misbruiken
Uit WikiWoordenboek
Inhoud |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: misbruiken (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /mɪzˈbrœykən/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /mɪzˈbrœːkən/
Woordafbreking
- mis·brui·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van bruiken met het voorvoegsel mis-.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
misbruiken |
misbruikte |
misbruikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
misbruiken
- op een slechte wijze gebruik maken van iets of iemand
- Hij misbruikte de toegang die hij uit hoofde van zijn functie tot deze gegevens had.
Vertalingen
1. op een slechte wijze gebruik maken van iets of iemand.
Zelfstandig naamwoord
misbruiken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord misbruik