Friese Verzetsstrijders - bevrijders

| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |


De bevrijding van Friesland.


In de vroege ochtend van dinsdag 6 juni 1944 landden Amerikanen, Engelsen, Canadezen en vrije Fransen op de kust van Normandië. Tegen zware Duitse tegenstand in wisten zij een aantal bruggehoofden te veroveren. Na wekenlange zware gevechten braken ze door de Duitse linies. Er volgde een bliksemsnelle opmars naar de Rijn. Miljoenen mensen in Europa voelden hun hart sneller kloppen: de dagen van de verschrikkelijke bezetting leken geteld.

Voor de bevolking van Friesland was het een zware teleurstelling toen de triomfantelijke opmars van de bevrijders bij Arnhem stokte. Er volgden nog zeven zware en droevige maanden. Maar toen herleefde de hoop. De Canadezen, die waren aangewezen om het Noorden van de Duitsers te bevrijden, trokken op 24 maart 1945 na een ongekend zwaar bombardement van de Duitse stellingen bij Elten over de Rijn. De derde Canadese infanteriedivisie kreeg als einddoel Friesland. Het was, zo realiseerden de Friezen zich, nog maar een kwestie van dagen.

Er werd zwaar gevochten om Doetinchem en de bij de strategische IJsselbruggen gelegen steden Doesburg, Zutphen en Deventer. Maar oostelijk van deze plaatsen, in de Achterhoek en Salland, vorderde de opmars van de Canadezen veel sneller, nadat zij het Twentekanaal waren overgestoken. Hoofddoel van de tweede Canadese infanteriedivisie was de stad Groningen, die als een zwaar verdedigd bolwerk gold. Langs Groningen wilden de Canadezen de zee bereiken en zo de Duitsers in Holland insluiten. Oostelijk van de tweede infanteriedivisie trokken Polen en Engelsen richting Noord-Duitsland. Westelijk trok de derde Canadese infanteriedivisie langs Zwolle en Meppel in de richting van Friesland.

In de nacht zaterdag 7 op zondag 8 april landden Franse en Belgische parachutisten in Drenthe en Ooststellingwerf. Op zondag 8 april klonk over de geallieerde radio de mededeling in code ‘De fles is leeg’. Ze was bestemd voor de Binnenlandse Strijdkrachten in Friesland, die hiermee het sein kregen 36 uur later te beginnen met de sabotage van militair-strategische objecten. De bevrijding van Friesland was begonnen.

7 april

Para’s en poppen boven Friesland

Het is pikkedonker. Met een enorm gekraak valt Pierre Sicaud naar beneden. Hij is met zijn parachute terechtgekomen in een boom. Sicaud voelt een harde klap van een tak tegen zijn gezicht, gevolgd door een gemene pijn in zijn oog. Desondanks gaat Sicaud, commandant van een compagnie Franse Chasseurs Parachutistes op zoek naar zijn manschappen.

Luttele kilometers noordelijker, in een veld van boer Mindert de Boer aan de vaart bij Haulerwijk, aan de huidige Koumansbrug en Slinke, komen acht Franse parachutisten neer. Ze hebben opdracht de bij Appelscha te bezetten. Maar ze zijn op de verkeerde plaats gedropt.
De bevrijding van Friesland is begonnen. In totaal worden op deze zaterdag 7 april 1945 op verschillende plaatsen in Drenthe en Ooststellingwerf zevenhonderd Franse parachutisten gedropt. Zo’n zestig man komen, bij Haulerwijk en Appelscha terecht. Doel van de operatie is het zaaien van verwarring achter de Duitse linies ten gunste van het Tweede Canadese leger, dat op dat moment tot de lijn Coevorden-Meppel is opgetrokken. De avond tevoren, omstreeks elf uur, heeft het er even op geleken dat de geallieerden Friesland bij Harkema en Augustinusga binnenvielen.

De bewoners van de zogenoemde Smoorhoek in Harkema-Opeinde zijn opgeschrikt door het geronk van een laag overkomend vliegtuig. Boven de weilanden bij Wopke Hoekstra en Albert Alma zien ze een parachute dalen. De bevrijder wordt door de Harkemasters begroet met de woorden: „Ha, binne jimme dêr einloiks. No, it hat lang genôch duorre”. Nauwelijks heeft de parachutist de grond bereikt of hij schiet naar alle kanten. De Harkemasters nemen in paniek de vlucht. Als de rust weerkeert, komen de nieuwsgierigste en dappersten weer te voorschijn. Ze vinden een pop en een ontploft mechanisme.

