Slavernij

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Een slavin wordt gestraft, 1839
Twee halve borden verbonden met een schakelketting, kunst van de Marrons, Tropenmuseum
Slaventransport in Afrika, gravure uit
Lehrbuch der Weltgeschichte oder Die Geschichte der Menschheit
William Rednbacher, 1890
Smeedijzeren slavenhalsboei; bij de Creoolse bevolking van Suriname staan dergelijke boeien bekend als 'banditi', hetgeen ook strafarbeid kan betekenen

Slavernij is een toestand waarin een mens eigendom is van een ander[1] of als zodanig wordt behandeld.

Slavernij komt nog op veel plekken in de wereld voor, hoewel het in de hele wereld is verboden. De schattingen over het aantal mensen in een situatie waarin ze gedwongen worden tewerkgesteld lopen van 30 miljoen[2] tot 100 miljoen.

Etymologie[bewerken]

De persoon die het bezit is, wordt slaaf (mannelijk) of slavin (vrouwelijk) genoemd. De term slaven is afgeleid van de Slavische volkeren die zich in de late migratieperiode (6e en 7e eeuw) in Oost-Europa en op de Balkan vestigden. Na de oudheid zouden deze volkeren eeuwenlang de belangrijkste leveranciers van slaven in Europa zijn. Het Latijnse woord servus voor "slaaf" ging toen "horige" betekenen en voor de "volle slaven" ging men het woord sclavus gebruiken, afgeleid is van het Oud-Slavische woord sloviti, dat "spreken" betekent, m.a.w. "de mensen die onze taal spreken". Voordat de Slavische volkeren de belangrijkste bron werden voor slaven, was brit in de Vroege Middeleeuwen een ander woord voor slaaf.[3]

Typen[bewerken]

Er bestaan verschillende typen van slavernij, die variëren naar de manier waarop mensen slaaf worden gemaakt en naar hoe zij daarna door hun eigenaren worden ingezet. Wanneer men onvrijwillig slaaf is gemaakt, is er sprake van mensenroof. Het verkopen van slaven (op een slavenmarkt) aan andere eigenaren wordt slavenhandel genoemd.

  • Schuldslavernij verwijst naar de situatie waarin mensen door omstandigheden afhankelijk zijn geworden van anderen voor hun levensonderhoud (al dan niet als keuze in nood), vaak totdat zij een bepaalde schuld hebben afbetaald. Soms geldt dit echter voor het leven, waarbij eventuele overgebleven schulden door volgende generaties worden geërfd, die daardoor ook slaaf worden. Dit kwam door de geschiedenis vooral voor onder landbouwvolkeren.[1] Ook misdadigers of andersgelovigen konden bij wijze van boetedoening tot slaaf gemaakt worden.[4]
  • Seksuele slavernij verwijst naar de situatie dat mensen, vooral vrouwen, seksueel worden uitgebuit voor het persoonlijk genot of het financieel gewin van de eigenaren. Deze vorm van slavernij komt vaak voort uit mensenhandel (niet te verwarren met mensensmokkel, hoewel dit kan uitdraaien op mensenhandel) en wordt ook wel gedwongen prostitutie genoemd (niet te verwarren met vrijwillige prostitutie, hoewel dit kan uitdraaien op gedwongen prostitutie).
  • Slavenjacht verwijst naar het tot slaaf maken van krijgsgevangenen en burgers van overwonnen volkeren voor eigen gebruik of verkoop.

Naar gelang de omstandigheden en cultuurhistorische context kon/kan slavernij voor individuen of groepen worden beëindigd doordat hun eigenaar hen (al dan niet tegen betaling) vrijlaat (manumissie), maar ook doordat zij er succesvol aan ontsnappen, ertegen in opstand komen of ervan worden bevrijd door een derde partij, bijvoorbeeld de wetgevende macht.

Religie[bewerken]

Verschillende religies zijn ambigu over slavernij. Verscheidene passages in heilige geschriften keuren slavernij goed, moedigen ertoe aan of reguleren het bezit, de behandeling van en/of de handel in slaven, andere passages veroordelen slavernij impliciet of expliciet naar gelang de omstandigheden. Het kwam en komt voor dat aanhangers van religies zich op verschillende of zelfs dezelfde passages in hetzelfde heilige boek baseren om te pleiten voor zowel invoering, verruiming dan wel handhaving van slavernij als vermindering of afschaffing en het verbieden ervan.

Jodendom[bewerken]

De Hebreeuwse Bijbel geeft uitvoerige regels voor het behandelen van slaven. Zo is het volgens het Oude Testament verboden om Israëlieten voor altijd in slavernij te houden (Exodus 21:2), wordt de verkoop van dochters als slavinnen gereguleerd (Exodus 21:7-11) en wordt het roven van Israëlieten om hen als slaaf te verkopen met de dood bestraft (Deuteronomium 24:7). Maar ook konden slaven uit omringende volkeren worden gekocht. Deze niet-Israëlitische slaven waren dan voor altijd eigendom van de koper en konden als erfelijk bezit worden overgedragen aan het nageslacht (Leviticus 25:44-46).

Christendom[bewerken]

In het Nieuwe Testament wordt slavernij veroordeeld noch verdedigd, wel zijn er verscheidene passages waarin duidelijk wordt gemaakt dat slaven en vrijen voor God gelijk zijn. Maar gevluchte slaven werden op bepaalde plaatsen in bepaalde tijden vervloekt en geweigerd tot de Heilige Communie of het avondmaal.[5] Jezus geeft in het Nieuwe Testament verschillende parabels waarin gesproken wordt over slaven en meesters, maar keurt slavernij niet expliciet af. De meeste verzen in het Nieuwe Testament waarin de slaaf direct genoemd wordt geven aan dat deze zich moet schikken in zijn lot en gehoorzaam moet zijn aan de meester (Lucas 12:47, 1 Timoteüs 6:1, Titus 2:9-10, Efeziers 6:5, 1 Petrus 2:18-19).

In bepaalde perioden meende men wel in het Oude Testament een rechtvaardiging voor het nemen en houden van slaven te zien. Zo dacht men bijvoorbeeld dat de vervloeking van Cham betekende dat de zwarte Afrikaanse bevolking voor de slavernij bestemd was.

Vanaf de 15e eeuw waren er verscheidene pausen die slavernij veroordeelden, maar paus Nicolaas V keurde het maken van slaven onder 'heidenen en ongelovigen' juist goed. De ontwikkelingen rond de slavernij in bijvoorbeeld Amerika liet ook verschillende invalshoeken zien: gevestigde kerken met wereldlijke invloed verdedigden de slavernij, maar er waren ook christenen onder de felste tegenstanders van slavernij. Zie verder onder Westerse slavernij.

Islam[bewerken]

In het verleden hebben de voornaamste islamitische rechtsscholen traditiegetrouw hun fiat gegeven aan de slavernij.[6] De islamitische profeet Mohammed en vele van zijn metgezellen kochten, verkochten, bevrijdden en maakten slaven.

