Hoofdnavigatie


Week 4, vrijdag 27 januari 2012, 19:51

Zoeken zoek in cultura

Louis Paul Boon

Louis Paul Boon

In 1912 werd Louis Paul Boon geboren. Na een zeer moeizaam begin van zijn leven grooide Boon uit tot een serieuze kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur. 
Zijn meest bekende romans zijn De Kapellekensbaan, De bende van Jan de Lichte en Mijn kleine oorlog. 
In deze drie boeken is literaire universum van Louis Paul Boon  samengebald te weten het diepgevoelde verzet  van de schrijver tegen alles dat onecht, onwaarachtig en onrechtvaardig is. 

Hieronder volgt een levenbeschrijving van L.P. Boon 

1912 Op 15 maart wordt Lodewijk Paul Aalbrecht Boon in een uiterst bescheiden woning aan de Dendermondse Steenweg te Aalst geboren als de zoon van Jef Boon en Stella Verbestel.

1913 De familie Boon verhuist van de Dendermondse Steenweg 36 naar de Eilandstraat 32. De nieuwe woonst bevindt zich op Chipka, een gore fabriekswijk die geprangd ligt tussen de gekanaliseerde en de oude Dender.

1916 Op 8 februari verhuist de familie Boon weer naar de Dendermondse Steenweg, nummer 76 dit keer. Boon gaat naar de parochiale kleuterschool van de zusters Franciscanessen, de zogeheten Bewaarschool Sint-Jozef, in de gelijknamige straat.

1917 Boon bezoekt de katholieke jongensschool Sint-Jozef in de aalsterse Meuleschettestraat.

1923 Op 21 februari wordt Louis Paul Boons zusje `Jeanneke', voluit Joanna Alicia, geboren. 

1925 Boon, die een goede leerling is, bereikt het `achtste' studiejaar. Dat doet hij evenwel twee keer, vermoedelijk om aan de leerplicht te voldoen. Het is blijkbaar niet zijn ouders' bedoeling hem te laten voortstuderen.

1926 Boon wordt toch ingeschreven op de Middelbare en Hoogere Technische School in de Vakschoolstraat te Aalst, waar hij als `paswerker' wordt opgeleid, maar vooral uitblinkt in het vak Nederlands. Zijn verhouding met vooral de praktijkleraren is niet best, zijn oude klasgenoten getuigen hoe hij zich nauwelijks voor zijn studies interesseert. Louis maakt kennis met Karel Colson, met wie hij vrijuit over kunst en letteren praten kan.

1928 Begin 1928 wordt Louis zonder pardon van school gestuurd omdat hij `verboden boeken' in zijn bezit heeft en `het gif' onder zijn klasgenoten verspreidt. Dit is een zware klap voor de familie Boon, die zich zware offers heeft getroost om hem te laten voortstuderen. Louis zelf heeft er vermoedelijk minder zwaar aan getild. Hij wil kunstschilder worden en schrijft zich in aan de stedelijke Academie van Schoone Kunsten, waar hij zich op last van zijn vader evenwel bekwaamt in sierschilderen, `houten' en `marmeren'.

Hij volgt avondlessen om overdag zijn vader te kunnen helpen. Rijtuig- of reclameschilder zal hij worden, die grote dromer! Vanaf het academiejaar 1928-1929 mag Louis van zijn vader op maandagnamiddag een cursus kunstschilderen volgen, mede op aandringen van zijn nieuwe grote vriend Maurice Roggeman. Naast `Morris' leert hij in de Academie ook het gebochelde schilderstalent Robert Van Kerkhove kennen. De drie jongemannen cultiveren een romantische vriendschap. In deze periode schildert Boon, geheel in de trant van Van Gogh, de schoenen van zijn vader. Na per vergissing een fles terpentijn in plaats van een kruik koffie aan de mond te hebben gezet, loopt Jef Boon in 1929 een maagbreuk op. De financiële gevolgen van zijn vaders arbeidsongeschiktheid dwingen Louis reeds na korte tijd zijn studies aan de Academie op te geven. Hij onderhoudt zijn familie, die op 7 maart nog wordt aangevuld met zijn broer Frans Herman. Moeder Stella verkoopt intussen verf.

1929 Boon werkt een tijd als autoschilder in een Brussels carosseriebedrijf. Na de werkuren knapt hij als bijverdienste allerhande klusjes op. In zijn zeer spaarzame vrije tijd cultiveert hij meer dan ooit zijn kunstenaarsdroom. Zijn boezemvriend Maurice schrijft zich in aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent.

