HGPOSTHUMA.NL

Hessel Posthuma
Theoloog
Start
Hessel
interview Vrees Niet
Hulp
Contact
Colofon
Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
christian monk agenda Hessel Posthuma
St Peter agenda Hessel Posthuma
Boeddhistische Monnik
Gevouwen handen
Glas in lood

Over Hesssel Posthuma

Waarom heb je het Boeddhisme beschreven aan de hand van overeenkomsten met het Christendom?
Boeddhisten en Christenen spreken als het ware een andere taal en zo ontstaat er al gauw een Babylonische spraakverwarring. Het Boeddhisme is ontstaan in een hindoeïstische omgeving, het Christendom in een joodse; het Boeddhisme heeft zich voornamelijk ontwikkeld in het oosten van Azië, het Christendom in het westen van Europa. Er zijn handelsbetrekkingen geweest, godsdienstgesprekken, koloniale relaties, maar er is in het verleden tussen Boeddhisme en Christendom hooguit indirect of oppervlakkig contact geweest. Dat verandert de laatste tijd en met name tussen Zen Boeddhisme en Christendom is er sprake van een dialoog, zij het dat die nog in de kinderschoenen staat.

Kun je voorbeelden van spraakverwarring noemen?
Twee voorbeelden: het boeddhistische begrip leegte en het christelijke begrip God. Leegte staat in het Christendom voor een schijnwerkelijkheid, iets wat niet bestaat, een illusie en iets bedriegelijks. Elke vorm van verafgoding en afgoderij valt daar ook onder. Bovendien is het gekoppeld aan een westers idee van angst voor de leegte (‘horror vacui’). Wil een Boeddhist aangeven wat het begrip leegte voor hem betekent, dan gaat dat al gauw aan Christenen en westerlingen voorbij als hij het christelijke referentiekader negeert, wat gebruikelijk is. Op zijn best denken mensen dan aan een vacuüm, wat ook niet klopt. Het begrip leegte heeft meer te maken met de aanvankelijke betekenis van het getal nul. Dat is afgeleid van de ronde buik van een zwangere vrouw en geeft aan dat we nog niets kunnen zeggen over de baby, maar dat die nog vanalles kan worden. Leegte heeft dus met mogelijkheden te maken. In christelijke woorden gaat het bij het begrip leegte om de mogelijkheid volledig mens te worden overeenkomstig het beeld van God, en in praktische zin om het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid en onbaatzuchtigheid, ruimhartigheid en grootmoedigheid.

Omgekeerd staat het christelijke begrip God in een ander kader dan het Boeddhisme het ziet. Het boeddhistische wereldbeeld kent verschillende bestaanswerelden, zoals dat van de goden, half-goden, mensen, dieren, enzovoort. Deze bestaanswerelden maken deel uit van één en dezelfde realiteit. Goden, half-goden, mensen, dieren, enzovoort zijn dus in wezen hetzelfde en zijn ook aan dezelfde verschijnselen onderhevig, zoals ouderdom, ziekte en dood. In het Boeddhisme zijn goden dan ook te vergelijken met de goden in de Griekse en Romeinse mythologie. De realiteit waarin bijvoorbeeld de Boeddha, Avalokitesjvara en Manjoesjri verkeren is geheel anders (de laatste twee zijn de transcendente belichaming van alles overstijgend mededogen respectievelijk dito wijsheid). Zij maken deel uit van de uiteindelijke werkelijkheid. Hun andere hoedanigheid wordt omschreven met het begrip Trikaya, dat letterlijk 'drie lichamen' betekent. Dit begrip lijkt veel op op het christelijke begrip 'drievuldigheid'. God komt dan overeen met de Dharmakaya of het lichaam van de waarheid, de Heilige Geest met de Sambhogakaya of het lichaam van de vreugde, en Jezus als zoon van God met de Nirmanakaya of het lichaam van verschijning. Ook op bijbelse gronden zijn de overeenkomsten goed aan te geven. In boeddhistische woorden gaat het bij het begrip God dus niet om goden maar om de Dharmakaya.

