Voor
de elektronische versie van |
|
Home | Abonneren | Adverteren | Colofon | Deadlines | Agenda | Jaarindexen | Villamedia | NVJ |
|
|
NIEUWS
Code voor de Journalistiek april 2008 Een
betrouwbare en pluriforme journalistiek is van het grootste belang voor de
democratische samenleving, die niet goed kan functioneren zonder geďnformeerde
burgers en een vrije uitwisseling van ideeën. In die open samenleving
komt de journalist het recht op vrije nieuwsgaring toe, én de
verantwoordelijkheid het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en
met open vizier te brengen. Waarheidsgetrouw 1.
Bij
het doorgeven van nieuws neemt de journalist de werkelijkheid zoals hij
die aantreft en waarneemt als uitgangspunt. De verificatie van feiten en
de weergave van uiteenlopende meningen belichaamt het journalistieke
streven naar objectiviteit. 2.
De
journalist brengt in de berichtgeving een duidelijk onderscheid aan tussen
feiten, beweringen en meningen. 3.
De
journalist gaat zorgvuldig en integer te werk en geeft daarvan ook blijk
in zijn berichtgeving door verantwoording af te leggen over zijn
journalistieke methoden. 4.
In
zijn berichtgeving baseert de journalist zich alleen op zijn eigen
waarneming of op bronnen die hem bekend zijn of die hij betrouwbaar acht. 5.
De
journalist controleert de feiten in zijn berichtgeving en maakt die feiten
waar mogelijk controleerbaar. 6.
Bij
het bewerken van nieuws, in tekst, geluid, beeld of combinaties daarvan
(infografieken, animaties) maakt de journalist duidelijk waaruit zijn
bewerking bestond. 7.
De
journalist die in zijn berichtgeving fictieve elementen verwerkt, door
namen van betrokkenen te wijzigen of feiten te dramatiseren, legt daarvan
telkens rekenschap af. 8.
In
columns, recensies, opiniërende berichten en vergelijkbare genres komt de
journalist een grotere vrijheid toe dan in andere berichtgeving, waar het
gaat om het controleren van feiten, het achterwege laten van wederhoor, en
het door elkaar gebruiken van feiten en fictie. 9.
De
journalist die verwijst naar informatie van derden, door een ander medium
als bron te noemen of door het aanbrengen van een hyperlink, doet dat
openlijk en royaal, maar is daarmee niet per se verantwoordelijk voor de
inhoud van de onderliggende informatie. Onafhankelijk 10.
De
journalist verricht zijn werk in onafhankelijkheid en vermijdt (de schijn
van) belangenverstrengeling. 11.
De
journalist zal, indien hij gebonden is aan enige politieke partij,
belangenvereniging of bedrijf anders dan de uitgever van zijn eigen
medium, daarvan in zijn berichtgeving telkens rekenschap geven indien dat
voor de beoordeling van het bericht relevant is. 12.
De
journalist maakt geen misbruik van zijn positie. 13.
De
journalist neemt geen materiële of immateriële vergoedingen aan die
bedoeld zijn berichtgeving te beďnvloeden, te bevorderen of tegen te
gaan. Fair 14.
Bij
het verzamelen, selecteren en bewerken van nieuws gaat de journalist fair
te werk. 15.
De
journalist beschermt bronnen aan wie hij vertrouwelijkheid heeft
toegezegd. 16.
De
journalist die zich baseert op anonieme bronnen moet aannemelijk maken dat
zijn bronnen betrouwbaar zijn, de informatie niet op andere wijze kon
worden verkregen en hij die zo goed mogelijk elders heeft geverifieerd. 17.
Het zoeken naar hoor en wederhoor is een journalistiek
basisprincipe. In het bijzonder bij het publiceren van beschuldigingen of
verdachtmakingen aan het
adres van een persoon of organisatie, past de journalist wederhoor toe. De
beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid, liefst in dezelfde publicatie
en zonder onredelijke tijdsdruk, te reageren op de aantijging. 18.
De
journalist zal de privacy van personen niet verder aantasten dan in het
kader van een open berichtgeving noodzakelijk is. 19.
De
journalist ontziet de privacy van slachtoffers, nabestaanden, patiënten
maar ook van verdachten en daders door de algemene herkenbaarheid van
betrokkenen in de berichtgeving te vermijden in al die gevallen waarin
deze personen onevenredig nadeel van herkenbaarheid zullen ondervinden en
voor zover het vermijden van herkenbaarheid niet in strijd is met het
belang van een adequate berichtgeving. 20.