In soera De Stad worden moslims aangemoedigd slaven te bevrijden en kan het vrijlaten van een slaaf als boetedoening dienen.

In islamitische wetgeving komt het onderwerp slavernij ruim aan bod.[6] De Koran (het heilige boek) en de Hadith (de overgeleverde uitspraken van Mohammed) zien slavernij als een buitengewone toestand waarin men onder bepaalde omstandigheden kan belanden.[7] Alleen kinderen van slaven of niet-islamitische krijgsgevangen konden slaven worden, nooit een als vrij man geboren moslim.[8] Ze beschouwen de vrijlating van een slaaf ook als een van de daden waarmee zonden kunnen worden uitgewist.[9] Volgens de sharia worden slaven beschouwd als mensen, die op grond van die staat bepaalde rechten hebben. Bovendien is een moslimslaaf wat religieuze zaken betreft gelijk aan een vrije moslim en staat boven een vrije niet-moslim.[10]

Geschiedenis[bewerken]

Het beeld van slavernij als Westerse misdaad van de 16e tot de 19e eeuw is niet volledig. Slavernij bestaat namelijk minstens zo lang als de geschiedschrijving. Het Oude Egypte, Oude Griekenland, de Romeinen, maar ook modernere Afrikaanse en Arabische culturen maakten en maken veelvuldig gebruik van slaven. Slavernij kwam ook in de Chinese, Indische en Amerikaanse indianenculturen voor.

Er waren wel verschillen tussen de diverse vormen van slavernij. Slavernij kwam voor als gedwongen dienstverlening zoals huishoudelijk werk, dienst in het leger en zware arbeid, maar werd ook als straf opgelegd om bijvoorbeeld schulden af te lossen. Soms kregen slaven loon, soms kost en inwoning. Essentieel aan slavernij is echter dat mensen door anderen, zonder dat ze daartoe de vrije keuze hebben, worden verplicht werk te verrichten. Een slaaf werkte meestal vanaf zijn geboorte of gevangenneming tot aan zijn dood voor zijn eigenaar. In sommige culturen kon een slaaf zijn vrijheid wel verdienen of kopen.

Oudheid[bewerken]

1rightarrow blue.svg Zie Slavernij in de oudheid voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de meeste culturen van de Oudheid verkeerde een groot deel van de "vrije" boeren in een soort horigheid ten opzichte van de grondbezitters. Daardoor hadden dezen ook zonder slavernij de beschikking over een voldoende hoeveelheid goedkope arbeidskrachten.

China en India[bewerken]

In het oude China en India bestond de grote massa der bevolking uit in naam vrije boeren, maar hun positie verschilde echter vaak niet of nauwelijks van die van horigen.

Egypte[bewerken]

Vroeger dacht men ook dat bijvoorbeeld de Egyptische piramiden door massale inzet van slaven gebouwd werden. Archeologisch onderzoek heeft aanwijzingen gevonden dat dit voornamelijk door de Egyptische boeren, arbeiders en bewoners zelf werd gedaan als herendienst aan de farao op tijdstippen dat het land toch niet bewerkt kon worden (tijdens de periodieke Nijloverstromingen die het land door vers slib verbeterden).

Grieken en Romeinen[bewerken]

Slavenmarkt in de Romeinse tijd. Schilderij van Gustave Boulanger, (1886).

Hoewel slavernij bij (vrijwel) alle culturen in de oudheid voorkwam, waren het vooral de Grieken en Romeinen die op grote schaal hiervan gebruik maakten. In de meeste culturen werden slaven vooral in de huishouding van rijke mensen gehouden en waren ze betrekkelijk gering in aantal. Alleen na oorlogen zwol hun aantal sterk aan, wanneer de verslagenen door een overwinnend leger in slavernij werden weggevoerd. Door de grote uitbreidingsoorlogen van de late Romeinse Republiek kwamen er tijdelijk grote aantallen slaven beschikbaar. Deze werden overal tewerkgesteld waar veel mankracht nodig was, zoals in de landbouw, mijnbouw en grote constructiewerken. De vaak verkondigde voorstelling dat in de Griekse en Romeinse samenleving slaven de grote meerderheid der bevolking uitmaakten is echter beslist overdreven. Soms speelden slaven voor ons onverwachte rollen: zo bestond de politie in Athene uit Scythische slaven. Bij de Grieken en Romeinen kwam het regelmatig voor dat slaven zichzelf vrijkochten of dat ze door hun eigenaar werden vrijgemaakt. Ook was het gebruikelijk dat een eigenaar bij zijn overlijden een gedeelte van zijn slaven per testament vrijmaakte. Het aantal vrijgemaakten, in met name de stad Rome zelf, groeide hierdoor zozeer dat keizers als Augustus beperkingen invoerden op het vrijmaken van slaven door hun eigenaar.

In de Romeinse Keizertijd, toen de grote veroveringsoorlogen waren opgehouden, begon de aanvoer van "verse slaven" te stokken. De grondbezitters gingen toen bevorderen dat de slaven op hun plantages een gezin konden stichten ("servi casati" – slaven met een eigen huishouding), zodat de slavenpopulatie langs natuurlijke weg in stand kon worden gehouden. Tegelijk was een groot deel van de voorheen vrije boeren, de coloni, langzamerhand in een soort horigheid vervallen. Op den duur zou het onderscheid tussen servi casati en coloni grotendeels verdwijnen.

Mesopotamië[bewerken]

Ook in Mesopotamië bestond slavernij, maar er waren wel bepaalde regels. Zo konden slaven in de tijd van Apil-Sin hun vrijheid krijgen wanneer ze geadopteerd werden door een ouder echtpaar die ze tot hun dood verzorgden. Daarna waren ze vrij.[11]

Palestina[bewerken]

De Hebreeuwse Bijbel verhaalt vaak en uitvoerig over slaven, slavernij en slavenhandel.

De bijvrouw van Abraham, Hagar, was een Egyptische slavin die hem zijn eerste zoon, Ismaël, schonk. Zijn achterkleinzoon Jozef werd als slaaf naar Egypte gevoerd. Het hele Joodse volk was in slavernij in Egypte geraakt, waaraan het kon ontsnappen onder leiding van Mozes (en dit wordt nog steeds herdacht met het joodse paasfeest, Pesach).

