Ik denk nog wel eens aan de reis van Britt Das naar Tibet. Zij wandelde die afstand en ze deed er een jaar over. Veertig kilometer per dag lopen, zes dagen per week: bij elkaar 11.000 kilometer.
Het was zwaar en het viel soms tegen. Maar het was ook een ervaring, die ze niet had willen missen. Het was de moeite waard om een jaar van je leven te besteden aan zo’n reis.
In de tijd dat Britt Das naar Tibet liep, stapten mensen op vliegvelden in tijdmachines. Ze vlogen in een mum van tijd naar Pakistan, Nepal of Tibet. Het kostte hen maar een of twee dagen van hun leven. De tijd, die ze niet besteden aan de reis, is aan iets anders opgegaan.
Als ik Britt Das mag geloven, is de weg naar Tibet even mooi als de eindbestemming. Misschien geldt dat wel voor alle reizen en alle bestemmingen.
De tijdmachines op de vliegvelden opstijgen, die ons zogenaamd tijd besparen, besparen ons de ervaring van het reizen. Je kunt ook zeggen ze ontnemen ons de ervaring van het reizen.
Tijd besparen is eigenlijk onzin. Je gaat de bespaarde tijd direct aan iets anders besteden. Je kunt pas achteraf beoordelen of die besteding van tijd zinvoller en waardevoller was. Waarschijnlijk zul je maar zelden toegeven, dat je je tijd verkeerd ingevuld hebt.
De tijdmachines, ook wel vliegtuigen genoemd, horen bij deze tijd van overvloed en CO2-uitstoot. Ze bestaan alleen omdat er fossiele brandstoffen zijn. Als het te veel moeite gaat kosten om fossiele brandstoffen uit de aardkorst te halen, dan zullen de tijdmachines nutteloos op de vliegvelden blijven staan.
In die tijd kun je niet meer in 2 dagen naar Tibet reizen. Maar je kunt altijd in de voetsporen van Britt Das treden en de reis van je leven maken.