Er zijn die avond meer poppen in de omgeving van Harkema en Augustinusga neergekomen, maar die zullen nooit worden teruggevonden. De poppen, die de vijand schrik moesten aanjagen en de landing van eenheden parachutisten massaler moeten doen lijken, zijn 60 centimeter lang en gemaakt van grove jutestof en gevuld met zand. Er zit een plankje aan vast met een aantal geweerpatronen, die door een eenvoudig mechanisme worden afgevuurd.

Ontmoeting in de bossen

Enkele uren later heeft commandant Sicaud een groepje van zo’n vijftien militairen verzameld in een kuil midden in de bossen bij Appelscha. Sicauds wond is inmiddels verbonden. Het verband geeft de grote kerel een wonderlijk aanzien.

In tegenstelling tot zijn ondergeschikten, die roodbruine baretten dragen, heeft hij een soort ijsmuts op zijn hoofd. Sicaud is een gehard man met veel oorlogservaring. Op harde en scherpe toon geeft hij zijn manschappen bevelen. In de bossen voelt Sicaud zich veilig en hij besluit het ochtendgloren af te wachten. De mannen gaan slapen zonder dat iemand de wacht houdt. Dat wordt hun bijna noodlottig.

Want op hetzelfde moment dat de para’s in het bos neerkomen, oefenen iets verderop acht leden van de Knokploeg Noord-Drenthe. De mannen hebben in de bossen tussen Appelscha en Smilde een hol, dat ze ‘Prins Bernhard Kazerne’ noemen en waar ze al sinds eind februari bivakkeren. Het zijn ruwe kerel, die geregeld de omgeving afstropen en ’s nachts NSB’ers en landwachters overvallen om ze van wapens en voedsel te beroven.

Ze staan deze ochtend onder leiding van Wim van der Veer, een commando die in oktober 1944 bij Veenhuizen is gedropt om het Friese verzet te helpen. Als hij de groep para’s ontdekt, ziet hij hen aan voor Duitse soldaten. De KP’ers schrikken, bijna wordt het een schietpartij. Nog net op tijd ziet Van der Veer dat de militairen rode baretten dragen. Het wordt een wonderlijke, maar hartelijke ontmoeting in de bossen. De KP’ers treden op als gidsen van de Fransen. Ze helpen met het opsporen van nog vermiste para’s en trekken met commandant Sicaud op naar Appelscha.

De para’s die bij Haulerwijk zijn neergekomen, kloppen boer Alle van der Leij uit bed en brengen hun parachutes en bepakking bij hem in de schuur. Daarna gaan ze naar de ophaalbrug bij het Witte Huis en zoeken een slaapplaats. Die menen ze te vinden bij de boerderij Ora et Labora van Fokko Tamminga. De commandant, luitenant Vidoni, vraagt de boer om een slaapplaats, maar Tamminga heeft al gasten. Dezelfde dag zijn er namelijk drie Duitse militairen aangekomen, die inkwartiering hebben geëist.

„Wy he al kammeraden fan jimme ünder dak, sei us heit. Hy docht dat hy op ‘e nij mei Duitsers te krijen hie, omdat de commandant fan dy parachutisten ek Düts tsjin him prate”, vertelt zoon Hendrik Tamminga. De Franse para’s willen die kameraden wel eens zien. Tamminga: „Sy gongen de souder op en dêr wie it fan: handen omhoog”. De Duitsers worden mee naar buiten genomen en in een aangrenzend weiland aan de rand van de sloot zonder meer doodgeschoten. „Yn koelen bloede”, zegt Tamminga met afgrijzen. „Us heit en mem fûnen dat ferskriklik". Mar dy Frânsen ha net oars kinnen. Sy moasten dy Dûtsers wol kwyt”.

De lijken blijven aanvankelijk liggen, half op de wal en half in het water, maar Fokko Tamminga ontfermt zich er de volgende dag over. Hij laadt ze op een kar en brengt ze naar het kerkhof in Haulerwijk.