1930 De familie Boon verhuist van het `armemensenhuis' aan de Dendermondse Steenweg naar de Sint-Annalaan 60, in een typisch kleinburgerlijke wijk in Aalst. De buurt wordt hoofdzakelijk bevolkt door onderwijzers, bankbedienden, kantoorklerken en kleine neringdoenden. Ze hebben allen een zware hypotheek af te betalen, de Sint-Annalaan heet in de volksmond dan ook `Boulevard Poef'. Boons moeder opent een vrij grote verfwinkel, `In de zeester'. De inmiddels herstelde Jef Boon, die nu de beschikking heeft over een eigen werkhuis, is nog steeds rijtuig- en autoschilder. Als kleine zelfstandige verzorgt hij eveneens schilderwerk bij particulieren of in dienst van de stad en de lokale brouwerij Zeeberg. Hij wordt daarbij geholpen door zoon Louis, die eindelijk over een eigen kamer beschikt en er onmiddellijk aan een roman begint. Enkel het fragment "Onbekende stad" is bewaard gebleven. De in november geschreven dichtbundel Nacht-trein draagt hij op aan zijn vriend Colson. Nog steeds wil Boon een groot schilder worden, en dat laat hij alvast merken door enige excentriciteit ten toon te spreiden. Bij de in Aalst opgerichte linkse rebel lenclub `De Vlam' is de jonge Boon slechts zijdelings betrokken, in tegenstelling tot zijn kunstbroeder `Morris'. Ook met de oprichting van de Kommunistische Partij in Aalst heeft Boon weinig uit te staan, hoewel de artiest zich uitdrukkelijk als communist afficheert. Hij is verliefd op een meisje uit de buurt, Jeanette De Wolf, maar van officiële verkering is nog geen sprake.

1931 Jef Boon werkt als zelfstandig arbeider hoofdzakelijk voor de Aalsterse brouwerij Zeeberg, Louis is nog steeds bij hem in dienst. Als de crisis verergert, gaat hij samen met zijn vader een tijd pistoolschilderen.

1932 Op 29 augustus wordt Louis opgeroepen voor militaire dienst. Soldaat-milicien Boon, stamnummer 131.84.262, is ingedeeld bij het de Tiende Compagnie van het Eerste Linieregiment Karabiniers in de Prins Boudewijnkazerne te Brussel, nabij het Daillieplein. Hij raakt bevriend met zijn buurtgenoot Clement De Wolf, de broer van zijn latere vrouw `Jeanneke'. Hij onderhoudt een drukke briefwisseling met Karel Colson en Morris, die inmiddels avondlessen volgt aan de academie van Sint-Joost-ten-Noode. In de kazerne tekent Boon honderden portretten tegen betaling. Tijdens zijn verloven schildert hij, onder meer het veelbelovende Werklozen.

1933 Hij krijgt één maand speciaal verlof om zijn vader bij te staan, die onverwacht een grote opdracht krijgt van brouwerij Zeeberg: er moeten talloze vossekopjes op carnavalswagens geschilderd worden. In februari loopt Boons speciaal verlof af. Op 29 september zwaait hij af en gaat opnieuw op Chipka in de Aalsterse brouwerij Zeeberg werken, in dienst van zijn vader. Maurice Roggeman is inmiddels naar Brussel verhuisd, het contact met zijn kunstbroeder Louis verwatert.

1935 In de lente verloven Louis Boon en Jeanneke De Wolf zich officieel. Van 15 juli tot 24 augustus wordt Boon terug onder de wapens geroepen, hij vervoegt de Tiende Compagnie in Beverlo.

1936 Op 23 mei wordt het kerkelijk huwelijk voltrokken tussen Lodewijk Paul Aalbrecht Boon en Jeanette Charlotte De Wolf (1915). Het paar betrekt een vervallen huurhuis aan de Gentsesteenweg 184 te Aalst, door Boon `het rattenkot' gedoopt. De eerste maanden na zijn huwelijk knapt Boon in dienst van zijn vader karweitjes op in de buurt, dan gaat hij terug in brouwerij Zeeberg werken. Nog steeds wordt hij door zijn vader betaald. Terwijl hij in de vrieskelders van de brouwerij bierreservoirs wit lakt en tussendoor tekent, schildert en lino's snijdt, drijft Jeanneke met veel succes een kleine confectiewinkel, `In Het Kinderpaleis'. Er wordt zelfs een leermeisje aangenomen. Na zijn dagtaak in de vrieskelders schildert en klust Boon in dienst van zijn vader, zijn luttele vrije tijd wijdt hij aan de Kunst. Hij richt in huis een klein ateliertje in: `Ik ga al mijn dromen opschrijven. En ik ga al mijn dromen schilderen.' <125> De nog steeds in Brussel wonende en inmiddels gehuwde Maurice Roggeman duikt weer op, de contacten worden hersteld.

1937 Roggeman keert terug naar Aalst en gaat mee in Zeeberg werken. Boon, die nu niet langer door zijn vader maar door de brouwerij wordt betaald, werkt na zijn uren als huisschilder.

1938 Op 2 april wordt Boon door het leger voor één dag naar Brussel opgeroepen, dat zal op 2 oktober nogmaals gebeuren. In juli verlaten Louis en Jeanneke Boon hun huurwoning aan de Gentsesteenweg en betrekken in dezelfde straat een huis dat Jeannekes familie op een half jaar tijd voor hen heeft laten bouwen. `In het Kinderpaleis' verhuist mee naar nummer 14517, Jeanneke heeft nu drie meisjes in dienst. Voor het eerst beschikt de jonge Boon over een wat gerieflijke werkkamer. Hij werkt aan enkele zelfportretten, en aan een opzet voor zijn eerste grote roman, Het brood onzer tranen.

