J.F. van Duyne, voorzitter van de Raad van Bestuur van Koninklijke Hoogovens (1999)

Een diepe en felle dip, maar absoluut geen dieptepunt

Voor Koninklijke Hoogovens was 1998 een turbulent jaar. Na een uitstekend eerste halfjaar bleek in de loop van het derde kwartaal het effect van de Azië-crisis zich ongekend snel binnen de staalindustrie te manifesteren. Volgens J.F. van Duyne, voorzitter van de Raad van Bestuur van Koninklijke Hoogovens, is er echter geen sprake van een conjunctureel dieptepunt.

Koninklijke Hoogovens, met circa 23.000 werknemers in 16 verschillende business units, produceert jaarlijks ongeveer 8 miljoen ton staal en 450.000 ton aluminium. In 1998 bedroeg de totale omzet 10,8 miljard gulden. De belangrijkste producten zijn warmgewalst staal, (bekleed) koudgewalst staal, verpakkingsstaal, aluminium plaat en extrusieproducten van aluminium. Deze producten worden onder meer gebruikt voor de fabricage van auto's, vliegtuigen, dranken- en conservenblikjes, dak- en gevelelementen, witgoed, vaten, buizen en batterijen. Buiten Nederland heeft Hoogovens vestigingen in Duitsland, België en Frankrijk, Groot Brittannië, Zwitserland, Portugal, Noorwegen en in de Verenigde Staten. Hoogovens heeft een uitgebreide tak 'research & development'. Er werken meer dan 400 onderzoekers. Jaarlijks besteedt de onderneming 120 miljoen gulden aan onderzoek en ontwikkeling.

Hevigheid verrassend

Koninklijke Hoogovens kon over de eerste helft van 1998 nog mooie cijfers presenteren. Het nettoresultaat werd ten opzichte van het eerste halfjaar van 1997 verdubbeld tot 386 miljoen gulden. 'Het effect van de Azië-crisis op Hoogovens' voornaamste afzetmarkten viel tot nu toe mee,' zo werd in de toelichting bij de cijfers gesteld. 'Tot nu toe was de uitstraling naar de westerse economieën gematigder dan eerder verwacht. Het jaar 1998 zal voor Koninklijke Hoogovens een zeer goed jaar worden, ondanks het te verwachten toenemende effect van de Azië-crisis.' De cijfers over het hele jaar 1998 spraken echter andere taal. Uiteindelijk bleef het nettoresultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening met 515 miljoen gulden op het niveau van 1997 steken en door voorzieningen voor buitengewone lasten (ten behoeve van herstructureringen) daalde het nettoresultaat met 17% tot 415 miljoen gulden. "Wij wisten dus wel dat er door de Azië-crisis een teruggang zou zijn, maar de hevigheid waarmee dat gebeurde, dat was eigenlijk de verrassing," aldus bestuursvoorzitter Fokko van Duyne.

Staalstromen op drift

Hoogovens is een typisch conjunctuurgevoelig bedrijf. De productie van staal en aluminium vereist immers grote productieinstallaties, die ten tijde van minder vraag snel tot een overcapaciteit kunnen leiden en tot onevenwichtigheid in de markt als gevolg daarvan. "Als er dan aan de vraagkant iets gebeurt," aldus Van Duyne, "dan krijgen wij daar de effecten van. De Azië-situatie is daar een goed voorbeeld van. In Azië was er een vraaguitval en de gevolgen daarvan hebben zich langzamerhand mondiaal verplaatst. Het aanbod vanuit Japan, Korea, Rusland en ook vanuit Zuid-Afrika en Zuid-Amerika dat niet meer in Azië werd opgenomen, verplaatste zich zo naar West-Europa en de Verenigde Staten. Daar was de vraag nog steeds goed, maar daarin werd dus deels voorzien door het aanbod dat er kwam. In augustus, september vorig jaar barstte dat in alle hevigheid los en wij hebben daar een klap van gekregen." Wanneer staalstromen op drift raken, ontstaat er een overaanbod en dalen de prijzen. Zo heeft de Azië-crisis aan de staalkant (maar niet aan de aluminiumkant) tot een zeer laag prijspeil in West-Europa geleid. "Wij hebben daarom wel degelijk onze productie aangepast," aldus Van Duyne. "Bepaalde leveranties wilden wij niet meer doen. Daardoor hebben wij met name in de tweede helft van vorig jaar minder verkocht dan in dezelfde periode in 1997."

Protectionisme

Van de productie van Koninklijke Hoogovens is in grote lijnen 20% voor de Nederlandse markt bestemd, 60% gaat naar overige Europese landen en 20% vindt een bestemming buiten Europa, met name in de Verenigde Staten. "De Amerikaanse markt is voor Hoogovens altijd een natuurlijk marktgebied geweest," aldus Van Duyne. "Wij beschouwen Amerika weliswaar als een exportmarkt, maar we hebben een hele continue stroom van materiaal naar hele specifieke klanten in de Verenigde Staten. Die klanten bedienen wij al dertig jaar. Zij hebben hun productieapparaten op onze kwaliteit ingesteld en daardoor zullen wij, hoe de dollar of de wereldmarkt zich ook ontwikkelt, die stroom materialen die richting uitsturen." Helemaal zorgeloos over de Verenigde Staten is Van Duyne echter niet. Hij heeft veel moeite met de handelsmaatregelen in de Verenigde Staten, die volgens hem protectionistisch van aard zijn. Hij zegt: "Verschillende staalstromen worden als één staalstroom gezien, zonder naar de afkomst te kijken, en vervolgens worden er anti-dumpingmaatregelen getroffen die ons hinderen. Wij willen daarentegen zo veel mogelijk vrijhandel hebben. De stromen moeten doorgaan! Natuurlijk moeten excessen worden aangepakt. In Europa kun je ook maatregelen aan de Europese Commissie vragen als er echt dumping plaatsvindt en wanneer het uit de hand loopt, zal er worden opgetreden. Maar in de Verenigde Staten wordt dat veel harder aangepakt, waardoor je een verscherping van tegenstellingen tussen handelsblokken krijgt. Zo'n 'handelsoorlog', zwaar uitgedrukt, zien wij als een gevaar en vinden wij heel erg slecht."