Epiloog

5 mei 1945. „Over een paar minuten is de oorlog voorbij”, noteert Gefreiter Siegfried Muller in zijn dagboek. Door veel naar de Engelse radioberichten te luisteren is hij goed op de hoogte. De capitulatie is een feit, op 22 juni mag hij terug naar huis.

Het bevrijdingsfeest op 5mei is bescheiden. Aarzelend wordt het Wilhelmus gezongen voor de deur van dokter Robert Turfboer, de leider van de plaatselijke BS. De vlag gaat uit en ’s avond weer in, maar de avondklok en de verduistering zijn niet voorbij. Anton Wever hoort Gebrandy op de radio:„Gij zijt vrij.” Maar de Duitsers lopen nog gewoon met geweren door het dorp. De avondklok van tien uur blijft en het leven gaat door zoals het al vijf jaar gaat.

Op de ochtend van 31 mei 1945 maakt luitenant Frederic Squire met twee mannen de oversteek van Terschelling naar Vlieland, om het eiland te ontzetten.

Hij zit bij Britse Third Medium Regiment van de Royal Artillery, dat twee dagen eerder uit Den Helder naar Terschelling is getrokken. Frederick Squire ontbiedt de Duitse Ortscommandant, waarschijnlijk Clementsen, boven fotozaak Hommema, het hoofdkwartier, van de BS. De Duitser moet staan, terwijl Squire met zijn voeten op tafel zit en achteloos de rook van zijn sigaar uitblaast.. Daarna worden de luchtdoelbatterijen bezocht..

Onderweg roept de natuur: dokter Turfboer moet naar een bevalling.. Een uur later is het kind er. „Noem haar maar naar onze bevrijder”, zegt Turfboer tegen de vader, Douwe de Gorter. „Wat levert dat op?”, wil die weten. Voor een vrachtje sigaretten wordt het dochtertje Dieuwertje Frederika genoemd. Squire krijgt als dank voor de bevrijding een wandelstok met een degen erin, die door zijn nabestaanden aan het eilander museum is geschonken.

BS-commandant Turfboer zet ook burgemeester Rab af. Maar dat zit hem niet glad. De eilanders lopen zo warm voor hun burgemeester-in-oorlogstijd, dat een van hen een handtekeningenactie aankondigt als Rab niet zou terugkomen. „Dat verbied ik als commandant”, moet Turfboer gezegd hebben. Maar hij heeft niks te verbieden, het eiland is weer een democratie. Rab keert weer. „Ik word Flippie Fluweel genoemd”, zegt hij. „Hou er rekening mee dat fluweel twee zijden heeft, een gladde en een ruwe kant.” Anton Wever hoort het hem nog zeggen. Op Rabs aanraden heeft Wever zijn dochtertje, dat op 20 mei 1945 is geboren, Irene genoemd.

Vlieland is vrij, maar er zijn nog formaliteiten. Op 3 juni ondertekenen Turfboer en Clementsen een ‘overgaveformulier’, een uitgebreide inventarisatie van alle overgegeven goederen, van de vuurtoren en het postkantoor tot aan 100 liter rum, 40 liter jenever en talloze potten, pannen en stoelen. Veel voedsel in blik ook, dat haast allemaal naar Terschelling is verscheept. Zelfs drie paarden, een varken met negen jongen en drie waakhonden behoren tot de buit. Een van de honden heeft nog een tijdje bij een eilander gewoond.

Grutte Harmen en de Wonser Shermantank

De meest in het oog springende herinnering aan de bevrijding in Wons is een Canadese Shermantank. Het gevaarte zat muurvast in de Melkvaart achter de pastorietuin, waar het door het bruggetje was gezakt tijdens een omtrekkende beweging om het dorp. De tank was compleet met munitie en al en het vehikel was niet afgesloten, zodat iedereen ongehinderd een kijkje kon nemen in de geschutskoepel.

De tank wordt een van de meest geliefde speelplaatsen voor de jeugd. Het voertuig trekt kinderen uit de wijde omgeving, tot uit Makkum. „Machtich fûnen wy it, dy klokjeboel,” zegt cafébaas Henk van Slageren uit Wons, toen een knaapje.

