Verschaeve heeft veel geschreven. Hij gaf
twee bundels poëzie uit: de eerste, Zeesymphonieën (1911),
behandelt de zee, de andere, Nocturnen (1924, in 1932 herwerkt en
in 1947 aangevuld), de nacht. Zes drama's werden gepubliceerd (hoewel hij
er meer heeft geschreven), nl. Jacob van Artevelde (1909),
Philips van Artevelde (1910), Ferdinand Verbiest (1913),
Judas (1917), Maria Magdalena (1928) en Elijah (1936).
Hij schreef ook een monumentaal evangelisch verhaal, Jezus (1940)
en talrijke verhandelingen en lezingen over mystiek en godsdienst,
letterkunde (vooral over Albrecht Rodenbach en Joost van den Vondel),
plastische kunst (vooral over Petrus Paulus Rubens), muziek en Vlaamse
Beweging. Ook zijn Gedenkschriften over de Tweede Wereldoorlog (geschreven
in 1940-1946) zijn uiterst merkwaardig.
Verschaeve is thans vooral bekend door de,
inderdaad belangrijke, rol die hij gespeeld heeft in de Vlaamse Beweging.
Reeds vóór de Eerste Wereldoorlog ging van hem een groot prestige uit. Hij
werd a.h.w. aangezien als de leidende figuur van de katholieke en
vlaamsgezinde jeugd in Vlaanderen. Op 10 km van het front maakte hij de
oorlog mee. Hij was diep geschokt door de inval van de Duitsers en
reageerde aanvankelijk sterk Belgisch. Hij kwam echter ook in verzet tegen
de achteruit stelling van de Vlaamse soldaten aan het front en hoewel hij
geen deel uitmaakte van de leiding van de Frontbeweging, heeft hij het
geestelijke klimaat ervan sterk beïnvloed. Hij had evenmin een aandeel in
de genomen beslissingen. Vele geschriften, door de Frontbeweging verspreid,
waren echter van zijn hand, o.a. de (tweede) Brief van de Vlaamsche
soldaten aan den opperveldheer van 't leger, koning Albert (augustus
1917), de Brief aan Zijne Eminentie kardinaal Mercier (september
1917) en de Brief aan de verbondene grootmachten (december 1917).
In rnaart 1918 publiceerde hij, buiten het weten van de Frontleiding, de
Catechismus der Vlaamsche Beweging, waarin, in de vraagen
antwoordvorm van de catechismus, de Vlaamse problematiek en de daaruit
voortvloeiende eisen op eenvoudige wijze werden uitgelegd.
Ook na de Eerste Wereldoorlog bleef hij,
door persoonlijke contacten en brieven, door redevoeringen en artikelen (meestal
onder schuilnaam verschenen), inspirerend werken op de Vlaamse Beweging.
Hij werkte o.a. mee aan Ons Vaderland, De Vlaamsche Vlagge, Vlaanderen
en Jong Dietschland. In het politieke gebeuren greep hij niet
direct in. Veeleer is hij de zaaier van ideeën geweest; In het bijzonder
beklemtoonde hij steeds de fundamentele eenheid van de Nederlanden en zag
de hereniging ervan als een hoofddoel van de Vlaamse Beweging.
Nochtans kan de waarde van Verschaeve niet
enkel in zijn nationale opstellen
en drama's liggen. Wie alleen de nationalist Verschaeve ziet, verminkt
hem, vooral omdat zijn nationalisme ingeschakeld is in zijn totale
levensvisie.
Verschaeve moet vooral gelezen worden om
zijn gedachten. Zijn poëzie is geen gevoels- maar gedachtenlyriek. Nooit
speelt hij met klanken en beelden, hij worstelt met gedachten. Hij is een
ziener, een profeet. Dit moet men voor ogen hebben om de vorm van zijn
werk en zijn stijl te kunnen genieten. Hij heeft een heel persoonlijke
stijl, onrustig, bewogen, belijdend, profetisch, een stijl die zijn
dynamisme goed weerspiegelt. Is hij bezield door inspiratie en hartstocht,
dan schrijft hij prachtige verzen of schitterende prozabladzijden.
Spontaan maakt hij gebruik van rijmen en stafrijmen, ook in zijn proza, en
overal stoten wij op flikkerende aforismen.