Devaluaties van valuta

Hoewel Hoogovens de blik met name op Europa gericht houdt, blijft het bedrijf afhankelijk van mondiale bewegingen. De vraagpositie van Europa alleen kan zeker niet als een absoluut gegeven in de analyses worden meegenomen. Vanzelfsprekend vindt ook de prijsvorming op de wereldmarkten plaats. "In dat opzicht is bijvoorbeeld de Braziliaanse staalindustrie belangrijk voor ons," zegt Van Duyne. "Brazilië is een van de leveranciers van de Verenigde Staten. Op het moment dat de real daalt, geeft dat een concurrentievoordeel aan de Brazilianen. Het is eigenlijk niet anders dan wat met de devaluatie in Korea is gebeurd of met de zwakte van de yen. Door de lage positie die deze landen in hun eigen valuta hebben, trekt de relatief hogere waarde van de dollar en de Europese valuta natuurlijk aan. Ondanks de hoge transportkosten, een belangrijk onderdeel in onze branche, gaan deze landen dan eerder exporteren dan ze daarvoor zouden hebben gedaan. Dat is ook een reden waarom die stroom sneller en feller gekomen is dan we aanvankelijk hadden gedacht." Van Duyne was om meer redenen niet gelukkig met de devaluatie van de real. Hij zegt: "Als die tot gevolg zou hebben gehad dat er een cascade van devaluaties in Zuid-Amerika op gang was gekomen, dan had opnieuw een hele regio in een negatieve spiraal terecht kunnen komen." Wat dat betreft is Van Duyne minder somber over een mogelijke devaluatie van de Chinese munt. "Ik hoor tot degenen die denken dat de Chinezen door hun specifieke omstandigheden in staat zullen zijn om de waarde te handhaven. Mocht er een devaluatie plaatsvinden, dan zou dat een verdieping van de crisis in Azië betekenen, maar ik denk niet dat het zover komt," aldus Van Duyne.

Schuren over de bodem

Gevraagd naar de vooruitzichten voor de komende jaren, stelt Van Duyne zich voorzichtig op. Hij is niet optimistisch, maar meent toch ook enig licht aan het einde van de tunnel te zien. Hij zegt: "Ik denk dat 1999 een moeilijk jaar zal zijn en dat het nog maar de vraag is of al in 2000 een duidelijke verbetering zichtbaar zal zijn. Toch merken we mondiaal gezien, weliswaar op een heel laag peil, dat er wel degelijk weerstandspunten in de markt komen. Een verdere prijsdaling wordt door ons niet voorzien, we schuren naar ons gevoel over de bodem heen. Alleen is dit inzicht op dit moment nog te fragiel om daar conclusies aan te verbinden. Want is het alleen maar over de bodem schuren om vervolgens nog verder te zakken? Of zijn het werkelijk eerste tekenen die erop duiden dat er toch weer een lichte verbetering tot stand kan komen? Een en ander is natuurlijk ook sterk afhankelijk van de conjuncturele inschatting die je voor de komende periode doet." Van Duyne benadrukt in dit verband dat de conjunctuur primair een breder draagvlak moet krijgen. Hij zegt: "We weten allemaal dat het op dit moment de consument is die de conjunctuur draagt en niet zozeer de industriële activiteit. Dat heeft alles te maken met de mogelijkheden voor de consument, door het hele lage rentepeil, om uitgaven te doen. Zo'n laag rentepeil als nu hebben we eigenlijk al heel lang niet gezien. Hoewel dus de conjunctuur op dit moment voor ons niet goed is, is er in het algemeen nog steeds sprake van groei. Maar als de consument zijn ijskast of zijn auto door een nieuwe heeft vervangen, dan is het een grote stap om daar nog een tweede naast te zetten. De consumentenvraag zal daarom toch wat gaan terugvallen en de vraag is nu of dan de conjunctuur aantrekt waardoor industriële ontwikkeling zich weer kan versterken."

Andere onderneming

Koninklijke Hoogovens maakte voor het laatst een conjunctureel dieptepunt mee in 1992-1993. Daarna had het bedrijf een korte dip in 1995-1996, waarna heel snel een verbetering plaatsvond. De huidige dip noemt Van Duyne dieper en feller dan de vorige, maar van een dieptepunt als zeven jaar geleden is volgens hem geen sprake. "Daar zitten we op dit moment een heel stuk boven," zegt hij. "Juist omdat wij al een bodem zien in de manier waarop we nu opereren, hebben we eigenlijk geen enkel probleem. In 1992 lag dat misschien nog anders, maar sindsdien hebben we veel maatregelen getroffen om de winstgevendheid terug te brengen. We hebben nu een heel sterke balans, we hebben een sterke verbetering middels klantenposities gekregen en we hebben meer toegevoegde waarde. Hoogovens is daarom een heel andere onderneming dan destijds!"

Verschenen in: Financial HighLights van Revue Arts, 1999

Peter van Steen, tekstschrijver, info@petervansteen.nl