1939 Op 12 maart schenkt Jeanneke het leven aan Boons enige zoon: Jozef Clement, roepnaam Jo. In september wordt Boon gemobiliseerd. Hij is eerst in Gooik gelegerd en later aan het Albertkanaal te Tessenderloo. Hij schildert, leest veel en werkt aan Het brood onzer tranen. Tijdens de mobilisatie voert hij een drukke briefwisseling met Karel Colson en met Roggeman. Die is inmiddels terug in Brussel gaan wonen en stuurt zijn vriend menig boek op: Wassermann, Roth, Döblin, Kafka... Pas op 21 december 1939 wordt de verhuizing naar de Gentsesteenweg 14517 officieel ingeschreven.

 
1940 Tijdens de algemene mobilisatie leest Boon Célines Voyage au bout de la nuit, het bezorgt hem een schok der herkenning! Op 10 mei breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Aan het Albertkanaal in het Limburgse Veldwezelt, de huidige gemeente Lanaken, wordt Boon krijgsgevangen gemaakt en via Aken overgebracht naar een kamp te Fallingbostel, nabij Hannover. Op 23 augustus kan Kriegsgefangene `27518' naar Aalst terugkeren, lichamelijk uitgeput en mentaal gebroken door het gedwongen verblijf in Stalag XI B. Werk is er niet, Jef Boon werd bij Zeeberg ontslagen en ook zijn zoon is niet langer welkom. Boon jr. probeert de kost te verdienen als klusjesman in zijn vaders dienst. Hij valt ten prooi aan een depressie die maar blijft aanslepen. Zijn vrouw Jeanneke moet haar winkeltje opgeven, maar houdt het gezin financieel staande door verstelwerk voor de buren te verrichten.

1941 Bij wijze van therapie maakt Boon in de zomer een serie groteske houtskooltekeningen die de angst uitbeelden. Hij schildert ook een aantal doeken rond hetzelfde thema, de zogenaamde Muren-cyclus is een feit. Als een verlengstuk van de Muren-cyclus maakt Boon tijdens de winter zijn roman-in-lino 3 Mensen tussen muren, die hij aan Maurice Roggeman schenkt. Pas in mei 1969 zal deze eersteling door uitgeverij Querido openbaar gemaakt worden. Boon is niet tevreden met het resultaat en begint aan De voorstad groeit, in feite een (zoveelste) bewerking van Het brood onzer tranen. Regelmatig bezoekt hij Maurice Roggeman, die een tijd een kleine kunstgalerie aan de Brusselse Kunstberg openhoudt.

1942 De werkloze Boon blijft een naar omstandigheden intensief contact onderhouden met Maurice Roggeman, die zich inmiddels in het Verzet heeft geëngageerd. Begin november wordt het typoscript van De voorstad groeit bekroond met de Leo J. Krijnprijs. Boon is dan al vergevorderd met een kunstenaarsroman, Gholaerts, waarover hij sinds het begin van het jaar een enthousiaste briefwisseling voert met Morris en Willem Elsschot.
Ook Maurice Roelants en Raymond Herreman geven hun oordeel over het manuscript. Jeanneke laat de vijfde november op de identiteitskaart van de bekroonde schrijver het beroep `letterkundige' invullen, en helpt zo haar man aan de verplichte arbeidsdienst in Duitsland te ontsnappen. Niet lang na het verschijnen van De voorstad groeit maakt Boon kennis met Marcel Wauters en Ben Cami, wat later ook met Maurice d'Haese.

1943 In januari duikt Ben Cami onder bij de familie Boon, hij zal er een vijftal maanden blijven. De bekroonde auteur lijdt in die periode aan ernstige maagpijnen. Voor zover zijn toestand het toelaat, werkt hij verder aan Abel Gholaerts, dat nog voor de zomer afraakt. Hij is dan al begonnen aan Vergeten straat, waarvan een eerste versie in september wordt voorgelegd aan Roelants en Herreman. Zonder dralen zet de schrijver een nieuwe roman op, Madame Odile, de oerversie van de boeken over de kapellekensbaan. Inmiddels is De voorstad groeit verschenen bij de Brusselse uitgeverij Manteau, de auteur schenkt het eerste exemplaar aan Morris. Na het lezen van Boons officiële debuut verbreekt Robert Van Kerkhove, het andere lid van het artistieke driemanschap, de vriendschap: hij heeft zich in het zielige Bernardeke herkend. Boon schrijft inmiddels onverdroten verder. Van tekenen of schilderen lijkt nu geen sprake meer, al is uit 1943 nog wel een zeer getormenteerd zelfportret van `Abel' Boon bewaard gebleven.

1944 Boon herschrijft Vergeten straat, dat in april wordt voltooid en aan Manteau bezorgd. Het typoscript wordt door Boon onder anderen Elsschot ter beoordeling toegestuurd. Eind mei verschijnt bij de Brusselse uitgeverij het eerste deel van de ambitieuze kunstenaarsroman Abel Gholaerts, "Het talent;. Het geplande tweede deel, "Het genie;, zal nooit verschijnen. In juni laat een buitengemeen enthousiaste Boon kunstbroeder Roggeman weten dat hij het eerste hoofdstuk van Madame Odile klaarheeft. P.G. van Hecke nodigt Boon uit om mee te werken aan het Manteau-weekblad Zondagspost.
Op 24 december verschijnt de eerste aflevering van de oorlogskroniek Mijn kleine oorlog, waaraan Boon reeds tijdens de oorlog werkte.