De
journalist publiceert geen tekst of foto's en zendt geen audio-opnames of
beelden uit die zijn gemaakt van personen in privé-situaties zonder
toestemming van de betrokkene, tenzij met de publicatie een groot
maatschappelijk belang is gediend. 21.
De
journalist gebruikt geen privé-documenten tenzij de betrokkenen daarvoor
toestemming hebben gegeven, of met de publicatie een groot maatschappelijk
belang is gediend. 22. De journalist van wie blijkt dat hij een onjuist bericht heeft gepubliceerd, zal een schadelijke onnauwkeurigheid, gevraagd of ongevraagd, op zo kort mogelijke termijn op royale wijze corrigeren. Open vizier 23.
De
journalist verzamelt, selecteert en publiceert het nieuws zonder zich te
verschuilen achter een andere dan zijn eigen identiteit, tenzij met die
werkwijze een groot maatschappelijk belang is gediend. 24.
De
journalist maakt zichzelf en zijn methoden bij het verzamelen van
informatie in beginsel als zodanig bekend. 25.
De
journalist lokt geen incidenten uit met de bedoeling nieuws te creëren.
Hij lokt evenmin incidenten uit om een misstand te illustreren, tenzij
daarmee een groot maatschappelijk is gediend. 26.
Tenzij
daarmee een groot maatschappelijk belang is gediend, neemt de journalist
niet anoniem of onder pseudoniem deel aan discussies, op internet of in
andere media indien er raakvlakken zijn tussen zijn gewone berichtgeving
en zijn bijdragen aan die discussies. 27.
De
journalist steelt geen informatie en betaalt niet voor gestolen
informatie. 28.
De
journalist maakt geen gebruik van onrechtmatig door derden verkregen
informatie, tenzij met publicatie daarvan een groot maatschappelijk belang
is gediend. Toelichting Deze
toelichting bij de Code voor de Journalistiek, zoals in 2008 opgesteld
door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, wil duidelijk maken
waarin en waarom de nieuwe code afwijkt van de code van het Genootschap
uit 1995. Uiteraard zijn veruit de meeste aanpassingen terug te voeren op
de opkomst van het internet als massaal gebruikt medium en op de sterk
toegenomen participatie van het publiek, die dankzij internet mogelijk is
geworden. De
code bouwt voort op beginselen zoals die door beroepsjournalisten zijn
ontwikkeld, zowel nationaal (de Gedragscode
voor Nederlandse journalisten van het Genootschap van Hoofdredacteuren
uit 1995, de Leidraad van de
Raad voor de Journalistiek uit 2007) als internationaal (de Declaration of Principles of the Conduct of Journalists, beter
bekend als de Code van Bordeaux,
uit 1954, geamendeerd in 1986), maar is aangevuld met uitgangspunten en
idealen zoals die zijn aangedragen van buiten de beroepsgroep. Daarbij is
dankbaar gebruik gemaakt van de kritische suggesties die zijn gedaan nadat
een eerste versie van de code werd gepubliceerd in december 2007. De
toelichting geeft uitleg over factoren die van belang zijn geweest bij het
bepalen van de code zelf. Ze geeft een inkadering van het speelveld en een
aanzet tot continuering van het debat binnen de beroepsgroep. De code zelf
moet zonder de toelichting overeind kunnen blijven, net zoals bij de
versie uit 1995 het geval was. Waar
in de code of in deze toelichting wordt gesproken van de journalist en
zijn vak is telkens nadrukkelijk bedoeld: de journalist en zijn of haar vak. I.
Voor wie is deze code bedoeld?
De
journalistiek is een vrij beroep. Het staat open voor iedereen, ongeacht
of hij een professionele scholing of training als journalist heeft gehad
en ongeacht of hij met zijn werkzaamheden een inkomen verdient. De Code
voor de Journalistiek beoogt niet een toets te zijn voor de vraag of
iemand zich journalist mag noemen, maar geeft ethische normen voor
journalistiek handelen. De
Code voor de Journalistiek is bedoeld voor journalisten en
niet-journalisten. De code heeft evenzeer een interne als een externe
functie. Voor journalisten een houvast, of tenminste een uitgangspunt bij
discussies; voor niet-journalisten, het publiek dus, een begin van
verantwoording: hier willen journalisten op worden aangesproken. De
code is op geen enkele wijze bindend, noch zijn er sancties aan verbonden;
dat zou immers in tegenspraak zijn met de vrije toegang tot de
journalistiek en met de vrijheid van meningsuiting, zoals verwoord in
artikel 7 van de Grondwet. II.
Wat is nieuws?
