Ons VNJ

Onze foto's

Encyclopedie

Techniek

Schaarfiguren

Dienst-verslagen

Dienst-berichten

Kalender

Linke links

Gastenboek

 

Cyriel Verschaeve

 

Kort overzicht

Cyriel Verschaeve werd geboren te Ardooie op 30 april 1874. Latijns-Griekse humaniora (1886-1892) en studie van de wijsbegeerte (1892-1893) aan het klein seminarie te Roeselare, theologische studie aan het groot seminarie te Brugge (1893-1896). Nog subdiaken, werd hij in 1896leraar aan het college te Tielt (tot 1911). Werd op 12 juni 1897 te Brugge tot priester gewijd. Na deze wijding ging hij enkele weken studeren aan de ,universiteit te Jena, waar hij o.m. bij Rudolf Eucken, die een grote invloed op hem uitoefende, college liep. In 1901 volgde hij een vankantiecursus aan de universiteit te Marburg. In november 1911 werd Verschaeve onderpastoor te Alveringem. Hij had dergelijke rustige parochie gewenst om over de nodige tijd te beschikken voor zijn literaire activiteit. Gedurende de Eerste Wereldoorlog lag Alveringem in onbezet België, enkele kilometers achter de frontlijn. Verschaeve, die a.h.w. te midden van het Belgische leger woonde, had een grote invloed op het ont­staan en de ontwikkeling van de Frontbeweging, maar was niet betrokken bij de geheime organisatie ervan. In 1939 ging hij, nog steeds onderpastoor te Alveringem, op rust, nadat hij een benoeming tot pastoor van de hand had gewezen. Hij bleef echter te Alveringem wonen. De universiteit van Hamburg verleende hem de Rembrandt­prijs (1936) en de Leuvense universiteit het eredoctoraat in de Nederlandse letteren (1937). In 1944 werd hij doctor honoris causa in de filosofie aan de universiteit te Keulen en 'Ehrenbürger' van die van Jena (niet eredoctor, zoals wel eens verkeerdelijk beweerd wordt). Datzelfde jaar verliet hij, bij het naderen van de geallieerde legers, Vlaanderen en na een zwerftocht doorheen het ineenstortende Duitsland, vestigde hij zich in april 1945 in de pastorie te SolbadHall in Tirol (Oostenrijk). Op 11 de­cember 1946 werd hij te Brugge bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Hij overleed op 8 november 1949 te Solbad Hall, waar zijn lijk in 1973 door leden van de Vlaamse Militanten Orde werd ontgraven en naar Vlaanderen overgebracht, waar het in een grafkelder te Alveringem werd bijgezet.

 

Uitvoerig

Verschaeve heeft veel geschreven. Hij gaf twee bundels poëzie uit: de eerste, Zeesymphonieën (1911), behandelt de zee, de andere, Nocturnen (1924, in 1932 herwerkt en in 1947 aangevuld), de nacht. Zes drama's werden gepubliceerd (hoewel hij er meer heeft geschreven), nl. Jacob van Artevelde (1909), Philips van Artevelde (1910), Ferdinand Verbiest (1913), Judas (1917), Maria Magdalena (1928) en Elijah (1936). Hij schreef ook een monumentaal evangelisch verhaal, Jezus (1940) en talrijke verhandelingen en lezingen over mystiek en godsdienst, letterkunde (vooral over Albrecht Rodenbach en Joost van den Vondel), plastische kunst (vooral over Petrus Paulus Rubens), muziek en Vlaamse Beweging. Ook zijn Gedenkschriften over de Tweede Wereldoorlog (geschreven in 1940-1946) zijn uiterst merkwaardig.