Westerse slavernij[bewerken]

Europese middeleeuwen[bewerken]

Na de oudheid werden vooral onder de Slavische volkeren, aan wie het woord 'slaaf' (Latijn: sclavus) is ontleend, slaven gemaakt. Hun status was lager dan die van de horigen, die voortaan met het Latijnse woord servus werden geïdentificeerd (Nederlands: zelfs, laten of liten) en enkel aan hun grond gebonden waren en in een relatie van wederzijdse afhankelijkheid ten opzichte van hun heer stonden.[12] In de vroege middeleeuwen bleef slavernij wijd verbreid aanwezig, waarbij de "volle slaven" steeds meer gerekruteerd werden onder de Slaven in Oost-Europa. Terwijl Verdun omstreeks 800 nog een bloeiende 'internationale' slavenmarkt had,[4] verschoof dit daarna meer naar het oosten, zoals Mainz en Praag.[13] Tussen 900 en 1300 nam het aantal slaven in Europa sterk af, vooral het aandeel Engelse en Slavische slaven.[4]

Het is een misverstand dat de kerk het rekruteren van medechristenen tot slaven ontmoedigde. Voor de kerkvaders gold dat men slavernij aan de eigen zondigheid te danken had. Wel werden slaven meer als mens beschouwd, weliswaar tweederangs, maar een vooruitgang ten opzichte van de oudheid waarin slaven beesten of instrumenten waren van instrumentum naar instrumentum vocale, een gereedschap met een stem. Lang hield de kerk er een dubbele moraal op na. Enerzijds hielden kerkelijke instellingen zelf slaven en werd het als onvermijdelijk gezien, anderzijds werd manumissio — het vrijlaten van slaven — wel gezien als bijdragend aan de heiligheid.[13]

Uiteindelijk droeg het christendom echter wel bij aan het verdwijnen van slavernij in West-Europa. Daarbij speelden echter ook andere factoren een rol, zoals bevolkingsgroei.[13]

Koloniale en postkoloniale slavernij[bewerken]

Afrikaans slaventransport.
De eerste slavenmarkt in Nieuw Amsterdam, Howard Pyle, 1655
Slavernij in postkoloniaal Brazilië door Jean-Baptiste Debret (1834).

Hoewel lijfeigenschap en horigheid in West-Europa nog voortduurden tot de Franse Revolutie en in Oost-Europa nog tot de late 19e eeuw (Rusland: 1861[12]), voerden de Europese koloniale machten van de 14e tot de 19e eeuw in hun koloniën een strengere vorm van slavernij in dan in Europa bestond. De trans-Atlantische slavenhandel bracht vooral zwarte Afrikanen naar Noord- en Zuid-Amerika waar zij op plantages tewerkgesteld werden. Het eerste Europese verzet tegen slavernij, en dan vooral slavenhandel, kwam in de 17e eeuw van bepaalde protestantse-christelijke groeperingen, vooral de quakers en de mennonieten. In de 18e eeuw maakten het piëtisme en de Verlichting de strijd tegen de slavernij algemeen.[14] Verscheidene Europese koloniën in Noord- en Zuid-Amerika die zich tussen 1770 en 1900 onder leiding van kolonisten van Europese afkomst onafhankelijk maakten van hun Europese moederlanden, handhaafden de slavernij; een opmerkelijke uitzondering hierop is Haïti, waar een succesvolle zwarte slavenopstand (1791-1804) tot de gelijktijdige dekolonisatie ten opzichte van Frankrijk en afschaffing van slavernij leidde. Het verzet tegen slavernij, abolitionisme, nam in Europese landen en hun Amerikaanse ex-koloniën steeds verder toe en behaalde geleidelijk de overwinning: eerst werd het houden van (niet-Europese) slaven in Europa zelf definitief verboden, daarna werd de slavenhandel verboden en ten slotte in slavernij in de (ex-)koloniën geheel afgeschaft.

België[bewerken]

Bij het ontstaan in 1830 van het huidige België vonden sommige politici dat de nieuwe staat koloniën nodig had. In de periode 1840 tot 1870 werden daarom diverse pogingen gedaan koloniën te verkrijgen. In Guinea en de Filipijnen faalden deze pogingen. Vanaf 1876 probeerde Leopold II als privéondernemer Kongo te verwerven. In 1884 werd Kongo toegewezen aan de onderneming van Leopold op de Koloniale Conferentie van Berlijn. De onderneming van Leopold voerde in Kongo een schrikbewind, dat ten slotte tot internationaal protest leidde. Het bewind werd gekenmerkt door slavernij, ontvoeringen, marteling, verkrachtingen, onthoofdingen en afhakken van handen. De schattingen over het aantal slachtoffers variëren echter aanzienlijk.

In 1908 werd Kongo vervolgens door de Belgische regering geannexeerd en Belgisch-Congo genoemd. Aan het eind van de jaren vijftig kwam de Congolese onafhankelijkheidsbeweging op onder leiding van Patrice Lumumba en in juni 1960 vond de soevereiniteitsoverdracht plaats.

Brazilië[bewerken]
1rightarrow blue.svg Zie Slavernij in Brazilië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Rond 1550 kwam de slavenhandel tussen Afrika en Brazilië op gang. Men schat dat 37% van alle slaven wereldwijd in dit land terechtkwamen, in totaal rond de 3 miljoen personen. De Portugezen en na de onafhankelijkheid in 1822 de Brazilianen zelf stelden zwarte slaven te werk in de (goud)mijnbouw en vooral op de suikerrietplantages. Door protest van Braziliaanse intellectuelen en diplomatieke druk vanuit het Verenigd Koninkrijk (dat in de goedkope slavenarbeid een geduchte economische concurrentie zag, maar de slavernij ook op humanitaire gronden veroordeelde), werd van 1850 tot 1888 een reeks wetten aangenomen die de slavernij geleidelijk afschaften.

Frankrijk[bewerken]

Frankrijks belangrijkste kolonie was lange tijd Saint Domingue, dat in 1789 naar schatting 452.000 zwarte slaven telde, bijna de helft van alle slaven in het Caribisch gebied.[15] Onder invloed van de Verlichting was in Frankrijk in 1788 de Société des Amis des Noirs opgericht en de Franse Revolutie, die een jaar later uitbrak, leidde tot een principiële afkeuring van de slavernij, die overigens in de praktijk niet veel resultaat had.[14] Toen in 1791 de Haïtiaanse Revolutie uitbrak, waarbij in korte tijd duizenden zwarte slaven het Franse juk van zich afschudden en wraak namen op hun blanke onderdrukkers, bleek Frankrijk niet in staat de opstand neer te slaan, vooral niet toen de Britten en Spanjaarden de zwarte rebellen steunden. Echter, toen bleek dat zij eigenlijk de rijke kolonie voor zichzelf wilden, koos rebellenleider Toussaint Louverture toch voor terugkeer onder Frans gezag op voorwaarde dat de slavernij werd afgeschaft, hetgeen in alle Franse koloniën gebeurde in 1794. Vervolgens verdreef Louverture de Britten en Spanjaarden en in 1800 plunderde hij de Spaanse buurkolonie Santo Domingo en bevrijdde ook de slaven daar. Ondertussen werkte hij toe naar meer autonomie voor Haïti ten opzichte van Frankrijk, waar consul Napoleon Bonaparte echter een stokje voor stak door een flink invasieleger te sturen en hem tot overgave te dwingen op belofte van vrijheid. Louverture ging akkoord, maar werd later toch gevangen genomen en naar Frankrijk gebracht, terwijl Napoleon op 20 mei 1802 de slavernij opnieuw invoerde. Daarop brak een nieuwe Haïtiaanse opstand uit onder leiding van Jean-Jacques Dessalines, die erin slaagde de Fransen te verdrijven en een Franse heroveringspoging af te slaan door te zegevieren in de Slag bij Vertières (18 november 1803), die Haïti's onafhankelijkheid verzekerde. In 1804 beval Dessalines een genocide op vrijwel alle blanken in Haïti, waarbij 3000 tot 5000 mensen de dood vonden.

