Free Web Hosting by Netfirms
Web Hosting by Netfirms | Free Domain Names by Netfirms

 

12/08/02

 Home
Geschiedenis
Erfgooiers
Koptienden
Kronieken
Verpondingen
Bestuur
Gerecht
Landkaarten
Overheid
boerderijen
Weilanden
Landbouw
Wevers en blekers
Stambomen
Beroemdheden
Kunstschilders
Gooijer verhalen.

 

 
Hit Counter
People have
visited my page!

 

              SPEL WIJKT VOOR BLIK



Kinderspelen
Om onze huidige jeugd zoet te houden zijn kosbare voorzieningen getroffen. Waar echt duur speelgoed ontbreekt, floreert het kinderstraatspel. Alleen in de derde wereld is de jeugd nog noodgedwongen creatief bij het maken van spelattributen. Bovendien worden daar de speelterreinen nog niet bezet door het blikken speelgoed van hun ouders. Bij ons zijn, met de komst van de Heilige Koe en de Beeldbuis, de kinderspelen uit het straatbeeld verdwenen. Wie nu nog iets wil weten over zijn 'straatjeugd' moet er een boek op naslaan. Soms herkent men de beschrijving van een spel niet. Vroeger gaf de oudere jeugd het voorbeeld aan de jongere. Spelregels en spelnamen waren dus van dorp (stad) tot dorp verschillend. Over het spel van de Gooise jeugd uit de jaren dertig en veertig bestaat een zeer uitgebreid en boeiend boekje: 'Kinderspelen in het Gooi' van dr. A.C.J. de Vrankrijker.(1)

Helaas zijn er weinig fotografen geweest die dit verdwijnend fenomeen hebben vastgelegd. Zij fotografeerden beroepsmatig alleen de door volwassenen georganiseerde spelen, zoals met koninginnedag. Breugel schilderde verschillende malen het straatspel, terwijl het notabene alledaags was.
Hopelijk zijn er ouders geweest, die hun kroost niet alleen als stilleven gekiekt hebben, maar ook in actie. Zulke foto's zullen zeldzaam zijn, wanr vroeger waren fototoestellen in de Vesting dun gezaaid.
De jeugd heeft in de Vesting heel wat afgespeeld, ondanks de smalle (toen breder zonder 'blik') straatjes. Voor het spel werden geen of vaak zelfgemaakte 'sportartikelen' gebruikt. De wallen vormden als speelterrein een hoofdstuk apart.

Zoals vermeld heeft dr. De Vrankrijker zeer veel Gooise kinderspelen uitvoerig beschreven. Ook in de Vesting heeft hij de jeugd tijdens hun spel gadegeslagen. Toch ontbreken in zijn boekje enkele spelen uit onze vestingstad. Sommige zijn mogelijk later ontstaan, andere werden al ver voor de jaren dertig gespeeld. Het is onmogelijk al die spelletjes op te sommen.
Beschreven staan o.a. krijgertje, verstoppertje, balspelen, hinkelen, bok-sta-vast, driehoeken (potjepikken), landkapertje (landgappertje) enz. Niet beschreven staan bijvoorbeeld zandhappertje, Amerikaantje, toet om het blok.

