[Referentie]
[Terug]

Amsterdamse renaissance in de stijl van Hendrick de Keyser

OZ Voorburgwal 57 (1615)

De trapgevel in Haarlemse renaissance is in Amsterdam relatief zeldzaam, omdat vrijwel direkt (dus rond 1600) een eigen Amsterdamse renaissance-stijl tot ontwikkeling komt. Dit is het werk van Hendrick de Keyser (1565-1621), sinds 1595 stadssteenhouwer en -beeldhouwer, in feite stadsarchitect. In eerste instantie bouwt De Keyser in de stijl van de vroege renaissance (rolornamenten), maar al spoedig ontwikkelt hij zijn eigen stijl. Tussen ±1615 en ±1625 valt de bloeiperiode van de Amsterdamse renaissance in de stijl van Hendrick de Keyser, maar er bestaan al voorbeelden vanaf ±1600. Deze bouwstijl (ook wel "barokke Amsterdamse renaissance" genoemd) kan gezien worden als een overgangsvorm tussen de renaissance (±1550-±1640) en het classicisme (±1625-±1665). De meest bekende voorbeelden van de stijl van Hendrick de Keyser behoren tot de belangrijkste monumenten van Amsterdam: de Zuiderkerk (1603-1611); de Noorderkerk (1620-1623) en de Westerkerk (1620-1631), alledrie waarschijnlijk ontworpen door Hendrick de Keyser zelf. Kenmerken van woonhuisgevels in deze stijl zijn:

  • trapgevels met grote trappen, dikwijls ongelijk van sprong en gering in aantal,
  • op iedere trap staat een gebeeldhouwde natuurstenen vulling (een zgn. klauwstuk of vleugelstuk),
  • de muurdammen tussen de ramen zijn opgebouwd uit twee pilasters, inclusief basementen en kapitelen, verbonden door een ornament in de vorm van een cartouche,
  • de ontlastingsbogen zijn S-vormig (zgn. accoladebogen).

Vaak komen nog vele andere speelse versieringen voor, bijvoorbeeld mannen- en vrouwenmaskers. Ook pilasters, zuilen, frontons, bollen, etc. worden toegepast. De zandstenen ornamenten, zgn. vleugelstukken, worden ook wel klauwstukken genoemd, een naam die mogelijk is afgeleid van de grote adelaars- of leeuwenpoten die soms in vroege renaissancegevels werden gebruikt als invulling van een trap. In Amsterdam kwam een dergelijk renaissancegevel voor bij het eerste Weeshuis, Kalverstraat 71 (1568). Deze trapgevel bestond uit twee trappen, de onderste was afgesloten door een dichte balustrade en de bovenste had grote klauwen in plaats van de gebruikelijke S- of C-vormige voluten (zie Zantkuijl, blz. 131).

Singel 140-142 (±1600) Keizersgracht 123 (1622)

Woonhuizen in de barokke Amsterdamse renaissance zijn niet veel gebouwd (het betrof hier nl. een kostbare bouwstijl die alleen voor de allerrijkste kooplieden was weggelegd) en er is weinig van overgebleven. De beste, tevens meest unieke voorbeelden zijn: Oudezijds Voorburgwal 57 (De Gecroonde Raep, 1615) en Oudezijds Voorburgwal 18 (Int Slodt Egmondt, ±1615). Het eerste huis is met zekerheid gebouwd door Hendrick de Keyser, het laatste huis (waarvan alleen nog het middenstuk van de voorgevel nog aanwezig is) is mogelijk gebouwd door Hendrick de Keyser, maar waarschijnlijker een navolging door een anonieme aannemer. Twee andere voorbeelden, waarschijnlijk ontworpen door Hendrick de Keyser, zijn: Herengracht 170-172 (het Huis Bartolotti, ±1617) en Keizersgracht 123 (het Huis met de Hoofden, 1622). Opvallend is dat de renaissance-topgevel zo populair is dat zij ook wordt toegepast bij het dubbele huis, een huistype waarvan de kap evenwijdig loopt aan de straat. De rijke trapgevel wordt in dat geval aangebracht aan een insnijdend dakje (zoals bij het Huis Bartolotti).

Ontwerptekening Singel 140-142 en OZ Voorburgwal 57

Een vroeg en afwijkend voorbeeld is Singel 140-142 (de Dolphijn, ±1600), naar een ontwerp van Hendrick de Keyser (dit ontwerp is door de opdrachtgever slechts gedeeltelijk overgenomen). Minder imposante voorbeelden van anonieme architecten zijn: Herengracht 38 (1614), Herengracht 100 (±1620), Herengracht 120 (1615) en Herengracht 196-198 (het Blauwe Huis, 1620). Van het laatste huis is de topgevel, een voorloper van de halsgevel, niet meer aanwezig.

Een sobere variant van de Amsterdamse renaissance, de sobere Amsterdamse renaissance, komt al na 1615 voor. In de praktijk is niet altijd goed aan te geven of een renaissance gevel tot de barokke of sobere Amsterdamse Renaissance behoort. Overgangstypes tussen de barokke en sobere Amsterdamse renaissance komen op grote schaal voor. Er zijn twee verschillende overgangstypes:

  1. gevels met grote trappen met klauwstukken en dubbele pilasters in de muurdammen en/of versierde boogvullingen en verder niet afwijkend van de sobere Amsterdamse renaissance,
  2. gevels met grote trappen met klauwstukken en verder niet afwijkend van de sobere Amsterdamse renaissance.

Voorbeelden van het eerste overgangstype zijn Herengracht 203 (het Koopmanshuis, ±1618) en Oudezijds Voorburgwal 100 (1634), allebei gevels met dubbele pilasters, en Dam 11 (Huis 's-Hertogenbosch, 1632), voorheen Warmoesstraat 201, een gevel met schelpen als boogvullingen. Voorbeelden van het tweede overgangstype zijn Herengracht 120 (de Coningh van Denemarken, 1615), Herengracht 218-220 (±1616), Oudezijds Voorburgwal 111 (1620), Herengracht 100 (±1620), Keizersgracht 141 (de Dubbele Arend, ±1620), Keizersgracht 133 (het Wapen van Benscop, ±1625), Nieuwezijds Voorburgwal 75 (het Makelaarskantoor, 1633), Oudezijds Achterburgwal 93 (bouwjaar onbekend).