De tank blijft meer dan een jaar op zijn plek zitten. Dan komt Harmen Haarsma, bijgenaamd ‘Grutte Harmen’, uit Makkum om orde op zaken te stellen. Haarsma, een grote man met handen als kolenschoppen, werkzaam in het dijkonderhoud, weet behulp van dommekrachten de tank uit de sloot te halen. Wons is een speeltuin armer.

Zaterdag 7 april

Leden van de Duitse SD doen inval in Makkumer visconservenfabriek, na verraad door Nederlandse handlanger en schieten zes mensen dood. SD fusilleert bij Zandvoorderhoek in Gaasterland vijf mannen. SD in Leeuwarden krijgt bij inval lijst met namen van BS’ers in handen. Verricht veel arrestaties.

Verraad in Makkum

Makkum. Het is tegen half acht als de vijftienjarige Sipke Horjus ’s morgens aankomt op zijn werk bij de Makkummer visconservenfabriek Van den Berg en twee Duitsers aan weerszijden van de deur ziet staan, in het ketelhuis treft hij Sjoerd Adema, die krijtwit ziet. „Ik wol wol stoke”, biedt Sipke aan.

„Dat kin net mear”, antwoordt Adema. Sipke begrijpt het niet, maar als hij zich omdraait ziet hij een Duitser staan met een pistool in de hand. Sipke werkt sinds de nazomer van 1944 bij de ‘visfabriek’, basis en dekmantel van het Makkumer verzet. Hij moet er gerookte paling inblikken. Al snel heeft hij in de gaten dat er in de fabriek meer gebeurt dan vis verwerken. Hij wordt ingezet als koerier. Zijn ouders weten van niks; als ze iets te weten komen, moet Horjus dadelijk stoppen met dit werk, dat weet hij zeker. Hij vindt het prachtig. Het is spannend en hij kan gaan en staan waar hij wil.

Maar vandaag is het mis, dat voelt hij wel aan. Hij wordt met Adema naar het kantoortje gebracht. Even later wordt Bob Dijkstra en Henk Lemson binnen gebracht. Horjus moffelt stiekem een papier met namen van andere verzetsmensen in zijn sok.

Rond die tijd, even voor achten ’s morgens, in hetzelfde Makkum, wordt de kleine Lucas Bogtstra wakker van het geluid dat zijn vader maakt als die de trap van de statige dokterswoning aan de Laan op rent. Of wakker, het is meer een soort halfslaap. Wakker wordt Lucas pas op het moment dat een Duitser zijn kamer instapt die wil weten waar zijn vader is. „Ik weet het niet”, zegt Lucas. De Duitser geeft hem een oorvijg. Nu is Lucas echt wakker. Dokter Bogtstra heeft al een goed heenkomen gezocht. Tussen het schuine dak en de wand van een der slaapkamers op de eerste verdieping zit een ruimte. De dokter duikt door een deurtje het hol in en gaat boven op een balk van het dakgebint liggen. Als de Duitsers even later de slaapkamer binnenstormen, hebben ze het deurtje snel gevonden. Ze steken hun hoofden door de deuropening, lichten bij met een zaklantaarn, zien niemand en gaan door met zoeken.

Als de Duitsers zijn verdwenen, neemt Bogtstra zijn kans waar. Het is de klassieke ontvluchting. Hij knoopt een paar lakens aan elkaar en laat zich door een van de ronde dakraampjes naar beneden zakken. Hij waadt door de vaart achter het huis en loopt naar de boerderij van weduwnaar Sjoerd Kooistra. Daar blijft hij tot hij de situatie veilig genoeg acht om verder te gaan: dwars door de weilanden naar Bolsward, waar hij ’s avonds onderduikt bij Herre en Griet Kingma.. De kleine Lucas weet van niks. Hij is naar het nabijgelegen huis van slager Rinke Reitsma gegaan. Door het dakraam ziet hij, hoe de overvallers de stapel hakhout bij het huis overbrengen naar de woonkamer. Lucas is bang en opgewonden tegelijk.

Ineens schiet hem iets te binnen. Hoe moet het met school? Hij zit net op de hbs in Harlingen en straks gaan zij boeken in vlammen op. Hij raapt zijn moed bijeen, gaat naar beneden, loopt naar het huis en stapt naar binnen. Door de openstaande deur van de woonkamer ziet hij de berg brandhout liggen. Bij de trap staat een landwachter, aan wie Lucas vertelt dat hij zijn boeken veilig wil stellen. „Pak ze maar “, zegt de man. Lucas rent naar boven, pakt zijn tas en gaat terug naar het huis van Reitsma, waar hij zijn oude post voor het dakraam weer inneemt.

