People have
visited my page! |
|
|
SPEL WIJKT VOOR BLIK
Kinderspelen
Om onze huidige jeugd zoet te houden zijn kosbare voorzieningen getroffen.
Waar echt duur speelgoed ontbreekt, floreert het kinderstraatspel. Alleen in
de derde wereld is de jeugd nog noodgedwongen creatief bij het maken van
spelattributen. Bovendien worden daar de speelterreinen nog niet bezet door
het blikken speelgoed van hun ouders. Bij ons zijn, met de komst van de
Heilige Koe en de Beeldbuis, de kinderspelen uit het straatbeeld verdwenen.
Wie nu nog iets wil weten over zijn 'straatjeugd' moet er een boek op
naslaan. Soms herkent men de beschrijving van een spel niet. Vroeger gaf de
oudere jeugd het voorbeeld aan de jongere. Spelregels en spelnamen waren dus
van dorp (stad) tot dorp verschillend. Over het spel van de Gooise jeugd uit
de jaren dertig en veertig bestaat een zeer uitgebreid en boeiend boekje: 'Kinderspelen
in het Gooi' van dr. A.C.J. de Vrankrijker.(1)
Helaas zijn er weinig fotografen geweest die dit verdwijnend fenomeen hebben
vastgelegd. Zij fotografeerden beroepsmatig alleen de door volwassenen
georganiseerde spelen, zoals met koninginnedag. Breugel schilderde
verschillende malen het straatspel, terwijl het notabene alledaags was.
Hopelijk zijn er ouders geweest, die hun kroost niet alleen als stilleven
gekiekt hebben, maar ook in actie. Zulke foto's zullen zeldzaam zijn, wanr
vroeger waren fototoestellen in de Vesting dun gezaaid.
De jeugd heeft in de Vesting heel wat afgespeeld, ondanks de smalle (toen
breder zonder 'blik') straatjes. Voor het spel werden geen of vaak
zelfgemaakte 'sportartikelen' gebruikt. De wallen vormden als speelterrein
een hoofdstuk apart.
Zoals vermeld heeft dr. De Vrankrijker zeer veel Gooise kinderspelen
uitvoerig beschreven. Ook in de Vesting heeft hij de jeugd tijdens hun spel
gadegeslagen. Toch ontbreken in zijn boekje enkele spelen uit onze
vestingstad. Sommige zijn mogelijk later ontstaan, andere werden al ver voor
de jaren dertig gespeeld. Het is onmogelijk al die spelletjes op te sommen.
Beschreven staan o.a. krijgertje, verstoppertje, balspelen, hinkelen,
bok-sta-vast, driehoeken (potjepikken), landkapertje (landgappertje) enz.
Niet beschreven staan bijvoorbeeld zandhappertje, Amerikaantje, toet om het
blok.
Pinkelen
Ook pinkelen komt niet uitgebreid aan bod. Alleen wordt één van de varianten
als meisjesspel genoemd. Volgens een andere schrijver (2) was pinkelen een
eeuwenoud jongens- en mannenspel. Het staat zelfs op zeventiende eeuwse
tegels afgebeeld. (3) Er bestonden zelfs vier hoofdvarianten, één van deze
spelsoorten werd tot in de jaren vijftig in Naarden gespeeld. Het was erg
populair onder de jongens. Mogelijk leidde baldadig spel tot gebroken ruiten
en klachten bij de politie. Bij voorkeur koos de jeugd een speelveld ver van
woningen of omringd door blinde muren. De Westwalstraat naast de Mariaschool
en ook het Promersplein waren van die plekken.
Voor het spel was alleen een slaghout van 60 cm en een pinkelhoutje nodig.
Het pinkelhoutje bestond uit een rond stokje met een dikte van 3 en een
lengte van 12 centimeter. Aan beide einden werden, als bij een potlood,
punten gesneden. Tijdens de vakantie en op zomeravonden was de jeugd meestal
buitenshuis te vinden. Vaak besloot een groepje jongens spontaan om te
pinkelen. Het aantal spelers kwam er niet op aan.