Pinkelen
Ook pinkelen komt niet uitgebreid aan bod. Alleen wordt één van de varianten als meisjesspel genoemd. Volgens een andere schrijver (2) was pinkelen een eeuwenoud jongens- en mannenspel. Het staat zelfs op zeventiende eeuwse tegels afgebeeld. (3) Er bestonden zelfs vier hoofdvarianten, één van deze spelsoorten werd tot in de jaren vijftig in Naarden gespeeld. Het was erg populair onder de jongens. Mogelijk leidde baldadig spel tot gebroken ruiten en klachten bij de politie. Bij voorkeur koos de jeugd een speelveld ver van woningen of omringd door blinde muren. De Westwalstraat naast de Mariaschool en ook het Promersplein waren van die plekken.
Voor het spel was alleen een slaghout van 60 cm en een pinkelhoutje nodig. Het pinkelhoutje bestond uit een rond stokje met een dikte van 3 en een lengte van 12 centimeter. Aan beide einden werden, als bij een potlood, punten gesneden. Tijdens de vakantie en op zomeravonden was de jeugd meestal buitenshuis te vinden. Vaak besloot een groepje jongens spontaan om te pinkelen. Het aantal spelers kwam er niet op aan.
Met krijt werd op straat een vak van één bij één meter getekend. Daarna werd getost wie het eerst aan slag was, de rest verspreidde zich in de straat. De slagman ging in het getekende honk staan. In zijn linkerhand hield hij tussen duim en wijsvinger een punt van het stokje vast. Na het loslaten sloeg hij het pinkelhoutje met het slaghout de straat in. Bij drie keer misslaan was een ander aan de beurt. Was de slag raak, dan probeerden de spelers het houtje met hun handen te vangen. Ook ving men het houtje wel tussen de tanden, dat leverde extra punten en later een kunstgebit op.
Vanaf de vangplaats moest het houtje in het honk gegooid worden. Wie dat lukte was aan slag. Kwam het echter precies op de honklijn, dan moest de slagman 'neuzen'. Hij probeerde het slaghout verticaal op één van de punten te laten vallen, zodat het stokje buiten het honk sprong.
Werd naast het honk gegooid of raakte het stokje na het wegslaan de grond, dan speelde de slagman door. Met een slag op een punt liet hij het houtje opspringen en sloeg het tijdens die sprong verder. Ondertussen probeerden de andere spelers het te vangen. Bij misslag of vangen werd gewisseld van slagman. Het was de kunst om het pinkelhoutje zo ver mogelijk weg te slaan. Winnaar was hij, die de grootste afstand had overbrugd.

Zandhappertje
Er waren ook spelletjes voor zanderige terreinen, waarbij een mes nodig was. Het 'landgappertje' staat uitvoerig te boek, (1) daarom een beschrijving van 'zandhappertje'. Bij dit spel haalden de jongens allerlei toeren uit met een zakmes. Na een eenvoudig begin werden de kunstjes steeds ingewikkelder. Alles ging in een bepaalde volorde. Na het mislukken van de truc was een ander aan de beurt. Onhandige kinderen kwamen niet verder dan eenvoudige worpen en nooit toe aan moeilijke. Wie steeds de, meer vaardigheid eisende, handelingen foutloos uitvoerde was winnaar. Na afloop van het spel werd een lucifer in het zand gestoken. Alle spelers gaven er met het heft van het mes een klap op. De verliezer moest met zijn tanden de lucifer uit de grond trekken. Logisch, dat hij daarbij flink in het zand hapte.
Men begon met drie keer het mes in het zand te gooien. Het mes moest redelijk rechtop blijven staan, ook bij de volgende kunstjes. Had iedereen een beurt gehad, dan werd het mes op de palm van de hand gelegd. Vanaf die hand werd in het zand gegooid. Daarna ging het mes op de rug van de hand en zo in het zand. Na dit kunstje zette men het mes op de linkerwijsvinger. Met de rechtervinger gaf men het topje van het heft een zet, zodat het mes naar voren en in het zand tuimelde.
De truc, die volgde begon met de vorige uitgangspositie. Nu was het echter de bedoeling, dat het mes enkele salto's en een radslag in het zand maakte. Veel van deze kunstjes hadden een naam. In de oorlogsjaren noemde jongens uit onnozelheid de laatst beschreven truc nog steeds 'De wandelende jood'. Het is triest achteraf te weten, wat toen met onze joodse leeftijdsgenootjes gebeurde.

Noten:

1. Dr. A.C.J. de Vrankrijker. 'Kinderspelen in het Gooi', uitg. Poolman - Naarden 1981.

2. Kalma, J.J. 'Tipeljen, Biskriuwing fan in ald folksspul'. In Folkskun- dich jierboek III, Ljouwert, Fryske akademie 1970. (Tipeljen is vrij vertaald uit het Fries: Pinkelen)

3. Pluis, Jan, 'Kinderspelen op tegels', uitg. Van Gorcum, Assen 1979.


VHNO9310.SPL DE OMROEPER OKT. 1993, JAARGANG 6, NR. 4
 

 

 

 

 

   
   

Photo Album

Communities & Forums

Look at my new online photo album filled with pictures from my vacations, sporting events, and my family.
bulletMSN People & Chat

This site was last updated 12/08/02