1945 Boon probeert vergeefs het idee voor een communistisch tijdschrift voor cultuur, Roode Aarde, aan de KPB te slijten. Op 19 april overlijdt Robert Van Kerkhove na een langdurige ziekte. Jeanneke en haar man beginnen een uitleenbibliotheek, maar dat wordt een mislukking. In juli treedt Boon op uitnodiging van Bert Van Hoorick in dienst bij De roode vaan, hij wordt ook officieel lid van de Kommunistische Partij van België. Met Maurice Roggeman, die ook bij dit orgaan van de KPB werkt, maakt Boon het stripverhaal Proleetje en Fantast. Boon schrijft verder een viertal langere reportages, waaronder het door Roggeman geïllustreerde Brussel een oerwoud, en een reeks humoristische verhaaltjes, Vertellingen van Jo, eveneens verlucht door Roggeman. Van groot belang voor zijn poëticale bewustwording zijn de meer dan 150 kunst- en literatuurkritische bijdragen die vanaf 8 oktober 1945 in De roode vaan verschijnen. Ze getuigen van een constante wisselwerking met het grote werk-in-uitvoering dat jaren later onder de titel De Kapellekensbaan zal verschijnen. De Kapellekensbaan is een herschrijving van de in 1942 begonnen roman Madame Odile, die verweven wordt met een aantal reinaert-verhalen en eigentijds gesitueerde fragmenten. De voorpublikaties ervan in De roode vaan dragen de titel "Wereld-van-vandaag;.

1946 In juni wordt Vergeten straat gedrukt. In juli publiceert De Vlaamse Gids De atoombom en het mannetje met de bolhoed, één van de in totaal zes filmscenario's die Boon schreef. In september wordt de kunstenaar na een reeks moeilijkheden ontslagen bij De roode vaan. Dank zij Aloïs Gerlo kan hij meteen aan de slag als redactiesecretaris van het week blad Front. Naast een reeks voorpublikaties uit `de eerste illegale roman van boontje' De Kapellekensbaan verschijnen in Front een hondertal belang wekkende kunst- en literatuurkritische bijdragen. Het socialistische weekblad Parool publiceert op 22 december de eerste aflevering in de opstellen reeks "Ook de afbreker bouwt op;.

1947 In maart brengt Manteau Mijn kleine oorlog in de handel, met een voorwoord van Willem Elsschot. Kort daarop raakt Boon gebrouilleerd met Elsschot, hij wil niet dat die zijn Bormsgedicht aan hem opdraagt. Op 30 april wordt het huis in de Verastenstraat gekocht, een zijstraat van de Sint-Annalaan, waar nog steeds de ouders van de kunstenaar wonen. In september wordt er daadwerkelijk verhuisd. In augustus bezoekt Boon Engeland, samen met Marcel Wauters en Ben Cami, hij bericht over deze reis in Volksgazet en houdt er een voordracht over in de Gentse leesclub `De Boekuil', waar hij kennismaakt met de hem bewonderende Richard Minne. In september neemt Boon ontslag als redactiesecretaris van Front, officieel om gezondheidsredenen maar wellicht vooral om zich ten volle aan zijn Kapellekensbaan te kunnen wijden. Zijn inkomen als medewerker aan allerlei bladen, waaronder ook nog altijd Front, is bepaald karig. En van zijn romans kan de kunstenaar al helemaal niet leven, De voorstad groeit en Abel Gholaerts worden verramsjt. Na een tijd is de schrijver zelfs genoodzaakt opnieuw gevels te gaan schilderen. Zijn kunstbroeder Morris, die eveneens bij De roode vaan op straat werd gezet, decoreert inmiddels huizen in Brussel. Op 21 december verschijnt de laatste aflevering van "Ook de afbreker bouwt op;, Parool wordt opgeheven.

1948 Op 1 januari publiceert Boon in De Vlaamse Gids, op uitnodiging van de toenmalige redactiesecretaris Jan Schepens, het eerste opstel in zijn roemruchte reeks "Geniaal... maar met te korte beentjes;. Volgens de officiële documenten verhuist het gezin Boon pas op 20 september naar de Verastenstraat, waar op zaterdagavonden `de vrienden van de kapellekensbaan' al geruime tijd volop vergaderen. 's Zondags komt Maurice Roggeman vaak op bezoek. Op 25 november verschijnt Boons eerste bijdrage aan de krant Vooruit: de eerste aflevering van de reeks "Boontjes Bittere Bedenkingen;, voorpublikaties uit de boeken over de kapellekensbaan.

1949 Op 22 januari sterft Louis Paul Boons zuster Jeanneke. Bij de leesclub `De Boekuil' te Gent verschijnt een door Jozef Cantré geïllustreerde uitgave van de novelle Boontje's Uitleenbibliotheek. Mede dank zij Richard Minne verschijnt in Vooruit bijna wekelijks een bijdrage van Boon. In het najaar maakt de kunstenaar kennis met Jan Walravens, die hem uitnodigt mee te werken aan Tijd en mens.
Walravens zorgt er bovendien voor dat Boon, onder pseudoniem, kan meewerken aan de krant Het Laatste Nieuws en het weekblad De Zweep. Jeanneke erft een kleine som. Samen met Ben Cami kopen Boon en zijn vrouw bouwgrond in Erembodegem, die in twee stukken wordt verdeeld. Cami bouwt meteen, Boon wacht. Hij is inmiddels begonnen aan het tweede boek over de kapellekensbaan, Zomer te Ter-Muren. Op 9 december maakt hij kennis met Reinold Kuipers, directeur van De Arbeiderspers, die wellicht zal doen wat Manteau niet durft: De Kapellekensbaan uitgeven. Vergeten straat en Mijn kleine oorlog worden verramsjt.