Met krijt werd op straat een vak van één bij één meter getekend. Daarna werd
getost wie het eerst aan slag was, de rest verspreidde zich in de straat. De
slagman ging in het getekende honk staan. In zijn linkerhand hield hij
tussen duim en wijsvinger een punt van het stokje vast. Na het loslaten
sloeg hij het pinkelhoutje met het slaghout de straat in. Bij drie keer
misslaan was een ander aan de beurt. Was de slag raak, dan probeerden de
spelers het houtje met hun handen te vangen. Ook ving men het houtje wel
tussen de tanden, dat leverde extra punten en later een kunstgebit op.
Vanaf de vangplaats moest het houtje in het honk gegooid worden. Wie dat
lukte was aan slag. Kwam het echter precies op de honklijn, dan moest de
slagman 'neuzen'. Hij probeerde het slaghout verticaal op één van de punten
te laten vallen, zodat het stokje buiten het honk sprong.
Werd naast het honk gegooid of raakte het stokje na het wegslaan de grond,
dan speelde de slagman door. Met een slag op een punt liet hij het houtje
opspringen en sloeg het tijdens die sprong verder. Ondertussen probeerden de
andere spelers het te vangen. Bij misslag of vangen werd gewisseld van
slagman. Het was de kunst om het pinkelhoutje zo ver mogelijk weg te slaan.
Winnaar was hij, die de grootste afstand had overbrugd.
Zandhappertje
Er waren ook spelletjes voor zanderige terreinen, waarbij een mes nodig was.
Het 'landgappertje' staat uitvoerig te boek, (1) daarom een beschrijving van
'zandhappertje'. Bij dit spel haalden de jongens allerlei toeren uit met een
zakmes. Na een eenvoudig begin werden de kunstjes steeds ingewikkelder.
Alles ging in een bepaalde volorde. Na het mislukken van de truc was een
ander aan de beurt. Onhandige kinderen kwamen niet verder dan eenvoudige
worpen en nooit toe aan moeilijke. Wie steeds de, meer vaardigheid eisende,
handelingen foutloos uitvoerde was winnaar. Na afloop van het spel werd een
lucifer in het zand gestoken. Alle spelers gaven er met het heft van het mes
een klap op. De verliezer moest met zijn tanden de lucifer uit de grond
trekken. Logisch, dat hij daarbij flink in het zand hapte.
Men begon met drie keer het mes in het zand te gooien. Het mes moest
redelijk rechtop blijven staan, ook bij de volgende kunstjes. Had iedereen
een beurt gehad, dan werd het mes op de palm van de hand gelegd. Vanaf die
hand werd in het zand gegooid. Daarna ging het mes op de rug van de hand en
zo in het zand. Na dit kunstje zette men het mes op de linkerwijsvinger. Met
de rechtervinger gaf men het topje van het heft een zet, zodat het mes naar
voren en in het zand tuimelde.
De truc, die volgde begon met de vorige uitgangspositie. Nu was het echter
de bedoeling, dat het mes enkele salto's en een radslag in het zand maakte.
Veel van deze kunstjes hadden een naam. In de oorlogsjaren noemde jongens
uit onnozelheid de laatst beschreven truc nog steeds 'De wandelende jood'.
Het is triest achteraf te weten, wat toen met onze joodse leeftijdsgenootjes
gebeurde.
Noten:
1. Dr. A.C.J. de Vrankrijker. 'Kinderspelen in het Gooi', uitg. Poolman -
Naarden 1981.
2. Kalma, J.J. 'Tipeljen, Biskriuwing fan in ald folksspul'. In Folkskun-
dich jierboek III, Ljouwert, Fryske akademie 1970. (Tipeljen is vrij
vertaald uit het Fries: Pinkelen)
3. Pluis, Jan, 'Kinderspelen op tegels', uitg. Van Gorcum, Assen 1979.
VHNO9310.SPL DE OMROEPER OKT. 1993, JAARGANG 6, NR. 4
|
|
|
|
|
Communities & Forums
|
Look at my new
online photo album filled with pictures from my vacations, sporting
events, and my family. |
|
|