Wombat

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Wombat
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2008)
Wombat at Lone Pine.jpg
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Diprotodontia (Klimbuideldieren)
Familie: Vombatidae (Wombats)
Geslacht: Vombatus
Soort
Vombatus ursinus
(Shaw, 1800)
Leefgebied wombat
Leefgebied wombat
Afbeeldingen Wombat op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Wombat op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

De wombat (Vombatus ursinus) is een buideldier uit de familie wombats (Vombatidae) dat in 1800 door George Shaw voor het eerst werd beschreven onder de naam: Didelphis ursina (Type localiteit: Cape Barren Island, Bass Strait, Tasmanië, Australië).

De wombat is een dier dat er uitziet als een kruising tussen een beer en een das. Ze heeft de opening van de buidel zoals veel gravende buideldieren naar achteren, om te voorkomen dat het jong bedolven raakt tijdens het graven. Het gangenstelsel van de wombat kan 3 meter diep zijn en een totale lengte van 200 meter hebben.

Kenmerken[bewerken]

De gewone wombat heeft een onbehaarde neus. Hij heeft wat weg van een kleine beer. Zijn dichte, ruige vacht is grijsbruin. De wombat wordt 70 tot 120 centimeter lang[2] en 25 tot 40 kilogram zwaar. De staart is vrij klein, twee tot drie centimeter.

Leefwijze[bewerken]

De wombat leeft in Oost-Australië en Tasmanië in loofverliezende bossen, ook in bergachtige streken. Wombats leggen hun burchten het liefst aan in hellingen langs beekdalen. Hier gaan ze voornamelijk 's nachts op zoek naar hun voedsel: gras, zeggen, wortels en knollen. 's Winters kunnen ze ook overdag aangetroffen worden. Ze zoeken dan naar voedsel of liggen in de zon. Deze dieren zijn herbivoor en leven over het algemeen solitair. Volwassen mannetjes verjagen over het algemeen andere dieren uit hun woongebied. Een enkele keer bezoeken ze echter elkaars burchten.

Voortplanting[bewerken]

De wombat krijgt normaal gezien slechts één jong per worp. Het jong blijft zes à zeven maanden in de buidel. Hierna verblijven de jongen eerst een tijdje in een ondergrondse nestkamer, die met droog gras en bladeren bekleed is. Ze keren nog drie maanden lang terug naar de buidel om melk te drinken of beschutting te zoeken. Het jong wordt gespeend als het vijftien maanden oud is.