 1950 Met ingang van het vierde nummer van Tijd en mens treedt Boon officieel toe tot de redactie. In juli tekent hij het contract voor De Kapellekensbaan. Tot zijn dood zal De Arbeiderspers zijn vaste uitgever blijven, al zijn er tijdens de eerste jaren enige strubbelingen. Overigens is niet Boons volledige werk bij De Arbeiderspers ondergebracht. Het contract voor zijn `illegale roman' moet zeker een aanmoediging zijn geweest voor de schrijver. Maar nog steeds zijn de financiële problemen voor de familie Boon niet van de baan, al heeft Jeanneke veel naaiwerk en is haar man nu als `zelfstandig journalist' verbonden aan Vooruit. Er zijn namelijk plannen om een huis te bouwen.

1951 In januari treedt Boon officieel toe tot de redactie van Podium. In juni wordt Front opgeheven, waardoor een niet onbelangrijke afnemer van teksten verloren gaat en de financiële nood nog nijpender wordt. Op 17 maart verkopen de ouders van de kunstenaar hun huis op de Sint-Annalaan, om te verhuizen naar een voormalige nieuwkuiswinkel aan de Kastanjestraat 9 in Gent. Tegelijk nemen ze de aan de Gentse Acaciastraat gelegen wasserij "De kabouter" over. Gedurende drie maanden doet Boon er de boekhouding, waarvoor hij wekelijks van maandag tot en met donderdag in Gent verblijft. Hij verdient er honderd frank per werkdag.

1952 Op 13 mei zendt de N.I.R. een eerste van zeven door Boon geschreven hoorspelen uit: Het ravijn der schimmen. In juli en december verschijnen gemeenschappelijke nummers van Podium en Tijd en mens, waarvan Boon inmiddels redactiesecretaris is geworden. Op 26 december verhuist de familie Boon van de Verastenstraat 5 naar de Erembodegemse Bredestraat 5/d, tegenwoordig Vogelenzang geheten. Huize Isengrimus zal het legendarische `reservaat' van de kunstenaar worden. Eerder die maand verscheen Boontje's Twee spoken bij schrijvers nieuwe uitgever, de Amsterdamse uitgeverij De Arbeiderspers.

1953 In maart verschijnt eindelijk de roman De Kapellekensbaan, die niet minder dan 47 recensies uitlokt. Nog diezelfde maand publiceert De Vlaamse Gids Boons Memoires van een kleine jongen. Op 30 maart keren de ouders van Boon uit Gent terug, ze vestigen zich opnieuw in de Sint-Annalaan. In juli voltooit de kunstenaar het hoorspel over Matoeschka, De trein van zaterdagavond. In diezelfde periode komt het tot een breuk tussen Boon en Roggeman. In oktober legt de schrijver de laatste hand aan Zomer te Ter-Muren. De krant Het Laatste Nieuws bundelt de Jan de Lichte-verhalen en het tijdschrift Podium publiceert een eerste versie van de `zwarte roman' Niets gaat ten onder.

1954 Op 2 februari overlijdt Estella Constantina Boon-Verbestel, de moeder van de kunstenaar. In juni wordt Menuet voltooid, op dat moment heeft Boon al het plan opgevat voor zijn grote roman De paradijsvogel. De Arbeiderspers publiceert intussen de eerste aflevering van zijn eenmanstijdschrift Reservaat. Op 6 november treedt Boon op uitnodiging van de socialistische senator Gust De Block officieel in dienst bij Vooruit, waar hij verantwoordelijk wordt voor de cultuurrubriek "Het Geestesleven". Op 9 november verschijnt in deze Gentse krant de eerste aflevering van de rubriek "De 4 hoeken van de wereld", waarin de journalist Boon zijn persoonlijk commentaar kwijt kan bij de faits divers uit de (inter)nationale pers. Steeds meer laat de romancier zich in spireren door de schijnbaar onbelangrijke kleine dingen des levens, die hij als een archivaris verzamelt en catalogiseert. In zijn romans diagnosticeert de Nietzscheaanse psycholoog zijn vondsten als evenveel symptomen van de cynische en nihilistische wereld-van-vandaag, waarvan hij tegelijk de ziektegeschiedenis probeert te reconstrueren. De Paradijsvogel zal hiervan een eerste proeve zijn. In deze periode zet Boon ook zijn Fenomenale Feminateek op, die zal uitgroeien tot een 144 hoofdstukken tellende verzameling van uiteindelijk meer dan 24.000 gerubriceerde en becommentarieerde foto's van schaars geklede dames, aangevuld met een zestigtal begeleidende teksten van grotere omvang.