Nieuws
is wat men nog niet wist voordat het nieuws er was. Het is het verslag van
wat er gebeurde, of de aankondiging van wat staat te gebeuren. Wat nieuws
is, wordt bepaald door actualiteit (hoe recenter het gebeurde, hoe
nieuwswaardiger), nabijheid (hoe dichtbij speelt een gebeurtenis zich af,
in geografisch of mentaal opzicht), controverse (mensen zijn geďnteresseerd
in conflicten), bekendheid (publieke personen of bekende organisaties
spelen vaker een rol in het nieuws dan anonymi), uitzonderlijkheid (wat
vreemd, eigenaardig, ongebruikelijk is, de "man-bijt-hond"-factor),
en impact (de mogelijke gevolgen van het nieuws bepalen mede de
nieuwswaarde ervan). Onder nieuws wordt meer verstaan dan feitelijke
verslagen. Een journalist brengt ook achtergronden, analyses en meningen
bij het primaire nieuws. III.
Wat is "een duidelijk onderscheid"?
In
de journalistiek wordt het onderscheid tussen feiten, beweringen en
meningen meestal aangebracht door genreaanduidingen (bijvoorbeeld:
"commentaar", "opinie", "column"); waar die
aanduidingen ontbreken, verwacht de lezer feitelijk nieuws. Bij nieuwe
media wordt het onderscheid tussen genres minder vaak zo expliciet
gemaakt. De lezer kan slechts vermoeden dat een weblog de persoonlijke
meningen van een auteur bevat, omdat veel weblogs meer op columns lijken
dan op feitelijke nieuwsberichten. Dit
wil niet zeggen dat de journalistiek de genrevervaging op internet
kritiekloos moet accepteren. Nieuwsberichten op een nieuwssite kunnen zich
niet de vrije toon veroorloven van een blog. Niettemin moeten journalisten
leren leven met het feit dat weblogs journalistiek van aard kunnen zijn
indien ze trouw blijven aan hun eigen, nieuw uitgevonden genre, zoals ook
een goede column niet a-journalistiek hoeft te zijn. IV.
Waarom verantwoording?
In
het verleden, toen internet nog geen massaal gebruikt medium was, was de
professionele journalist in de regel de enige brenger van het nieuws. Nu
zoveel mensen hun informatie niet meer doorgeven aan die journalist maar
die zelf openbaar maken via het internet, is het aantal mogelijkheden om
informatie te controleren sterk toegenomen. Dat geldt ook voor het nieuws
zoals dat door de journalist wordt gebracht. Doordat
het publiek via de nieuwe media meer dan ooit meepraat en assertief is,
zal de journalist, wil hij nog gehoord worden, meer dan voorheen
verantwoording moeten afleggen over zijn werkwijze. Hij zal transparanter
moeten zijn en kan niet meer volstaan met zich te beroepen op een traditie
van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid en integriteit zoals die
"kleeft" aan zijn medium of aan "de professie". Lezers
volgen hem kritisch, raadplegen bronnen uit de eerste hand, en corrigeren
hem. V.
Over databases, statistieken, peilingen en metabronnen
Traditioneel
verstaat de journalist onder bronnen: zegslieden of publicaties van
organisaties. Daarnaast is, versterkt met de opkomst van internet, een
heel scala aan computergestuurde bronnen ontstaan. Klassieke enquętes
hebben zich ontwikkeld tot internetpeilingen waarvan de representativiteit
misschien nog wel twijfelachtiger is dan dat voor de komst van internet
het geval was. Van nog recentere datum is de databasegestuurde
nieuwsselectie: een computer bepaalt wat nieuws is, en daarmee impliciet
wat de waarde van dat nieuws is (hoe hoger een nieuwsfeit bij Google News,
hoe belangrijker dat nieuws kennelijk is; hoe langer een lemma bij
Wikipedia, hoe betrouwbaarder dat lemma kennelijk is). De
opkomst van al deze nieuwe bronnen verandert niets aan de ethische regel
dat een journalist dient te beoordelen hoe betrouwbaar een bron is. Voor
de dagelijkse praktijk heeft het wel consequenties: journalisten moeten
zich ervan bewust zijn dat de wijze waarop dergelijke computergestuurde
selectie plaatsvindt, vaak niet bij het publiek bekend is, en soms niet
kan zijn omdat de technische methode geheim is (denk aan het
PageRank-algoritme dat bepaalt hoe de zoekmachine van Google met
meta-informatie, informatie over informatie, omgaat). Dit stelt hogere
eisen aan de manier waarop journalisten hun bronnen beschrijven. VI.
Controleerbaarheid
Van
oudsher is het controleren van feiten – "Is dit waar?" – een
taak van de professionele journalist. Gezond wantrouwen en kritisch
vermogen behoren tot zijn belangrijkste skills.