Tijdens de Februarirevolutie (1848) schafte Frankrijk de slavernij in zijn overige koloniën definitief af.[14]

Groot-Brittannië[bewerken]
William Blake – Neger opgehangen aan een rib

Groot-Brittannië nam in de 18e eeuw de Nederlandse voortrekkersrol in de slavenhandel over. Het verzet tegen de slavernij groeide echter. Reeds in 1772 had de Britse opperrechter Lord Mansfield in de vermaarde zaak-Somerset de uitspraak gedaan dat een slaaf die in Groot-Brittannië voet aan wal zette, vrij was. De methodisten, geleid door Thomas Clarkson en William Wilberforce, stichtten in 1787 de Society for the Abolition of the Slave Trade. In 1807 en nog strenger in 1811 verbood het Verenigd Koninkrijk de trans-Atlantische slavenhandel en in 1833 verbood het de slavernij geheel.[14]

Nederland[bewerken]
Bioscoopjournaal uit 1963. Viering van de Emancipatiedag op het Oranjeplein te Paramaribo ter gelegenheid van de afschaffing van de slavernij 100 jaar geleden.
1rightarrow blue.svg Zie Geschiedenis van de Nederlandse slavernij voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Een slavenstempel (slaven werden gebrandmerkt met de initialen van hun meester)

In de 17e eeuw had Nederland een voortrekkersrol bij de slavenhandel, die in de 18e eeuw werd overgenomen door Engeland. De Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel was vooral in handen van de West-Indische Compagnie (WIC). In totaal verscheepte de WIC en diverse particulieren rond de 450.000 van de in totaal van naar schatting 10 tot 11 miljoen slaven die vanaf de West-Afrikaanse kust werden verhandeld. Vooral het fort Sint George te Elmina speelde een grote rol. Het in 1634 door de WIC veroverde Curaçao werd het westelijke centrum voor de handel in slaven. Ook in VOC-gebieden hield men veel slaven. Rond 1670 telde Batavia ongeveer 13.000 slaven, de helft van de totale bevolking.[16] Deze slaven kwamen voornamelijk uit Zuid-Azië: India en Zuidoost-Azië: Birma, Bali, Makassar en Banda, maar ook uit de kuststrook van China. Een groot deel van Batavia bestond uit zogenoemde Mardijkers, dat waren tot het protestantisme bekeerde slaven die na een aantal jaar in dienst van de VOC onder voorwaarden vrijgelaten werden.[17] In 1732 werkten in Ambon en omliggende eilanden 3.777 slaven[18] In de kolonie Kaap de Goede hoop in Zuidelijk-Afrika maakte de VOC gebruik van in eerste instantie op Portugal buitgemaakte Angolese slaven. Later werden slaven aangevoerd vanuit Mozambique, Madagaskar, Bengalen, Maleisië en Indonesië. Rond 1800 werkten er rond de 17.000 slaven op de Kaap.[19] Schattingen over de omvang van de slavenhandel in door de VOC beheerste gebieden liggen rond een half miljoen, ongeveer gelijk aan de trans-Atlantische slavenhandel.[20]

In 1797 schreef de Schot in Nederlandse dienst, John Gabriël Stedman, het boek Narrative of a five years expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Dit door Johannes Allart als Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana vertaalde boek (verschenen in 1799-1800), werd door de beschrijving van de mishandelingen door Nederlandse slavenhouders in Suriname en door de afbeeldingen van William Blake daarvan een belangrijk wapen voor de voorstanders van afschaffing van slavernij.

Op 1 juli 1863, dertig jaar na het voorbeeld van de Britten, klonken 21 kanonschoten in Paramaribo en werden de slaven vrije mensen. De Nederlandse regering betaalde een schadevergoeding van 300 gulden per slaaf aan de eigenaars ter compensatie voor het verloren eigendom. Slavenhouders maakten vlak voor de afschaffing extra jacht op weglopers om zo veel mogelijk compensatiegeld op te strijken. De voormalige slaven werden wettelijk verplicht nog tenminste tien jaar betaald op de plantages te blijven werken. De vrijmaking wordt op 1 juli gevierd als Keti-koti (ketenen verbroken), tijdens het Kwakoe Zomerfestival.

De slavernij werd in 2007 als een van de vijftig thema's opgenomen in de canon van Nederland van de commissie-Van Oostrom.

Spanje en Portugal[bewerken]

Omstreeks 1500 waren er in de christelijke koninkrijken Spanje en Portugal talrijke blanke, Moorse, joodse en zwarte slaven. In het begin van de 16e eeuw en nog lang daarna, werden door Spanje en andere landen de volgende personen als slaaf beschouwd:

  • ieder die uit een slavenmoeder geboren was
  • wie in een 'rechtvaardige oorlog' gevangengenomen was
  • kinderen die door hun ouders in slavernij verkocht werden
  • misdadigers die door rechterlijk vonnis tot slaaf waren gemaakt
  • tot het christelijk geloof overgegane joden (marranen) en islamieten (morisken) die niet zuiver in de leer waren, verloren soms hun vrijheid
  • vrouwen van hogere stand konden hun vrijheid verliezen door 'ongeoorloofde betrekkingen' met de lagere geestelijkheid. Soms deelden hun kinderen dat lot
  • schuldenaars die hun schulden afkochten door zich tijdelijk of blijvend in vrijwillige slavernij van de schuldeiser te begeven.

Portugal exploiteerde op grote schaal slaven in Brazilië tot dat dit land in 1822 onafhankelijk werd. Brazilië schafte vijfenvijftig jaar later, in 1878, de slavernij af.[14]

Verenigde Staten[bewerken]
Territoriale evolutie van vrije staten en slavenstaten 1789-1861.