   

Verschaeve is thans vooral bekend door de, inderdaad belangrijke, rol die hij gespeeld heeft in de Vlaamse Beweging. Reeds vóór de Eerste Wereldoorlog ging van hem een groot prestige uit. Hij werd a.h.w. aangezien als de leidende figuur van de katholieke en vlaamsgezinde jeugd in Vlaanderen. Op 10 km van het front maakte hij de oorlog mee. Hij was diep geschokt door de inval van de Duitsers en reageerde aanvankelijk sterk Belgisch. Hij kwam echter ook in verzet tegen de achteruit stelling van de Vlaamse soldaten aan het front en hoewel hij geen deel uitmaakte van de leiding van de Frontbeweging, heeft hij het geestelijke klimaat ervan sterk beïnvloed. Hij had evenmin een aandeel in de genomen beslissingen. Vele geschriften, door de Frontbeweging verspreid, waren echter van zijn hand, o.a. de (tweede) Brief van de Vlaamsche soldaten aan den opperveldheer van 't leger, koning Albert (augustus 1917), de Brief aan Zijne Eminentie kardinaal Mercier (september 1917) en de Brief aan de verbondene grootmachten (december 1917). In rnaart 1918 publiceerde hij, buiten het weten van de Frontleiding, de Catechismus der Vlaamsche Beweging, waarin, in de vraagen antwoordvorm van de catechismus, de Vlaamse problematiek en de daaruit voortvloeiende eisen op eenvoudige wijze werden uitgelegd.

Ook na de Eerste Wereldoorlog bleef hij, door persoonlijke contacten en brieven, door redevoeringen en artikelen (meestal onder schuilnaam verschenen), inspirerend werken op de Vlaamse Beweging. Hij werkte o.a. mee aan Ons Vaderland, De Vlaamsche Vlagge, Vlaanderen en Jong Dietschland. In het politieke gebeuren greep hij niet direct in. Veeleer is hij de zaaier van ideeën geweest; In het bijzonder beklemtoonde hij steeds de fundamentele eenheid van de Nederlanden en zag de hereniging ervan als een hoofddoel van de Vlaamse Beweging.

Nochtans kan de waarde van Verschaeve niet enkel in zijn nationale opstellen en drama's liggen. Wie alleen de nationalist Verschaeve ziet, verminkt hem, vooral omdat zijn nationalisme ingeschakeld is in zijn totale levensvisie.

Verschaeve moet vooral gelezen worden om zijn gedachten. Zijn poëzie is geen gevoels- maar gedachtenlyriek. Nooit speelt hij met klanken en beelden, hij worstelt met gedachten. Hij is een ziener, een pro­feet. Dit moet men voor ogen hebben om de vorm van zijn werk en zijn stijl te kunnen genieten. Hij heeft een heel persoonlijke stijl, onrustig, bewogen, belijdend, profetisch, een stijl die zijn dynamisme goed weerspiegelt. Is hij bezield door inspiratie en hartstocht, dan schrijft hij prachtige verzen of schitterende prozabladzijden. Spontaan maakt hij gebruik van rijmen en stafrijmen, ook in zijn proza, en overal stoten wij op flikkerende aforismen.

 

Omdat zijn werk doordrenkt is van wijsgerige, theologische, mystieke, cultuurfilosofische en kunsthistorische ideeën, komt men bij hem soms moeilijk terecht met de traditionele normen van de literatuurkritiek. 'Eigenlijk is zijn werk van religieuze aard. Hij heeft hier weliswaar geen volledig nieuwe leer verkondigd, maar toch verrassend originele accenten gelegd. Hij heeft vooral getuigd van een levende God. God en Leven zijn bij hem convertibel: God is Leven en Leven is God. God is Leven-ten-volle. Al het andere is beperkt leven, participatie aan het leven Gods. Daarom: hoe intenser de mens leeft, hoe meer men God nadert. En daar komt nog een convertibiliteit bij: Leven is Liefde en Liefde is Leven. Hoe meer men mint, hoe meer men leeft, hoe meer men in God, het volle Leven, de volle Liefde opgaat. Het eigene van de Vlaamse kunst en de Vlaamse mystiek zag Verschaeve in die syn­these van hemelverlangen en levensvreugde. Mystiek was voor hem 'vlam des levens'. Zo zag hij Jan van Eyck, zo P.P. Rubens.