Nu niet langer alleen professionele journalisten toegang hebben tot
bronnen, moeten journalisten het controleren van feiten delen met
niet-journalisten. Wie zich dat aantrekt, maakt meer werk van
bronvermelding. Ook dat is een vorm van transparantie en accountability. VII.
Digitalisering
Naar
mate journalisten meer en meer gebruik maken van digitale technieken,
wordt het voor consumenten van nieuws lastiger te doorgronden waaruit de
bewerking bestond. Tekst kan worden gekopieerd (waardoor soms sprake kan
zijn van plagiaat), foto's en videomateriaal worden bewerkt (waarbij de
waarheid soms geweld wordt aangedaan). Lezers, luisteraars en kijkers
moeten kunnen weten waaruit de bewerking bestond, te meer omdat een kleine
maar groeiende groep nieuwsconsumenten juist heel wel in staat is de
digitale bewerking te doorgronden, ofwel omdat ze over dezelfde techniek
beschikken, ofwel omdat ze toegang hebben tot het onbewerkte
bronmateriaal. VIII.
Docudrama en real-life soap
De
gedramatiseerde documentaire en de soap met "echte spelers" (Big
Brother is het bekendste voorbeeld) zijn genres die soms een journalistiek
karakter hebben. Dergelijke moderne journalistieke producties kunnen heel
waardevol zijn, omdat ze het nieuws en vooral achtergronden bij dat nieuws
heel doeltreffend kunnen overbrengen. Feit en fictie lopen weliswaar door
elkaar, maar in de regel begrijpt de consument wel waarmee hij te maken
heeft. Omdat de grenzen in de niet-journalistieke media door de opkomst
van digitale technieken en internet als platform vervagen, moeten
journalisten meer dan voorheen het gebruik van fictieve elementen
expliciet maken. IX.
Hyperlinks
Zonder
hyperlinks zou internet niet bestaan, maar voor journalisten brengen links
twee soorten problemen met zich mee: de wijze waarop wordt gelinkt kan
discutabel zijn, en de content waarnaar wordt gelinkt kan dat zijn. De
wijze waarop links worden aangebracht, kan schadelijk zijn voor de
journalistieke integriteit. Links kunnen zodanig de oorspronkelijke bron
maskeren, dat de indruk wordt gewekt dat de "onderliggende
informatie" niet van een ander medium afkomstig is (framed
links of inline links).
Daardoor ontstaat iets wat sterk op plagiaat lijkt, of op parasitair
gedrag. Ook
de content waarnaar wordt
gelinkt, kan problematisch zijn. Los van eventuele civielrechtelijke of
strafrechtelijke consequenties, zal een journalist een eigen morele
afweging moeten maken bij het plaatsen van een link naar bijvoorbeeld
kinderporno, illegaal gekopieerde muziek of een terroristisch handboek.
Hij kan dan citeren zonder te verwijzen – zonder het adres van een
website te geven – maar moet zich ervan bewust zijn dat wat hij verhult
met een simpele zoekopdracht gevonden kan worden. Tenslotte kan hij ervoor
kiezen bij een link een expliciete waarschuwing te plaatsen, zoals in de
Verenigde Staten wel gebruikelijk is. X.
Bindingen
Ook
traditionele nieuwsmedia brengen, nu de primaire nieuwsfeiten meestal al
via internet zijn verspreid, steeds vaker achtergronden bij, commentaar op
en analyses van het nieuws. Omdat moderne nieuwsconsumenten, gewend als ze
raken aan het opiniërende karakter van weblogs en internetfora, ook van
traditionele media verwachten dat ze het nieuws meer dan voorheen duiden,
wordt het belangrijker dat journalisten openheid betrachten over hun
bindingen, ook als die een privékarakter hebben. Hiermee erkent de code
dat journalisten nog andere belangen kunnen dienen dan die van de
journalistiek, hun medium en de waarheid zelf. Journalisten moeten een
maatschappelijke rol kunnen vervullen buiten hun medium, maar dienen in
hun berichtgeving onafhankelijk te zijn, of ten minste melding te maken
van hun bindingen indien die relevant zijn. Het ligt voor de hand dat deze
ethische norm juist ook van betekenis is voor journalisten van nieuwe
media als weblogs. XI.