Nadat de dertien koloniën aan de Noord-Amerikaanse oostkust zich tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) bevrijdden van de Britse overheersing, werd de slavernij in de Verenigde Staten gehandhaafd. De discrepantie tussen deze vrijheid van de blanke ex-kolonisten en de ontzegging van de gekleurde medemensen van hetzelfde recht werd echter steeds sterker gevoeld en de Amerikaanse abolitionistische beweging kwam spoedig op gang[14] (het woord abolitionism zelf stamt uit 1787). Op 1 januari 1808 werd slavernij in verschillende noordelijke staten afgeschaft en er kwam een landelijk verbod op slavenhandel vanuit Afrika. Samen met Verenigd Koninkrijk stelden de VS in 1814 een controle in op smokkelhandel in slaven.[14] De zuidelijke Amerikaanse staten waren echter tegen afschaffing van de voor hun economie zeer belangrijke slavernij. Terwijl nieuwe territoria in het westen zich wilden aansluiten bij de VS, vooral in het gebied dat Frankrijk in 1803 aan de Amerikanen had verkocht, rees de vraag of daar al dan niet slavernij mocht worden ingevoerd. De kwestie werd op de spits gedreven door de toetreding van Missouri, waarop in 1820 het Missouri-compromis werd gesloten: alle toekomstige westelijke staten ten noorden van de 38e breedtegraad zouden vrij van slavernij blijven (op Missouri na), ten zuiden ervan mocht slavernij worden ingevoerd. De spanningen bleven echter toenemen en na de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog (1846-1848) moest het Compromis van 1850 worden gesloten over de op Mexico veroverde gebieden. Dat bepaalde dat Californië, dat aan weerszijden van de 38e breedtegraad lag, een ongedeelde "vrije" staat zou worden, terwijl de bevolking van Utah en New Mexico zelf mocht beslissen over invoering van slavernij (beide stemden vóór); verder bepaalde de Fugitive Slave Act dat naar het vrije noorden ontsnapte slaven niet mochten worden geholpen en naar het zuiden moesten worden teruggestuurd. In 1854 keurde het Amerikaans Congres de Kansas-Nebraska Act goed, die het Missouri-compromis nietig verklaarde, de territoria Kansas en Nebraska organiseerde en de inwoners zelf de keuze liet. Spoedig werd het Kansas-territorium gekoloniseerd door zowel voorstanders van slavernij (Border Ruffians) als abolitionisten (Free-Staters), tussen wie in de periode 1854-1861 talloze schermutselingen plaatsvonden, bekend geworden als Bleeding Kansas. De Republikeinse Partij, die in 1854 ontstond als de politieke tak van de abolitionisten, stelde dat de federale regering moest ijveren voor de landelijke afschaffing van slavernij, terwijl de Democratische Partij, gedomineerd door pro-slavernij-zuiderlingen, vond dat iedere staat zelf mocht bepalen. Onderliggende structureel conflicterende (voornamelijk economische) belangen tussen Noord en Zuid, gecombineerd met een reeks incidenten zoals de verkiezing van de Republikein Abraham Lincoln met vrijwel alleen noordelijke steun in 1860, de toetreding van Kansas als "vrije" staat begin 1861 en de afscheiding van de Geconfedereerde Staten van Amerika, leidden uiteindelijk tot het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). In 1863 voerde het Noorden de Emancipatieproclamatie in, die verklaarde dat alle slaven in de zuidelijke staten "voor altijd vrij" waren. Lincoln, die zelf geen abolitionist was, tekende deze wet meer om tactische dan ideologische redenen om zo de oorlog te kunnen winnen met steun van Europa en de radicale abolitionisten in het Noorden; de slavernij in de grensstaten die bij het Noorden waren gebleven liet hij dan ook voorlopig intact om hen niet te vervreemden en naar het Zuiden te doen overlopen. Na de overwinning van het Noorden op het Zuiden werd dan toch de slavernij in het hele land afgeschaft met het Dertiende amendement van de grondwet van de Verenigde Staten (1 februari 1865).

Westerse slaven in de Nieuwe Wereld[bewerken]

William Blake – Europa, ondersteund door Afrika en Amerika
Blanke slaven[bewerken]

Tussen 1512 en 1693 werden blanke slaven en slavinnen vaak naar het Caribisch gebied gebracht, eerst door de Spanjaarden, later ook door anderen. Tussen 1654 en 1685 vertrokken ongeveer 10.000 indentured servants, contractueel verplichte arbeiders, uit Bristol naar West-Indië en Virginia. Sommigen kwamen vrijwillig, anderen waren ontvoerd in de straten van Londen en Bristol. Later werden criminelen als gedwongen arbeider uit Engeland naar West-Indië gebracht. Franse koloniën kenden zogenaamde engagés. De Staten van Holland besloten in 1684 om misdadigers uit de provincie Holland naar De West (Suriname) te zenden in plaats van ze in tuchthuizen op te sluiten.

Inheemse Amerikanen[bewerken]

In de Spaanse en Portugese koloniën in Zuid- en Midden-Amerika stierf de autochtone bevolking, die gedwongen werd als slaaf op de plantages te werken, massaal doordat zij in het geheel geen resistentie had tegen ziekten als pokken en pest. In sommige gebieden was de inheemse bevolking bovendien al vóór de epidemieën erg schaars geweest.

Afrikanen[bewerken]
Voorgedrukt koopcontract voor een 18-jarige slaaf, getekend te Lima, Peru, 13 oktober 1794.
1rightarrow blue.svg Zie Trans-Atlantische slavenhandel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Rond 1660 ontstond een tekort aan arbeiders in de VS. Boeren uit New Carolina en Virginia waren de eersten die Afrikaanse slaven gingen gebruiken voor de tabaksoogst. Virginia was ook de eerste staat die haar wetten veranderde: zwarten die in hun geboorteland geen christen waren werden als slaven beschouwd. Men ging op grote schaal slaven importeren uit Afrika. Daar hadden zwarte stamhoofden ontdekt dat het lucratief was de bij een stammenoorlog buit gemaakte gevangenen niet meer te doden, zoals te doen gebruikelijk was, maar voor een goede prijs te koop aan te bieden.

De slaven werden vooral ingezet bij de teelt en verwerking van suikerriet. Het leven van deze slaven was zeer hard. Ze werden met een terreurregime onder de duim gehouden. Het sterftecijfer op de plantages overtrof over het algemeen in aanzienlijke mate het geboortecijfer.

Littekens van een zweep op de rug van een slaaf.

Toen de Engelsen, Nederlanders en Fransen zich in de 17e eeuw meester maakten van een groot deel der Caribische eilanden en de Guyana's, begonnen zij ook daar suikerrietplantages aan te leggen, met zwarte slaven. De levensomstandigheden op de plantages waren over het algemeen niet beter dan in de Verenigde Staten.

Tussen ongeveer 1500 en 1850 werden omstreeks 11 miljoen Afrikanen als slaaf over de Atlantische Oceaan getransporteerd. Gemiddeld stierf zo'n 15% van de slaven tijdens het transport, vergelijkbaar met de sterfte onder de bemanning. Nederland nam met rond de 550.000 slaven 5% van de totale slavenhandel voor zijn rekening.[21]

In de 18e eeuw begon de slavernij zich ook te ontwikkelen in de Engelse kolonies langs de kust van Noord-Amerika, de oostkust van de latere Verenigde Staten. Hier was het sterftecijfer onder de slaven over het algemeen lager dan het geboortecijfer, misschien dankzij een iets betere behandeling, of door het minder tropische klimaat, waardoor het gemakkelijker was ziekten onder controle te houden. Werkelijk goed waren de levensomstandigheden van de zwarte slaven hier evenmin.