De Duitsers nemen de tijd om voor duizenden guldens aan medische apparatuur mee te nemen. Even later brandt de dokterswoning als een fakkel. Uit het huis klinken zware, doffe knallen van exploderende butagasflessen. Mensen elders in het dorp houden de knallen voor bomexplosies. Het huis brandt helemaal af. Enkel een muur staat nog overeind.

De Duitsers gaan intussen met de arrestanten van de palingrokerij door Makkum naar de marechausseekazerne aan de Laan. De handen moeten omhoog worden gehouden. In de kazerne blijft Sipke Horjus alleen achter in een kamer op de begane grond. Hij kijkt om zich heen, gluurt eens door het raam. Ontsnappen is onmogelijk, overal Duitsers. Op de verdieping hoort hij schreeuwen. Het zijn de verzetsmensen die worden mishandeld tijdens hun verhoor.

Een Nederlandse SS’er komt binnen, geeft Sipke een sigaret en stelt wat vragen. Wat gebeurde er precies in de fabriek? Horjus zegt van niks te weten. „Die bussen met munitie, die felste jij toch ook dicht?”, vraagt de SS’er. Horjus houdt vol dat hij niet op de hoogte is. „Je liegt!”, snauwt zijn ondervrager. Sipke wordt naar een andere kamer gebracht, waar hij wordt doorgezaagd over zijn leeftijd. „Vijftien”, zegt Horjus naar waarheid, maar hij wordt niet geloofd. Tot het moment dat de SS’er Horjus persoonsbewijs in handen krijgt. Zijn moeder en zus die te horen hebben gekregen dat Sipke is opgepakt, zijn het komen brengen. Ineens slaat de stemming om. Het verhoor is blijkbaar afgelopen, want Horjus krijgt een paar sigaretten toegestopt en krijgt te horen dat hij kan vertrekken.

Hij neemt de achteruitgang, maar hij is nog maar net buiten als er een snerpend fluitje klinkt. Meteen pakken twee landwachters Horjus ruw vast en brengen hem naar een cel, waar hij met zeven andere arrestanten in een kring komt te zitten. Er wordt niet veel gezegd. De mannen zijn nerveus. Een toilet is er niet. Horjus vraagt of hij een melkbus mag halen. Even later wordt hij met Hilbrand Adema uit het ploegje geplukt en krijgt de opdracht om alles wat brandbaar is bij elkaar te zoeken en een brandstapel te maken. Daarna moet hij naar buiten, een blik benzine halen.

Dan ziet hij tot zijn verrassing Jan Brouwer, een Groninger die pas kort op de conservenfabriek werkt. Brouwer draagt een landwachters uniform, hij heeft een zonnebril op. „Jan”, zegt Sipke verbaasd, „wat dochsto hjir?”. Jan Brouwer is een paar maanden eerder in het Makkummer verzet geïntroduceerd door Matthijs Ridderhof, een vertrouwensman van de Duitsers. Ridderhof die ook George werd genoemd, speelde een fatale rol in het Engelandspiel. Jan Brouwer heeft zijn best gedaan het vertrouwen te winnen, maar zijn verhalen over zijn verzetsdaden en de vele vragen die hij stelde hebben juist het wantrouwen van de groep gewekt. Eind maart is besloten om Brouwer te liquideren. Brouwer is na een uitnodiging voor een nachtelijke bijeenkomst in Exmorra niet komen opdagen.

Vandaag is Jan Brouwer terug in Makkum. Hij is het die de Sicherheitsdienst in Groningen heeft geïnformeerd over het verzet in Makkum. Hij heeft de namen van de illegalen genoemd, hij heeft hen gewezen op verzetsactiviteiten in de visfabriek aan het Vallaat. Hij heeft de SD ook gewezen op het huis van de dokter in het dorp, Bogtstra, over wie hij heeft gehoord dat hij de ondergrondse EHBO-les geeft. Alleen: hij heeft zich vergist, Bogtstra heeft met het verzet niets te maken. Dat is dokter Sibie, die aan de andere kant van het dorp woont.