1955 Boon bestudeert de Tarot en tekent er de kaarten van. De Vlaamse Gids publiceert De 17 kaarten van het verleden, de aanzet voor een boek over de Tarot. In maart verschijnt de tweede aflevering van zijn eenmanstijdschrift Reservaat. In de NVT-reeks van de Antwerpse uitgeverij Ontwikkeling verschijnt een maand later de roman Menuet. In juni publiceert De Arbeiderspers Wapenbroeders, Boons afrekening met de wereldverbeteraars aller landen. In november verschijnt de derde aflevering van Reservaat, waarin de belangwekkende afdeling "Over moderne romankunst" wordt opgenomen. Jo Boon begint aan een drie jaar durende opleiding als fotograaf.

1956 In maart verschijnen bij De Arbeiderspers de roman Niets gaat ten onder en het lange gedicht De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat. Twee maanden later wordt eindelijk ook Zomer te Ter-Muren, het tweede boek over de kapellekensbaan, openbaar gemaakt. Op 12 mei verschijnt in Vooruit de eerste aflevering van "De vijfde kolom", gevuld met lectuurnotities. In september publiceert De Arbeiderspers de vierde aflevering van Reservaat, met onder meer een herdruk van De 17 kaarten van het verleden.

1957 Bij De Arbeiderspers verschijnt de definitieve versie van De bende van Jan de Lichte. In augustus voltooit Boon De paradijsvogel, de vijfde en laatste aflevering van het eenmanstijdschrift Reservaat is dan net verschenen. In november verschijnen Boons Grimmige sprookjes voor verdorven kinderen.

1958 Boon krijgt de Henriëtte Roland Holstprijs voor De kleine Eva. Hij laat zich overhalen om toe te treden tot de redactie van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, hij zal er tot zijn dood deel van blijven uitmaken zonder er nog in te publiceren, twee uitzonderingen daargelaten. In februari verschijnt De paradijsvogel. Relaas van een amorele tijd, waarin Boon graaft naar een oeroud verlangen dat ons allen nog steeds onbewust drijft. Deze buitengewoon complexe roman, die door de officiële kritiek aanvankelijk werd ondergewaardeerd, eindigt met een allegorische representatie van Boons levensfilosofie: de zich een rat wanende mens probeert een existentieel minderwaardigheidscomplex te compenseren door naar de hemel te reiken en een paradijsvogel te worden. De onvermijdelijke frustratie van dit oeroude verlangen is verantwoordelijk voor het hedendaagse nihilisme en cynisme. Dit anti-metafysische gedachtengoed verwerkt de kunstenaar ook in een reeks meesterlijke olieverfschilderijen.

1959 Van 16 mei tot 12 september publiceert Boon onder het pseudoniem Lew Waitmans in wekelijkse afleveringen in Vooruit de roman De liefde van Annie Mols, die een jaar later in boekvorm verschijnt. In oktober 1959 verschijnt de meesterlijke groteske Vaarwel krokodil of de prijslijst van het geluk. Op 18 november verschijnt in Vooruit het eerste "Boontje", ter vervanging van Richard

Minnes "In twintig lijnen". In `Celbeton' <126> in Dendermonde worden tekeningen en schilderijen tentoongesteld. 

1960 In februari verschijnt bij De Vlam/Het Licht in Gent Op zoek naar de nozems, één van de zes reportages die Boon tussen 1956 en 1959 schreef voor Vooruit. In opdracht van het Ministerie van Onderwijs schrijft hij een monografie van de door hem bewonderde Gustaaf Vermeersch, waarover hij reeds berichtte in de eerste aflevering van zijn eenmanstijdschrift Reservaat. Tussendoor maakt hij collages en vindt hij het `gagaïsme' uit. In september treedt Boon, op uitdrukkelijk verzoek van Gerrit Borgers, een tweede keer toe tot de redactie van Podium. In Vooruit publiceert hij sinds juli Het zondagsleven van Pompon, dat vanaf oktober zelfs wordt herhaald. In de loop der jaren zal Boon zijn Pomponneke-geschiedenis nog een zevental keren herschrijven.

1961 De herhaling van de Pomponneke-geschiedenis in Vooruit wordt op 26 mei besloten. Dertien hoofdstukjes ervan worden gepubliceerd in Ivo Michiels' bloemlezing 13 Vlamingen. Op 17 oktober houdt Boon voor het eerst zijn voortaan wekelijkse praatje voor radio Oost-Vlaanderen, onder de titel `Het zoutvat'. In december verschijnt De zoon van Jan de Lichte. Diezelfde maand maakt de lezer van de Boontjes kennis met de universele sprookjesfiguur Blauwbaardje.

1962 De beeldende kunstenaar werkt nu met boomwortels en stelt zijn `sujets' en `objets' tentoon in `Celbeton' te Dendermonde. Hij schrijft het verhaal van Petite Fleurke (ook wel Miss Barbe Bleu geheten), waarvoor hij een reeks groteske randbemerkingen en collages maakt. In oktober verschijnt de bundel groteske `sprookjes' Blauwbaardje in Wonderland, een herdruk van de Grimmige sprookjes die is aangevuld met het titelverhaal. Op 27 oktober zetelt hij voor het eerst in het panel van de BRT-quiz 't Is maar een woord, waardoor hij in Vlaanderen in zeer korte tijd populair wordt.