Gevluchte slaven stichtten gemeenschappen op ontoegankelijke plaatsen. Zulke gemeenschappen van Marrons ontstonden op vele plaatsen, van het Amazonegebied tot in de Amerikaanse staten Florida en North Carolina. Veelal voerden de Marrons een guerrillastrijd tegen de plantage-eigenaren.

Aziaten[bewerken]

Ook in Batavia waren slaven, in de 18e eeuw zelfs meer dan 60% van de bevolking. Deze waren met vele duizenden aangevoerd uit India en Arakan (Birma), en later ook uit Bali en Celebes. Om opstanden te voorkomen mochten geen Javanen tot slaaf worden gemaakt.

Sub-Saharisch Afrika[bewerken]

De routes waarlangs slaven werden getransporteerd.

In Afrika bestaat slavernij en slavenhandel al duizenden jaren, tot op de dag van vandaag. In het rijk Senegambia was een derde van de bevolking slaaf tussen 1300 en 1900. Afrikaanse volkeren zoals de Ashanti in Ghana en de Yoruba in Nigeria waren economisch afhankelijk van slavenhandel. De Imbangala van Angola en de Nyamwezi van Tanzania dienden als makelaars of voerden oorlog met andere volkeren om slaven buit te maken voor Europeanen. Piet Emmer beschrijft in zijn boek De Nederlandse Slavenhandel 1500-1850 hoe in oorlogen tussen Afrikaanse volkeren veel krijgsgevangenen werden gemaakt, die als ze niet vermoord werden als slaven werden gebruikt of verkocht.

Somalische slavenhandel[bewerken]

De Bantoe (ook wel Gosha, Jareer en Mushunguli genoemd) zijn een etnische minderheidsgroep in Somalië.[22] De Somalische Bantoe zijn de afstammelingen van mensen uit hedendaags Tanzania, Malawi en Mozambique, die als slaaf werden verkocht als onderdeel van de recente Arabische slavenhandel.[22] Het aantal Bantoe inwoners in Somalië voordat de burgeroorlog uitbrak was ongeveer 80.000 (1970 schatting). De meeste wonen tussen de rivieren Jubba en Shebelle in het zuiden van Somalië. Echter, recente schattingen noemen een groter aantal, tot 900.000.[23] In tegenstelling tot de Somaliërs, die voor het grootste deel stedelingen en nomadische herders zijn, zijn de Bantoe hoofdzakelijk sedentaire boeren. Bantoe zijn ook fysiek, etnisch en cultureel gepolariseerd van Somaliërs, en zijn gemarginaliseerd sinds hun komst in Somalië.[22][24] De Bantoe slaven (die jareer genoemd werden door hun Somalische meesters) werden gekocht in de slavenmarkt om werk op plantages te verrichten.[25][26] Bovendien werd in de Somalische sociale mores sterk neergekeken op elke vorm van seksueel contact met Bantoe-slaven.[26] Vrijheid voor deze plantageslaven was alleen mogelijk door te ontsnappen of door zich te bekeren tot de Islam.

Een Bantoe slaaf in Mogadishu,Somalië (1882–1883).

Naast de Bantoe plantageslaven werden er ook Oromo gevangengenomen tijdens oorlogen met, en aanvallen op, Oromo-nederzettingen.[27][28] Maar er waren verschillen in termen van de vangst en behandeling van Oromo-slaven ten opzichte van de Bantoe plantageslaven. Op individuele basis werden de Oromo-slaven door hun Somalische meesters niet gezien als jareer.[27] De gevangengenomen Oromo waren ook meestal jonge kinderen en vrouwen en deze werden opgenomen in de families van hun ontvoerders; de mannen werden meestal gedood tijdens de aanvallen. Oromo-jongens en meisjes werden door hun Somalische meesters gezien en behandeld als hun eigen kinderen. Gewaardeerd om hun 'schoonheid' werden ze als wettige seksuele partners goedgekeurd. Veel Oromo-vrouwen werden concubines van hun Somalische meesters, terwijl anderen huispersoneel werden. In sommige gevallen waren hele Oromo-clans geassimileerd in het Somalische clansysteem. Noch gevangen Oromo-kinderen, noch vrouwen werden gedwongen plantagewerk te verrichten, en ze werkten meestal samen met de Somalische vrouwen in huis of op het land.[28] Nadat een Oromese concubine een kind kreeg van haar Somalische echtgenoot, werden het kind en de vrouw geëmancipeerd en de Oromo-vrouw kreeg de status die een autochtoon Somaliër had.

Nabije Oosten en Noord-Afrika[bewerken]

Slavenmarkt van omstreeks 1236 in Jemen
Armeense slavin wordt geveild, 29 september 1915, Richard G. Hovannisian: Remembrance and denial)
1rightarrow blue.svg Zie Arabische slavenhandel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Arabisch-Afrikaanse slavenhandel is ouder dan de Europese en heeft eveneens een zeer grote omvang gekend. De Arabisch-Afrikaanse slavenhandel startte rond de 6e eeuw n.Chr. en eindigde in de 20e eeuw. Exacte cijfers over het aantal gevangengenomen Afrikanen zijn niet voorhanden, schattingen liggen tussen de 15 en 28 miljoen mensen. De Arabieren haalden hun Afrikaanse slaven ook uit West-Afrika net als de westerse landen.

De Somaliërs participeerden ook met de slavernij, ze haalden hun slaven uit West- en Centraal-Afrika en de Swahilikust, en verkochten de gevangengenomen slaven door aan de Arabieren en andere markten. De meeste slaven waren Ethiopische krijgsgevangenen, maar er werden ook veel dorpen geplunderd door de Somaliërs in Zuid-Oost-Afrika, wat veel mensen uit hedendaags Tanzania, Malawi en Mozambique naar Somalië bracht.[29] Zanzibar was een bekend centrum voor slavenhandel. Het was in de Arabische wereld gebruikelijk dat bij stammenoorlogen de ‘winnaar’ de overwonnen mannen doodde en de vrouwen en kinderen tot bezit maakte. Dat was in conflicten tussen Arabieren en Afrikanen niet anders. De buitgemaakte vrouwen en kinderen werden per schip of middels een karavaan (lopend) naar de Arabische wereld gebracht. Zo'n 60 procent van de door de Arabieren veroverde Afrikaanse slaven stierf tijdens dit transport. Waar de Westerlingen zich concentreerde op mannelijke slaven (voor arbeid), richtte de Arabieren zich op vrouwen, de Arabieren importeerden ongeveer 65% vrouwen tegen 35% mannen – deze vrouwen kwamen veelal in harems terecht. De mannen werden vooral ingezet in het leger, zoals de Mamelukken). Jongetjes werden vaak omgevormd tot eunuch.