Verschoningsrecht
De
Nederlandse wet kent geen verschoningsrecht voor journalisten. Toch kan
een journalist die als getuige wordt opgeroepen in een rechtszaak zich met
succes beroepen op zijn recht op bronbescherming als hij weigert de
identiteit van een bron te openbaren omdat hij die informant
vertrouwelijkheid heeft toegezegd. Dat is het gevolg van een uitspraak van
het Europese Hof in de "Goodwin-zaak", in 1996. Redenerend
vanuit het recht op vrije nieuwsgaring oordeelde het Hof dat een
journalist zijn bronnen niet hoeft prijs te geven, tenzij er sprake is van
uitzonderlijke omstandigheden waarin zwaarwegende algemene of individuele
belangen in het geding zijn. De rechter bepaalt telkens in elke
afzonderlijke zaak of dat al dan niet het geval is. De
spanning tussen het journalistieke belang van onbelemmerde nieuwsgaring en
het justitiële belang van de waarheidsvinding in het opsporingsonderzoek
is ook aan de orde wanneer de journalist gedwongen wordt beeld- en
geluidsmateriaal af te staan aan justitie. Indien dat materiaal kan leiden
tot de onthulling van de identiteit van een geheim te houden bron, valt
het onder het recht op bronbescherming. De journalist zal het niet
afgeven, tenzij – zoals met het Openbaar Ministerie is overeengekomen
– het materiaal verzegeld is, zodat men bij de rechter bezwaar kan maken
tegen inbeslagneming. XII.
Anonimisering
"Onevenredig
nadeel van herkenbaarheid" ontstaat alleen als herkenbaarheid door
een publicatie groter wordt dan ze al was. Doordat via internet veel
informatie wordt verspreid door niet-journalisten die zich niet gebonden
achten aan terughoudendheid, ontstaat de facto vaak een situatie waarin
anonimisering geen doel meer dient; de betrokkene heeft inmiddels de
algemene bekendheid die volgens de Raad voor de Journalistiek een grond
kan zijn om de naam van een verdachte of veroordeelde toch te noemen (iets
anders zou in de woordkeus van de Raad "belachelijk" zijn). Zo
zijn de achternamen van de moordenaars van Pim Fortuyn en Theo van Gogh
dankzij internet inmiddels algemeen bekend. Let wel: hiermee is niet
gezegd dat alle verdachten voortaan altijd met naam en toenaam moeten
worden genoemd, louter omdat er een kans bestaat dat hun anonimiteit
ergens op internet wordt doorbroken. Het gaat erom dat het net ons in
specifieke situaties voor voldongen feiten kan plaatsen. Een kans is niet
hetzelfde als een feit. XIII.
Privacy en privé-websites
XIV.
Correcties, rectificaties en aanvullingen
Hergebruik
van journalistieke publicaties via internet stelt de media voor nieuwe
problemen. In het verleden werd een omissie gecorrigeerd met een
rectificatie, en recenter steeds royaler in rubrieken met "correcties
en aanvullingen". Daarmee was de kous, althans voor de geschreven
media, af. Nu publicaties dankzij nieuwe media lang na hun eerste
verschijning beschikbaar blijven – via een digitaal archief of Uitzending
Gemist of een zoekmachine als Google die ook artikelen bewaart die het
medium al had gewist – wordt dat corrigeren ingewikkelder. Aan het
ethische uitgangspunt verandert het niets. XV.
Verborgen camera's en undercover journalistiek
In
principe zegt een journalist dat hij journalist is en maakt hij bekend
welke methodes hij gebruikt. Een verborgen camera of geluidsrecorder,
webcam of datarecorder – waarmee iemands gangen op internet kunnen
worden nagegaan - zijn slechts
in bijzondere omstandigheden toegestaan, zoals ook het opnemen van een
telefoongesprek in beginsel aan de betrokkene bekend moet worden gemaakt.
Undercover journalistiek is alleen toegestaan indien daar een groot
maatschappelijk belang mee is gediend. De journalist moet duidelijk maken
welk belang zijn methoden rechtvaardigde en aannemelijk maken dat er geen
andere mogelijkheid was de informatie te verkrijgen. XVI.
Anonieme bijdragen van journalisten
Journalisten
vonden het doorgaans not done om
zich in het eigen of een concurrerend medium anoniem of onder valse naam
over het nieuws uit te laten, met andere woorden: te doen alsof een
willekeurige lezer aan het woord is. Door de opkomst van internet is
"meepraten over het nieuws" veel algemener geworden dan
voorheen, terwijl anoniem reageren de breed geaccepteerde norm is.
Desondanks moeten journalisten vermijden dat de indruk kan ontstaan dat ze
naar willekeur anders dan met open vizier te werk gaan. Alleen indien het
onderwerp van discussie ver genoeg afstaat van zijn journalistieke werk,
en de schijn van valse voorwendselen afwezig is, kan hij aan zo'n
discussie deelnemen, desgewenst anoniem.
|
|