1964 Het nieuwe onkruid verschijnt en krijgt een slechte pers. In galerij Drieghe te Wetteren loopt de tentoonstelling "Boon vader en zoon". Onder diezelfde titel publiceert de Wetterse uitgeverij Hedendaags fragmenten van de vertelling Petite Fleurke, die het vertrekpunt vormt van de tentoonstelling. In opdracht van het Ministerie van Onderwijs schrijft Hugo Claus een monografie over de romancier Boon.

1965 Op 25 juni trouwt zoon Jo met Lucienne Muylaert. Het paar woont tot november bij Louis en Jeanneke in huis. In oktober verschijnt Reservaat, Boontjes verzamelde reservaten.

1966 Op 6 april ontvangt Boon de Constantijn-Huygensprijs. In de Wetterse galerij Drieghe worden tekeningen uit de jaren zestig tentoongesteld.

1967 In januari begint boontje in Vooruit met een `roman-in-schuifjes' die Jezebel heet en een literaire bewerking is van de Christine Keeler-affaire. In de eerste helft van september speelt hij een rol in Robbe De Herts korte film De bom. Van 14 tot 20 oktober houdt het Nijmeegse studentengezelschap Les Chevaliers de la Volière in de plaatselijke galerij Trianon een overzichtstentoonstelling van Boons plastische werk.

1968 Op 30 november sterft Josephus Theodorus Boon, de vader van de kunstenaar. Het tijdschrift Komma publiceert een Boon-themanummer. `Assemblages' worden samen met werk van Annemie Van Hoorick tentoongesteld in galerij Drieghe te Wetteren.

1969 Op 24 januari wordt Boons kleinzoon David Andreas geboren. In mei publiceert Querido de uit 1941 daterende roman-in-lino 3 Mensen tussen muren. De kunstenaar lijkt het schrijven beu, al start het Brugse weekblad Voor Allen in oktober met de publikatie van het feuilleton Fabriekstad Aalst, een prefiguratie van Pieter Daens. Boon werkt mee aan het blootblad Partner, dat hoofdstukken publiceert uit zijn fenomenologische studie van het frivole, de Fenomenale Feminateek. Op 9 mei neemt Salvador Paul Boon symbolisch afscheid van de literatuur bij de opening van een tentoonstelling van `ruimteschilderijen' in de Gentse galerij Trio. Een en ander wordt op 28 november nog eens overgedaan in de Amsterdamse galerij Siau. Een door Boon verzonnen `Daliaanse verklaring' bij de geëxposeerde werken zal in 1979 verschijnen in het Boonherdenkingsnummer van het kunstenaarstijdschrift HAM. In september schrijft Boon zich in aan de Gentse Kunstacademie. Het lijkt de beeldende kunstenaar ernst, maar lang zal hij de teken- en schilderklassen niet volgen
 
1970 In het Trappenhuis van de Academie te Leiden en in De Doelen te Rotterdam worden `ruimteschilderijen' geëxposeerd. Rond juli geeft Boon zijn studies aan de Gentse Kunstacademie op.

1971 In het Cultureel Centrum Affligem te Hekelgem gaat van 3 tot 12 september een tentoonstelling door van tekeningen, schilderijen en sculpturen, ook het werk van Ado Hamelrijck wordt er geëxposeerd. In november verschijnt de documentaire roman Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. Boon zal er vijf prijzen voor ontvangen, waaronder de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Proza. Hij dreigt te worden bijgezet in het mausoleum van de Vaderlandse Letteren.

1972 De tegen wil en dank gecanoniseerde schrijver Boon, die nu ook wordt voorgedragen voor de Nobelprijs, neemt wraak op de publieke opinie: hij publiceert zijn satirische pornoverhaal Mieke Maaike's obscene jeugd. In diezelfde periode verschijnt ook de roman Als het onkruid bloeit, een herschrijving van Het nieuwe onkruid (1964). Op 1 april gaat Boon met vervroegd pensioen bij Vooruit, maar hij blijft Boontjes publiceren. Voortaan zal hij 's morgens schilderen en 's namiddags schrijven. Van 19 mei tot 4 juni loopt in de Aalsterse galerij Pieter Coucke een tentoonstelling van Boons zogenaamde `beeldhouwwerken', samen met werk van Annemie Van Hoorick. Voor deze gelegenheid worden een aantal van deze bizarre sculpturen uit 1970 en 1971 bijgewerkt, waarna ze net als het nieuwe werk worden gedateerd op 1972. In het mei/juni-nummer van het Nieuw Vlaams Tijdschrift verschijnt de "Eerste proeve voor een roman over Jezebel en haar vriendin Petit Fleurke". De Arbeiderspers brengt het kookboek Eten op zijn Vlaams op de markt. Boon, die populairder is dan ooit, wordt zestig. De tijdschriften Maatstaf en De Vlaamse Gids publiceren een Boon-themanummer. Verder verschijnen het door Herwig Leus en Julien Weverbergh geredigeerde Boonboek en, in de reeks "Kleine ontmoetingen", een monografie van Boon door Luc Verhuyck en Theo Jochems. Met de publikatie van Chapel Road wordt een begin gemaakt met een lange reeks vertalingen van Boons werken in onder meer het Frans, Zweeds, Engels, Spaans, Noors, Duits en Hongaars.