Tot in de 20e eeuw heeft er in bepaalde delen van de Arabische wereld slavenhandel plaatsgevonden. De Arabische slavenhandel richtte zich niet alleen op slaven uit Afrika, maar ook op christenslaven uit Europa. Deze slavenhandel was het domein van de zogenaamde 'Barbarijse zeerovers' (zie hierna).

Arabieren[bewerken]

In de praktijk hebben slaven verschillende sociale en economische posities ingenomen, van emir tot arbeider. Slaven werden breed ingezet in irrigatie, mijnbouw, werk op het land en in het leger. Sommige heersers leunden zo zwaar op slaven in het leger en de overheid dat deze de macht konden overnemen. Desalniettemin worden slaven niet steeds behandeld in overeenstemming met islamitisch recht. Soms waren de toestanden zo bar dat er rellen ontstonden zoals de Opstand van Zanj.[30] Dit was echter de uitzondering op de regel omdat de overgrote meerderheid van het werk in de middeleeuwse islamitische wereld werd gedaan door vrije, betaalde krachten. Om verschillende redenen was de natuurlijke groei van de slavenpopulatie niet genoeg om te voldoen aan de vraag naar slaven in de moslimgemeenschap. Het gevolg was een omvangrijke import van slaven die gepaard ging met enorm veel leed en grote aantallen doden bij het gevangennemen en vervoeren van slaven uit niet-moslimlanden.[31] In theorie heeft slavernij in islamitisch recht geen raciale componenten, maar in de praktijk was dat soms anders.[32]

De Arabische slavenhandel concentreerde zich vooral in Westelijk Azië en Noord-Afrika. Tegen het eind van de 19e eeuw bereikte deze een minimum. In het begin van de 20e eeuw, na de Eerste Wereldoorlog, werd slavernij in moslimlanden geleidelijk verboden en onmogelijk gemaakt, voornamelijk onder druk van Westerse mogendheden als Engeland en Frankrijk.[7] Toch is er nog steeds slavernij waarbij men zich op de islam beroept, met name in de Afrikaanse republieken Tsjaad, Mauretanië, Niger, Mali en Soedan.[33][34]

Mamelukken[bewerken]

Ook werden slaven ingezet in het leger, de zogenaamde Mamelukken. De eerste Mamelukken werkten voor het Kalifaat van de Abbasiden in het 9e-eeuwse Bagdad. De Abbasiden wierven hen uit niet-moslimfamilies in Turkije, Oost-Europa, Centraal-Azië en de Kaukasus. Door niet-moslims als militairen in te zetten werd gedeeltelijk het islamitische verbod op gevechten tussen moslims omzeild. Na hun bekering tot de islam werden zij opgeleid tot cavaleristen. Hun diensten werden beloond met macht en uiteindelijk met vrijheid. Vele Mamelukken klommen op tot hoge posities binnen het rijk. De status was niet-erfelijk: zonen konden hun vaders niet opvolgen.

De Mamelukken dienden ook in de Somalische legers van het Sultanaat van Adal, dat in oorlog was met de Ethiopische Keizerrijk, in de 13e eeuw. Omdat ze niet gerelateerd waren met de Somalische stammen, waren ze goed te vertrouwen bij de generaals. Adal was hierdoor in staat om meer dan een derde van de Ethiopische Keizerrijk te veroveren, onder leiding van Ahmad ibn Ibrihim.

In het leger van het Ajjoebidische Rijk, opgericht door Saladin, verkregen de Mamelukken na verloop van tijd de overmacht. In 1250 leidden Mamelukse emirs een succesvolle coup tegen de staat en vermoordden de Ajjoebidische sultan. Daarna konden ze Egypte voor zich opeisen. Het Mamelukse Rijk werd ten val gebracht door de Ottomanen. In 1517 versloeg sultan Selim I het Mamelukse leger. De Ottomanen namen de macht in Egypte over, maar de Mamelukken bleven aan als plaatselijke elite.

Barbarijse zeerovers[bewerken]

Het verkrijgen van 'christenslaven' uit West-Europa was vooral het domein van de zogenaamde 'Barbarijse zeerovers', die opereerden vanuit bases in Noord-Afrika, in de autonome provincies van het Ottomaanse Rijk met de hoofdsteden Algiers, Tunis en Tripoli, en ook vanuit het onafhankelijke Marokko, met name Salé aan de Atlantische kust.

Sinds de 16e eeuw was de Europese scheepvaart in de Middellandse Zee sterk toegenomen en deze vormde het doelwit van de Barbarijse zeerovers. De bemanningen van de veroverde schepen werden als slaven aan land gebracht en verhandeld. Daarnaast werden vanuit Noord-Afrika voortdurend strooptochten ondernomen op de kusten van de christelijke gebieden in het noorden van de Middellandse Zee en zelfs ver daarbuiten. Hele dorpen, gelegen van Sicilië tot op IJsland zijn vanaf de 16e tot de 19e eeuw in de Noord-Afrikaanse slavernij terechtgekomen. In enkele van die plaatsen worden jaarlijks nog steeds herdenkingen gehouden naar aanleiding van deze voorvallen. Later werd de ontvoering van de held of heldin door Arabische piraten, gevolgd door slavernij, meestal in de harem, een literair topos dat met name in veel opera's voorkomt.

De Barbarijse slaven waren niet alleen goedkope werkkrachten, maar zij konden ook geld opleveren door losgeld te bedingen voor hun vrijlating. De westerse mogendheden gingen daar vaak op in, vooral als de slaven behoorden tot de beter gesitueerden. Voor de jonge Verenigde Staten van Amerika waren de aanvallen door Barbarijse zeerovers op Amerikaanse schepen de reden voor de oprichting van hun marine in 1794. Door de eeuwen heen is geprobeerd de praktijken van de Barbarijse zeerovers gewapenderhand de kop in te drukken. Een kustbombardement vanaf marineschepen wilde nog wel eens tijdelijk effect hebben, maar pas nadat de Fransen in 1830 Algiers hadden veroverd, kwam langzaam maar zeker een eind aan deze vorm van slavernij.

