Mubarakpuri
|