De referentiekaders zijn dus zo anders dat Boeddhisten en Christenen elkaar gemakkelijk verkeerd begrijpen, al spreken ze dezelfde taal. Willen Christenen en Boeddhisten elkaar verstaan, dan is veel kennis en ervaring met elkaars godsdienst een vereiste. De meeste mensen is dit niet gegeven. Om elkaar toch te kunnen begrijpen heb ik het Boeddhisme beschreven aan de hand van overeenkomsten met het Christendom.

Wat is de winst voor Christenen om meer over het Boeddhisme te weten?
Tarthang Tulku, een grote boeddhistische meester, zei in 1984 dat westerse mensen met hun geloof leven zoals gehuwden na hun scheiding. Ik vind dat een treffende analyse. Er zit veel pijn en verdriet in de manier waarop westerlingen met het geloof omgaan. De secularisatie heeft in dat opzicht wel enige verlichting gebracht maar ook een verdergaande scheiding. Het gevolg is dat de meeste mensen, ook gelovigen, wat van God zijn losgeraakt en we hebben nu dezelfde neiging als de Israëlieten in de woestijn. Wanneer Mozes op de berg Horeb is en de Tien Geboden van God ontvangt, worden ze onzeker en bang. Ze willen dan een god die hen verder kan leiden naar het beloofde land (Exodus 32, 1vv). Daarop maken ze een gouden kalf van de sieraden waarmee ze zich tooien. Op een dergelijke wijze maken wij ons een god van alles wat ons dierbaar is en waarmee we goede sier kunnen maken, zoals opvattingen, principes, normen en waarden. Vervolgens koesteren we onze denkbeelden en getroosten we ons grote offers voor deze idealen. Maar het is erg moeilijk om aan de hand van een dergelijke god het geloof een nieuwe vorm te geven die levensecht en waar is. De confrontatie met de werkelijkheid maakt hier vaak hardhandig een einde aan.

Hoe krijgen we een echt en waar geloof? Wij zijn niet de eersten die met dat vraagstuk worden geconfronteerd. Augustinus heeft ook zo zijn omzwervingen gemaakt. In zijn Belijdenissen beschrijft hij zijn zoektocht naar God. Volgens hem hebben mensen een hart dat ‘rondfladdert in de veranderingen’, waardoor het leeg blijft (Belijdenissen 11, 11, 13). Het gevolg is dat we God niet kunnen zien en dat we niet van ganser harte kunnen liefhebben, noch onszelf, noch onze naasten, noch God. Daarvoor moet er eerst rust komen. De ingang daartoe is voor Augustinus contemplatie, vooral in het hart.

In het Boeddhisme kan een mens zijn hart tot rust brengen door meditatie. In het verlengde daarvan kent het Boeddhisme oefeningen in liefde. De basisbetekenis van liefde is in het Boeddhisme vriendschap en waardering, nagenoeg hetzelfde als in het Nieuwe Testament. Deze oefeningen zijn, mits juist gedaan, gemakkelijk over te zetten naar een neutrale, een christelijke of een andere context. Het boek moedigt lezers aan te gaan mediteren en de oefeningen in liefde te doen. In christelijke bewoordingen ervaart een mens hoeveel liefde hij van God heeft gekregen en gaat hij beseffen hoe oneindig groot deze liefde is. Mijn ervaring en die van vele anderen is dat door meditatie oefeningen de sterke kanten van het Christendom naar voren komen.

Wat is de winst van kennis van het Christendom voor Boeddhisten?
Het Boeddhisme komt in een westerse cultuur die diep doordrongen is van het Christendom. Het betekent dat uitspraken van oosterse geestelijken die een boeddhistische kijk geven op actuele zaken, volstrekt verkeerd kunnen vallen, ondanks de goede bedoelingen. Verder beoordelen ook zij het christelijk geloof eerder op 'de kleren' dan op 'de man'. Het komt dan ook met enige regelmaat voor dat oosterse geestelijken, of ze nu spreken over het Boeddhisme of het Christendom, door hun onkunde van de westerse cultuur en hun vooroordelen tegen het Christendom, misverstanden scheppen die obstakels vormen bij de integratie van het Boeddhisme in het westen.