Hoewel de Barbarijse slaven in de slavernijdiscussie nogal onderbelicht zijn gebleven, ging het bepaald niet om een marginaal verschijnsel. De historicus Robert C. Davis schat hun aantal door de eeuwen heen op 1 à 1,25 miljoen.[35] Deze cijfers hebben uitsluitend betrekking op de gebieden rond Algiers, Tunis en Tripoli. Daarbij moeten de cijfers voor Marokko en Egypte nog worden opgeteld.[36] Hierbij moet worden opgemerkt dat naast de Barbarijse slaven, elders in de islamitische wereld nog grotere aantallen christenen tot slaaf werden gemaakt. Zo zou het Ottomaanse Rijk, volgens de gerenommeerde Turkse historicus Halil Inalcik, tussen 1450 en 1700 zo’n 2,5 miljoen Poolse, Russische en Oekraïense slaven via de Krim hebben geïmporteerd.[37]

Wereldwijde wettelijke afschaffing[bewerken]

Nederlandse ontwerpwet voor de afschaffing van de slavernij
The Official Medallion of the British Anti-Slavery Society

Frankrijk schafte tijdens de revolutie in 1794 de slavernij af (het paste immers niet goed bij de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap), maar Napoleon I draaide dat snel weer terug. Denemarken was in 1803 het eerste Europese land dat slavernij afschafte. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk de slavenhandel en in 1833 de slavernij. In 1838 werd in de Britse koloniën de laatste binding tussen voormalige eigenaars en slaven ontbonden. In 1848 werd de heringevoerde slavernij in Franse koloniën verboden en de Code Noir afgeschaft.

De kwestie van de afschaffing van de slavenhandel kwam zijdelings ook ter sprake op het Congres van Wenen. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Castlereagh (die morele bezwaren had) en tsaar Alexander I waren er voorstander van. De gevolmachtigden van Spanje (Labrador) en Portugal (Palmella) verzetten zich ertegen met het argument dat het verbod op slavenhandel ingrijpende gevolgen had voor hun economie, respectievelijk in Cuba en Brazilië, die de slaven niet konden missen als goedkope arbeidskrachten. Palmella haalde ook de kwestie aan dat het niet onder het internationale recht viel en dat het een interne aangelegenheid betrof van elk land. Hij herinnerde het Congres eraan dat de afschaffing van de slavenhandel hier niet aan de orde was. Castlereagh opperde daarop het idee van handelssancties op door slavenarbeid geproduceerde goederen. Dit leidde tot enkele nijdige reacties. De zaak werd ten slotte op de lange termijn geschoven met plechtige verklaringen waarbij slavenhandel als weerzinwekkend en immoreel werd gebrandmerkt. Zij gaven te kennen de slavenhandel uit te roeien en beloofden dat doel met ijver en volharding te zullen nastreven.

Vrijlatingsbrief voor de slavin Lina Julia Vasilda, 19 maart 1860

In 1859 schafte Nederland de slavernij in de onder direct bestuur staande delen van Oost-Indië af. Een strategisch moment van minister van Koloniën Jan Jacob Rochussen. Een jaar later verscheen namelijk Max Havelaar, de aanklacht van Multatuli (Eduard Douwes Dekker) tegen de Nederlandse politiek in Nederlands-Indië. Nog vier jaar later, in 1863, schafte Nederland de lucratieve slavernij in de West-Indische koloniën (Suriname en de Nederlandse Antillen) af. In Europa was Nederland een van de laatste landen die de slavernij afschaften, op Portugal en Spanje na.

Slavenwinkel en veilinghuis in 1864 in Atlanta, Georgia, VS, vlak voor de afschaffing van de slavernij aldaar.

De Verenigde Staten kwamen in september 1862 met de Emancipatieproclamatie van president Lincoln, toen afschaffing van de slavernij als een van de oorlogsdoelen tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog onvermijdelijk was geworden. Op 1 januari 1863 werd de afschaffing in de noordelijke staten van kracht.

In Brazilië ondertekende prinses Isabella in 1888 tijdens de afwezigheid van de keizer de Lei de Aurea waarmee de slavernij werd afgeschaft.

In bepaalde delen van Afrika en Azië, onder andere in Liberia, Ethiopië, Arabië en de indirect bestuurde delen van Nederlands-Indië, bleef slavernij legitiem tot in de 20e eeuw. Op het eiland Soembawa (Sumbawa, Indonesië) werden de slaven pas vrijgelaten op 31 maart 1910. In Ethiopië werd de slavernij in 1931 afgeschaft, in Bahrein in 1937, in Koeweit in 1949, in Qatar in 1952 en in Jemen in 1962. In dat laatste jaar liet prins Faisal van Saoedi-Arabië circa 100.000 tot 200.000 Oost-Afrikaanse slaven vrij. In 1981 werd in Mauritanië officieel de slavernij afgeschaft, waarmee Mauritanië de laatste slavenstaat ter wereld was. Strafbaar werd slavernij in Mauritanië pas in 2007.[38]

Moderne slavernij[bewerken]

In 2001 verklaarde de VN-conferentie tegen racisme die in Durban gehouden werd slavernij tot een van de misdaden tegen de menselijkheid. Er werd aan staten geen juridische verplichting opgelegd om compensatie te betalen. Desondanks blijft slavernij nog steeds de dagelijkse praktijk onder grote delen van de wereldbevolking.

Kinderslavernij[bewerken]

1rightarrow blue.svg Zie ook: kinderarbeid

Naar schatting tien miljoen kinderen werken als slaaf, hoewel ook wel schattingen van 100 miljoen worden gehoord. Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie in India, en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken ten minste 400 duizend kinderen als slaaf, restaveks genoemd. Ook werken veel kinderen in ontwikkelingslanden onder dwang in de prostitutie, met name in Zuidoost-Azië.

De Indiër Kailash Satyarthi richtte in 1992 de Bachpan Bachao Andolan (Zuid-Aziatische Coalitie tegen Kinderslavernij) (SACCS) op. De SACCS voerde een keurmerk in voor niet met kinderarbeid vervaardigde producten, en voerde bevrijdingsacties uit. Dankzij felle protesten in India werden tienduizenden kinderen bevrijd.

Protest tegen moderne slavernij[bewerken]

De slavernij en haar geschiedenis zijn dan ook nog steeds belangrijke onderwerpen voor schrijvers. Zo schreef de Zuid-Afrikaan Ronald Segal, die lange jaren als ANC-aanhanger in ballingschap verbleef, zowel een boek over de Westerse slavernij (The black diaspora 1996) als meer recentelijk een studie van de slavernij en slavenhandel van de islamitische wereld (Islam's black slaves 2001).

De organisatie Anti-Slavery International strijdt tegen moderne vormen van slavernij.

In oktober 2008 won een voormalig kindslavin, de toen 24-jarige Hadijatou Maní, een rechtszaak tegen de staat Niger, die zij had aangeklaagd omdat de overheid haar niet had beschermd tegen slavernij. Niger moest haar bijna 20.000 dollar betalen. Het bleek een opmerkelijke en historische uitspraak in een land waar naar schatting 40.000 slaven worden gehouden. Ook Mauritanië geldt als een van de landen waar nog slavernij voorkomt. De slavernij is daar weliswaar wettelijk afgeschaft, maar de daardoor geboden vrijheid zou slechts theoretisch zijn: de "vrijgelatenen" verrichten nog steeds fysiek zeer zwaar werk voor hun voormalige heren, thans tegen betaling van een schamel loon dat onvoldoende zou zijn voor een zelfstandig bestaan.

Zie ook[bewerken]

Externe links[bewerken]