Brouwer wenst deze zaterdag niet te worden herkend. De begroeting van Sipke komt hem niet goed uit. Eer de jongen het weet, heeft hij een klap in zijn gezicht en een schop onder zijn achterste te pakken. Met acht andere arrestanten wordt Sipke Horjus naar het varkenshok van boer Bauke de Witte gebracht, een paar honderd meter buiten het dorp. Het varkenshok is een oude autobus van de Makkumer Busonder- neming, de Mabo, waar de banken uit zijn gesloopt.

Rond vier uur klinken de schoten van een vuurpeloton achter de kazerne, die inmiddels in brand gestoken is. Vier leden van het Makkumer verzet worden geëxecuteerd: Sjoerd Adema, Koos Keller, Bob Dijkstra en Henk Lemson. Ook boer Fetze Elgerma en onderduiker Hermanus Falkena uit Schraard, opgepakt na de verhoren, worden gefusilleerd. Het is een rommelige executie. De zes slachtoffers staan nog niet opeen rij als de Sneker SD-commandant Ströbel het commando geeft om te vuren. De mannen vallen over elkaar heen en de Duitsers vuren in het wilde weg in de hoop lichamen. Twee landwachters springen vooruit en schieten twee mannen door het hoofd om aan hun lijden een eind te maken.

Sipke Horjus brengt d rest van de middag door in het varkenshok. Tegen zessen wordt de deur geopend. De Duitser zetten de arrestanten op een rijtje. Ze mogen naar huis krijgen ze te horen. Rennen. Wie het laatst in Makkum is zal worden doodgeschoten. Een van de arrestanten doet zijn klompen uit voor hij wegspurt. Horjus en een oudere man, die wat minder snel is, volgen op enige afstand. Als ze een meter of tachtig van de bus zijn, wordt er geschoten. Horjus trekt zijn metgezel in de berm. Ze kruipen langs de wal van de sloot terug naar het dorp.. Als de laatste SD’ers zijn vertrokken, wagen de Makkumers zich achter de kazerne. De slachtoffers worden op ladders gelegd en afgedekt met lakens, waar het bloed langzaam doorheen sijpelt.

Onder grote publieke belangstelling worden de stoffelijke overschotten overgebracht naar de rooms-katholieke school. Sipke staat op de drempel. Hij heeft het gevoel dat hij de mannen met wie hij samenwerkte nog een keer moet zien. De aanblik van familieleden die naar buiten komen, brengt hem op andere gedachten. Hij keert zich om en gaat naar huis. Een detail zal Lucas Bogtstra de rest van zijn leven bijblijven. Hij ziet de hand van een van de geëxecuteerden onder een laken vandaan hangen. Alle vingers zijn gebroken.

De wraak van de SD

Het is de tweede executie die SD-commandant Ströbel die week heeft laten uitvoeren. De vorige dag nog was hij naar de Funkstelle Sondel gereden. De daar aanwezige ondercommandant had hem een geschikte plaats gewezen. Bij de hoge IJsselmeerdijk op de Zandvoorderhoek, tussen Sondel en Nijemirdum, had Ströbel de meegekomen soldaten opdracht gegeven een groot graf te graven.

Het is Ströbels wraak: dagenlang is de Sicherheitsdienst in Sneek in alle staten geweest. Bij zoekacties zijn wapens aangetroffen, hoewel uit de verhoren van verzetsmensen, die na verraad zijn aangehouden, is gebleken dat rond het Sneekermeer belangrijke opslagplaatsen van illegaal schiettuig liggen. Bij een razzia is in het riet een woonscheepje gevonden. Even hebben de SD’ers gedacht eindelijk een mooie slag te slaan, maar de bewoner is verdwenen en de buit aan wapens blijft beperkt tot een stengun, een paar handgranaten en wat pistolen. Geen wapens? Dan maar gevangenen, heeft de getergde Ströbel besloten.