Sogyal Rinpoche heeft de integratie van het Boeddhisme in het westen een groot experiment genoemd. Dit houdt in dat oosterse geestelijken proefondervindelijk willen ontdekken hoe ze hun boodschap het beste vorm kunnen geven, wil het zo goed mogelijk aansluiten bij het referentiekader van westerse mensen en zo goed mogelijk in hun behoeften voorzien. De notie van een experiment gaat ervan uit dat de oosterse leraren goed kijken wat er gebeurt en dat westerse leerlingen frank en vrij reageren op wat hen wordt toegediend. Maar oosterse leraren staan vanuit hun culturele achtergrond vaak te ver af van hun westerse leerlingen om goed te kunnen zien wat er gebeurt en westerse leerlingen geven zelden of nooit aan wat er in hen omgaat, omdat een (in oosterse ogen) respectvolle omgang met de leraar inhoudt dat de leerling knipt en buigt. De culturele achtergrond van het oosten vormt dus een handicap in het goede verloop van het experiment. Het boek laat oosterse leraren zien hoe, met alle respect voor hen en hun boodschap, het Boeddhisme op een westerling overkomt die goed op de hoogte is van het Christendom. Het is dan ook een bewuste en protestantse bijdrage aan dit experiment.

Voor westerse Boeddhisten is de overgang naar het Boeddhisme niet te vergelijken met het overstappen van de ene auto, trein of bus in een andere, maar met het aangaan van een nieuwe relatie en uiteindelijk een nieuwe verbintenis. Zoals menigeen weet die een nieuwe liefdesrelatie is aangegaan, zijn daarin de eigen onhebbelijkheden vaak opnieuw een struikelblok. Wat in de oude relatie niet goed werd begrepen en mis ging, gaat ook in de nieuwe relatie verkeerd. En dat gebeurt ook bij de stap die westerse mensen naar het Boeddhisme maken, of ze nu Christenen waren of niet. Wat in het Christendom niet goed is begrepen of is afgewezen, vormt vroeg of laat ook in het Boeddhisme een probleem.

Een voorbeeld. Mensen zeggen wel eens dat het zo prettig is aan het Boeddhisme dat het niet over schuld en boete spreekt. Voor zover ik weet klopt dat laatste, maar de tegenhanger van het christelijke paar 'schuld' en 'boete' is het boeddhistische paar 'karma' en 'het zuiveren van karma', en functioneel zijn deze paren gelijk. Het enige verschil is de zware lading van 'schuld' en 'boete' en die ligt in de gebruikte verlossingsleer. Anselmus van Canterbury (1033 - 1109) zag de verlossing als een genoegdoening en als een niet in te lossen schuld. Met de Bijbel in de hand is dat aan te merken als een misverstand. Maar ten tijde van de Reformatie was Anselmus' opvatting de gangbare leer, en als gevolg van het toenmalige, zeer sterke zondebesef is die opvatting zwaar verankerd in de geloofsleer van de katholieke en de protestantse kerken. Een opvatting evenwel die ervan uitgaat dat God Zijn genade om niet geeft is, op bijbelse gronden, juister. In mijn boek schets ik een voorbeeld aan de hand van Augustinus (354 - 430). Wie nu het christelijke paar 'schuld' en 'boete' ziet als een straf, komt vroeg of laat in de problemen met het boeddhistische paar 'karma' en 'het zuiveren van karma', en vooral bij de toepassing daarvan in de oefeningen. Dat wordt alleen maar problematischer wanneer iemand doet of hij geen boodschap heeft aan het Christendom, zich geen rekenschap wil geven van zijn culturele wortels of die zelfs ontkent: de misverstanden blijven dan op een verborgen wijze zijn begrip van het Boeddhisme bepalen. Een goed verstaan van het Christendom leidt dus tot een goed begrip van het Boeddhisme, zoals een goed begrip van de eigen taal (grammatica, syntaxis en dergelijke) een voorwaarde is voor een goed begrip van een vreemde taal.

Kortom, wil een westerling het Boeddhisme goed begrijpen en met vrucht toepassen, dan is het raadzaam dat hij zich rekenschap geeft van zijn culturele wortels, die voor een groot deel in het Christendom zijn vervat.