Verschaeves nationale leer vloeide voort uit zijn wijsgerige en godsdienstige visie. Als nationalist was hij de voorvechter van het natuurrecht. Hij was een aanhanger van de traditionele 'Deus sive natura'­leer, die hij ook in de scholastiek, bij Friedrich Schleiermacher en bij anderen gevonden had. De natuur was voor hem leven, goddelijk leven. De door God geschapen, uit God emanerende natuur, dus de goddelijke, heilige natuur legde in onze mond de Nederlandse taal, gaf ons een Germaans wezen. Ons Nederlands-zijn, ons Germaans-zijn was voor Verschaeve een natuurgegeven, derhalve een door God gewild iets. Het was dus heilig! Er mocht niet aan getornd worden! Wie ons wezen wilde verminken, vernietigen of doden, maakte zich, ook al was hij bisschop of kardinaal, schuldig aan heiligschennis. De vaderlandsliefde was voor Verschaeve eerbied voor de natuur, voor het leven, voor God. Vaderlandsliefde was voor hem een diepe religie.

Omstreden is Verschaeves houding gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wij willen hem niet verdedigen of aanklagen, maar alleen trachten zijn houding bondig samen te vatten, ons wel bewust dat deze al te grote bondigheid tot ongenuanceerdheid kan leiden.

Zoals vele auteurs, had Verschaeve een open oog voor de grote culturele, wereldbeschouwelijke en politieke problemen van zijn tijd. De Tweede Wereldoorlog zag hij als een titanische strijd tussen het communisme enerzijds, en de aloude Europese cultuur, die toen vooral door het nationaal-socialistische Duitsland werd verdedigd, anderzijds. Verschaeve kon weliswaar met het nationaal-socialisme, zoals het zich in concreto voordeed, niet instemmen, maar toch voelde hij zich tot een keuze gedwongen: het communisme of Europa, en Europa was Duitsland, en Duitsland was nationaal-socialistisch.

 

Het communisme keurde hij volledig af, omdat het, naar zijn mening, in se slecht was, 'essentieel materialisme en godloochening', een bedreiging voor het christelijke Westen. Deze fundamentele afkeuring van het communisme was bij hem niet zozeer het resultaat van persoonlijke studie, maar een a priori, ingegeven door zijn overtuigd katholicisme en zijn trouw aan de leer van de kerk. Verschaeves radicale veroordeling van het communisme verschilde in niets van het standpunt van het Vaticaan ten tijde van Pius XI en Pius XII. Verschaeve heeft alle consequenties uit zijn afkeuring van het communisme getrokken. Hij voelde zich verplicht een keuze te doen en omdat zijn voorkeur als christen niet naar het communisme kon gaan, koos hij voor het door het nationaal-socialistische Duitsland verdedigde Europa. Een derde mogelijkheid zag hij niet. Maar tevens voelde hij zich geroepen het nationaal-socialisme, dat volgens hem niet in se slecht was, maal slechts per accidens, te saneren, op goede banen te leiden, ja te kerstenen. Dit doel, een soort synthese tussen christendom en nationaal-socialisme, heeft hem sedert 1941 niet meer losgelaten.

Na de nederlaag van Duitsland in mei 1945, voorzag en vreesde hij een grote crisis in Europa en een uitholling van het Westen door het communisme.

Verschaeve moet gezien worden als een schakel in de ketting van de wijsgerig en religieus gerichte literatuur. Zijn meest opvallende bronnen zijn, wat de Nederlandse letterkunde betreft, Rodenbach, wiens werk als het ware zijn vertrekpunt was, en Augustinus, wat de wereld­literatuur betreft. Hij heeft, zonder zijn eigenheid te verliezen, zich gevoed aan de scholastiek, de barokliteratuur (Vondel, Silesius, Johannes a Cruce), de romantiek (Novalis vooral) en de levensfilosofie (Eucken, zijn meester te Jena). Vooral aan de barok is Verschaeve schatplichtig: is hij trouwens niet een verloren lopend barokkunstenaar?

 

Jaak Leopold De Meester

Uit: "Twintig eeuwen Vlaanderen"

Inhoudstafel