Het graafwerk was nog in volle gang, toen de auto met vijf gevangenen arriveerde. Terwijl het graven doorging, kregen de vijf mannen de gelegenheid zich op de door voor te bereiden. Een van hen is voorgegaan in gebed. Vervolgens is een vuurpeloton gevormd. Na Ströbels ‘Feuer’ hebben de schoten geklonken, de mannen zijn in elkaar gezakt. Twee van hen hebben nog tekenen van leven gegeven; zij hebben van Ströbel en een soldaat het genadeschot gekregen. De ontzielde lichamen zijn in de kuil gegooid en toegedekt met aarde. Doordat het zo zorgvuldig is gebeurd zal het na de oorlog nog lang duren voordat het graf is gevonden. Opgegraven worden dan de stoffelijke resten van Durk Dijkstra (29) uit Tersoal, de IJlsters Jujen Hoomans (32) en Hendrik Huizinga (35), Gerrit Vlietstra (33) uit Den Haag en de Amsterdammer Herre Winia (34).

Paniek in Leeuwarden

De Leeuwarder illegaliteit raakt plotseling in groot gevaar, paniek breekt uit. Door onzorgvuldigheid van het verzet is een deel van de identiteitskaarten voor Leeuwarder BS-leden in handen gevallen van de Duitsers. Bewapeningsofficier Taco van der Veen van de BS en zijn chef Jelte de Boer grijpen razendsnel in. Hoewel het lukt enkele betrokkenen tijdig te waarschuwen, vinden er toch diversie arrestaties plaats. Want, wie niet direct na de waarschuwing vertrekt, wordt door de Duitsers gepakt. De arrestanten worden naar het SD-hoofdkwartier in het Burmanishuis gebracht. Een dag later slaan na vreselijke martelingen van de Duitsers enkele gevangenen door. Hun verklaringen zetten de Duitsers op het spoor van BS-bewapeningsofficier Taco van der Veen, bakker op de Oostergrachtswal.

Van der Veen is een van de pioniers van het verzet in Leeuwarden. Hij is de bewapeningsofficier van de NBS, district X Leeuwarden. „Raus, sofort nach das Haus von Van der Veen”, blaft een SS-Oberscharführer zijn ondergeschikten toe. Van der Veen i die nacht niet thuis geweest, maar heeft bij bekenden in de Engelumerstraat gelogeerd. Zijn vrouw Ymie, ongerust geworden door de arrestaties, gaat ’s morgens naar hem op zoek. Op haar fiets zoekt ze de hele stad af, maar ze vindt haar man niet. Als ze thuiskomt zijn de Duitsers al in huis. „U boft, mevrouw”, zegt de bij het gezin logerende honger evacué uit Den Haag als ze in de deuropening mevrouw Van der Veen tegenkomt. „De Duitsers zijn net naar boven.”

In paniek gaat ze opnieuw op zoek naar haar man. Op de gok fietst ze in de richting van de Vlietsterbrug Taco tegenkomt. „Maak dat je weg komt! De Duitsers zitten in ons huis. Ik red me wel met de kinderen”, schreeuwt ze hem toe. Ymie van der Veen wacht vervolgens tot de Duitsers al vloekend en tierend verdwijnen. Als ze in haar huis komt schrikt ze. Het hele huis is een chaos. De twee kinderen zitten onder de tafel.

Van der Veen weet intussen wat hem te doen staat. Hij verlaat de Friese hoofdstad en vindt een onderduik adres in Tietjerk. Hij blijft daar tot de volgende zondag. Zijn taak als bewapeningsofficier zit er dan op.

Met behulp van zijn bakkersbakfiets voor de grote wapens en fietstassen voor de kleine wapens zijn alle Leeuwarder BS-eenheden (drie compagnieën met in totaal driehonderd man) bewapend vanuit een hervormd rusthuis in de Grote Kerkstraat, waar zich een geheime opslagplaats bevindt.

De eenheden staan paraat. Hoewel? Huizemer Tjeerd Mellema heeft wat extra tijd nodig. Hij heeft de wapens voor zijn eenheid onder de grond gestopt. „Prima plaats toch?” Maar als hij de wapens opgraaft zijn ze door roest aangetast. Hij is de hel week bezig om de wapens weer schoon en gebruiksklaar te krijgen. Voor Taco van der Veen breekt en benauwd weekje aan. Hij weet niet waar hij aan toe is. „Ze zitten me op de hielen. Het gevaar komt steeds dichterbij”, realiseert hij zich. Maar ook de bevrijders zijn in de buurt.
 

| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
 

Home