1973 Tijdens de motorcross van Hekelgem worden schilderijen en beeldhouwwerken tentoongesteld. In september begint Boon aan De goden zijn onder ons, een fantasie omtrent het ontstaan van de wereld. Diezelfde maand verschijnt Zomerdagdroom, niet lang daarna De meisjes van Jesses.

1974 Paris-Manteau publiceert de groteske fotoroman Blauwbaardje in de ruimte, die de kunstenaar (tekst) met zijn zoon (foto's) vervaardigde. Bij de publikatie van Davids jonge jaren worden in de kantoren van De Arbeiderspers aan de Amsterdamse Singel collages geëxposeerd die de kunstenaar samen met zijn kleinzoon heeft gemaakt. Boons zestigjarige uitgever Kuipers krijgt een op één exemplaar gedrukte uitgave van een onderdeel van de Petite Fleurke-saga ten geschenke, het draagt de titel "Memoires van een schoolmeester". Intussen werkt de schrijver aan Eenzaam spelen met Pompon, een tekst waarin de Pomponneke-geschiedenis verweven wordt met de "Memoires van een schoolmeester" en andere elementen uit Petite Fleurke. Te Lebbeke, ten huize van Pierre Beekman, worden dertig erotische iconen' of `kastjes' tentoongesteld. Boon treedt toe tot de door Frans Vyncke gestichte HAM-groep.

1975 Het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag organiseert een tentoonstelling van het plastisch werk uit de jaren zestig en zeventig. In maart verschijnt de autobiografische roman Verscheurd jeugdportret, enkele maanden later gevolgd door Memoires van de Heer Daegeman. In augustus begint Boon dan aan Het kloo(s)terleven van Agaatje, een reeks van 37 frivole pastelkleurige tekeningen over het meisje Agaatje dat de roeping voelt en er gretig op ingaat.

1976 Op 15 juli overlijdt broer Frans. De kunstenaar wordt meer dan ooit gekweld door doodsgedachten en door het gevoel `mislukt' te zijn. Hij drinkt meer dan goed voor hem is, dreigt meermaals met zelfmoord en schildert als een razende: erotica van doorgaans mindere kwaliteit, maar ook pastels en later olieverfschilderijen van zijn omgeving, de zogenaamde `nieuwe landschappen'. In november publiceert De Arbeiderspers de roman De Zwarte Hand of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst. Bij Nijgh & Van Ditmar verschijnt Louis Paul Boon, tedere anarchist. Omtrent het utopia in `Vergeten straat' van Paul de Wispelaere.

1977 In januari wordt de oude vrienschap met Maurice Roggeman weer aangeknoopt. Rond diezelfde periode schildert Boon zijn Testament. De Gentse galerijen Trio en Galver Gallery organiseren onder de titel "Het nieuwe landschap" tentoonstellingen van respectievelijk pastels (mei) en olieverfschilderijen (oktober). Het project krijgt een vervolg in de Antwerpse galerij De Kleine Kraai, waar nieuwe schilderijen en tekeningen rond hetzelfde thema worden geëxposeerd. In augustus was inmiddels de bundel verhalen `naar de politiearchieven der stad Aalst' Het jaar 1901 verschenen.

1978 Naar aanleiding van de opvoering van Menuet wordt in Brussel door de Foyer van de K.V.S. een vierde tentoonstelling onder de titel "Het nieuwe Landschap" georganiseerd, dit keer met pastels en olieverfschilderijen. Het Universitair Ziekenhuis van de VUBrussel in Jette houdt een overzichtstentoonstelling. Dat doet ook het Middelburgse Antiquariaat Merlijn. In de begeleidende catalogus kondigt Boon aan na zijn Laatste Boek terug te keren naar het punt waar hij als schilder ontspoord is. Een werk als De gelieven demonstreert alvast wat de kunstenaar bedoelt: andermaal worden we geconfronteerd met mensen die verloren lopen tussen hoge muren en alleen bij elkaar nog de illusie van geborgenheid in stand weten te houden. Inmiddels heeft Boon in een drietal weken zijn Laatste Boek geschreven, maar voorlopig houdt hij die `nagelaten bekentenis' in portefeuille: geheel volgens de conventie mag Eros en de eenzame roman pas na zijn dood verschijnen. Sinds augustus is hij in de ban van een tomeloze schilderdrift. Hij maakt illustraties bij al dan niet denkbeeldige klassiekers uit de licentieuze literatuur, stoeit met de pornografische iconografie en konterfeit tenslotte een fascinerende reeks tekeningen en olieverfschilderijen waarop hoog-zwangere naakte vrouwen bij avond rondwaren in verkommerde volkswijken terwijl tussen vervallen huizen zich onnoembare dingen afspelen.

1979 Op het Kasteel Terlinden in Aalst worden op 10 maart tekeningen en schilderijen geëxposeerd. De kunstenaar mag zijn Laatste Boek dan al hebben voltooid, hij kan het schrijven niet laten. Op 10 mei overlijdt Louis Paul Boon in zijn huis in Erembodegem, terwijl hij werkt aan een roman die De Kasteelheertjes zou gaan heten.

Cultura links