Omdat zijn werk doordrenkt is van
wijsgerige, theologische, mystieke, cultuurfilosofische en
kunsthistorische ideeën, komt men bij hem soms moeilijk terecht met de
traditionele normen van de literatuurkritiek. 'Eigenlijk is zijn werk van
religieuze aard. Hij heeft hier weliswaar geen volledig nieuwe leer
verkondigd, maar toch verrassend originele accenten gelegd. Hij heeft
vooral getuigd van een levende God. God en Leven zijn bij hem convertibel:
God is Leven en Leven is God. God is Leven-ten-volle. Al het andere is
beperkt leven, participatie aan het leven Gods. Daarom: hoe intenser de
mens leeft, hoe meer men God nadert. En daar komt nog een convertibiliteit
bij: Leven is Liefde en Liefde is Leven. Hoe meer men mint, hoe meer men
leeft, hoe meer men in God, het volle Leven, de volle Liefde opgaat. Het
eigene van de Vlaamse kunst en de Vlaamse mystiek zag Verschaeve in die
synthese van hemelverlangen en levensvreugde. Mystiek was voor hem 'vlam
des levens'. Zo zag hij Jan van Eyck, zo P.P. Rubens.
Verschaeves nationale leer vloeide voort
uit zijn wijsgerige en godsdienstige visie. Als nationalist was hij de
voorvechter van het natuurrecht. Hij was een aanhanger van de
traditionele 'Deus sive natura'leer, die hij ook in de scholastiek, bij
Friedrich Schleiermacher en bij anderen gevonden had. De natuur was voor
hem leven, goddelijk leven. De door God geschapen, uit God emanerende
natuur, dus de goddelijke, heilige natuur legde in onze mond de
Nederlandse taal, gaf ons een Germaans wezen. Ons Nederlands-zijn, ons
Germaans-zijn was voor Verschaeve een natuurgegeven, derhalve een door God
gewild iets. Het was dus heilig! Er mocht niet aan getornd worden! Wie ons
wezen wilde verminken, vernietigen of doden, maakte zich, ook al was hij
bisschop of kardinaal, schuldig aan heiligschennis. De vaderlandsliefde
was voor Verschaeve eerbied voor de natuur, voor het leven, voor God.
Vaderlandsliefde was voor hem een diepe religie.
Omstreden is Verschaeves houding gedurende
de Tweede Wereldoorlog. Wij willen hem niet verdedigen of aanklagen, maar
alleen trachten zijn houding bondig samen te vatten, ons wel bewust dat
deze al te grote bondigheid tot ongenuanceerdheid kan leiden.
Zoals vele auteurs, had Verschaeve een open
oog voor de grote culturele, wereldbeschouwelijke en politieke problemen
van zijn tijd. De Tweede Wereldoorlog zag hij als een titanische strijd
tussen het communisme enerzijds, en de aloude Europese cultuur, die toen
vooral door het nationaal-socialistische Duitsland werd verdedigd,
anderzijds. Verschaeve kon weliswaar met het nationaal-socialisme, zoals
het zich in concreto voordeed, niet instemmen, maar toch voelde hij zich
tot een keuze gedwongen: het communisme of Europa, en Europa was Duitsland,
en Duitsland was nationaal-socialistisch.
Het communisme keurde hij volledig af,
omdat het, naar zijn mening, in se slecht was, 'essentieel materialisme en
godloochening', een bedreiging voor het christelijke Westen. Deze
fundamentele afkeuring van het communisme was bij hem niet zozeer het
resultaat van persoonlijke studie, maar een a priori, ingegeven door zijn
overtuigd katholicisme en zijn trouw aan de leer van de kerk. Verschaeves
radicale veroordeling van het communisme verschilde in niets van het
standpunt van het Vaticaan ten tijde van Pius XI en Pius XII. Verschaeve
heeft alle consequenties uit zijn afkeuring van het communisme getrokken.
Hij voelde zich verplicht een keuze te doen en omdat zijn voorkeur als
christen niet naar het communisme kon gaan, koos hij voor het door het
nationaal-socialistische Duitsland verdedigde Europa. Een derde
mogelijkheid zag hij niet. Maar tevens voelde hij zich geroepen het
nationaal-socialisme, dat volgens hem niet in se slecht was, maal slechts
per accidens, te saneren, op goede banen te leiden, ja te kerstenen. Dit
doel, een soort synthese tussen christendom en nationaal-socialisme, heeft
hem sedert 1941 niet meer losgelaten.
Na de nederlaag van Duitsland in mei 1945,
voorzag en vreesde hij een grote crisis in Europa en een uitholling van
het Westen door het communisme.
Verschaeve moet gezien worden als een
schakel in de ketting van de wijsgerig en religieus gerichte literatuur.
Zijn meest opvallende bronnen zijn, wat de Nederlandse letterkunde
betreft, Rodenbach, wiens werk als het ware zijn vertrekpunt was, en
Augustinus, wat de wereldliteratuur betreft. Hij heeft, zonder zijn
eigenheid te verliezen, zich gevoed aan de scholastiek, de barokliteratuur
(Vondel, Silesius, Johannes a Cruce), de romantiek (Novalis vooral) en de
levensfilosofie (Eucken, zijn meester te Jena). Vooral aan de barok is
Verschaeve schatplichtig: is hij trouwens niet een verloren lopend
barokkunstenaar? |