Milt: leven zonder milt

Het is goed mogelijk om zonder milt te leven. Maar het is wel belangrijk om maatregelen te nemen om complicaties te voorkomen. Wat deze complicaties zijn en welke maatregelen u kunt nemen, leest u hier. Op de onderliggende pagina over 'onderzoek' leest u over het onderzoek dat het St. Antonius Ziekenhuis uitvoert en hoe u kunt deelnemen.

Het St. Antonius Ziekenhuis doet onderzoek om de kennis over het verlies van de miltwerking te vergroten. Maar ook om de zorg voor patiënten zonder milt te optimaliseren, vooral door verbeterde vaccinaties.

Taken milt

De milt is een belangrijk orgaan dat zorgt voor een goede afweer tegen bacteriën. Dit doet de milt door:

  • de productie van antistoffen tegen bepaalde bacteriën;
  • het filteren en verwijderen van bacteriën en geïnfecteerde rode bloedcellen uit de bloedsomloop.


Risico van levensbedreigende infectie

Voor de patiënt is het belangrijkste risico van een afwezige milt of een verminderde functie van de milt het optreden van levensbedreigende infecties. Patiënten met een afwezige miltfunctie hebben levenslang een risico op een ‘overwhelming postsplenectomie infectie’ (OPSI). Dit gebeurt bij ongeveer 5% van de patiënten. Wanneer zo’n infectie optreedt, is de kans op overlijden groot (50-80%).

De meeste infecties treden op in de eerste twee jaar na het verwijderen van de milt, maar tot eenderde treedt op na vijf jaar of langer. Er zijn gevallen bekend van ernstige infecties meer dan 20 jaar na een splenectomie.

Deze levensbedreigende infecties worden vooral veroorzaakt door gekapselde bacteriën; met name de pneumokok (streptococcus pneumoniae), de haemophilus influenzae type B en de meningokok (neisseria meningitidis).

Patiënten lopen ook extra risico bij infectie met malaria en babesiose (overgebracht door tekenbeten). In zeldzame gevallen, vooral na hondenbeten, kunnen ernstige infecties met capnocytophaga canimorsus optreden.

Voorkomen van infecties

Het voorkomen van infecties bij patiënten zonder milt rust op drie pijlers: voorlichting, vaccinatie en antibioticaprofylaxe.

Voorlichting

Wanneer u koorts krijgt van 39 °C of hoger moet u direct contact opnemen met uw huisarts. Als u in het weekend een vervanger of de huisartsenpost moet bellen, benadruk dan dat u geen milt meer heeft.

Wanneer u van plan bent naar het buitenland te gaan (voor zakenreis of vakantie), is het verstandig vroegtijdig advies in te winnen bij een GGD; voor sommige landen heeft u aanvullende vaccinaties nodig en voor enkele landen geldt een negatief reisadvies (vooral voor gebieden waar veel malaria voorkomt).

Wanneer u door een hond of kat wordt gebeten, moet u langs de huisarts gaan om de wond te laten reinigen en een antibioticumkuur van 5 dagen ondergaan (Augmentin 4 keer daags 625 mg).

Vaccinatie

Aangezien u niet voldoende antistoffen maakt tegen gekapselde bacteriën, moet u gevaccineerd worden. Op die manier wordt u van antistoffen voorzien. Jaarlijkse vaccinatie tegen griep (influenzavirus) wordt aanbevolen.

In het St. Antonius Ziekenhuis krijgt u de volgende vaccinaties:

  • Prevenar/Pneumovax tegen pneumokokken (de Pneumovax-vaccinatie moet iedere vijf jaar herhaald worden!);
  • Act- HiB tegen haemophilus influenzae type B;
  • Neisvac-C of Mencevax A, C, W, Y tegen meningokokken.

Deze vaccinaties verminderen de kans op een ernstige infectie; het risico wordt echter nooit geheel nul!

Antibioticaprofylaxe

U moet altijd een ‘noodvoorraad’ antibiotica in huis hebben. Als u koorts krijgt, kunt u onmiddellijk starten met een antibioticumkuur. Het antibioticum dat vaak gegeven wordt, heet: amoxycilline/clavulaanzuur (Augmentin®) 500/125 mg 4 keer per dag 1 tablet. Wanneer u overgevoelig bent voor penicilline wordt een ander medicijn gegeven: clindamycine+ciprofloxacin of doxycycline.

Wanneer u op vakantie gaat, moet u ook een voorraadje antibiotica meenemen. Mocht u koorts ontwikkelen in het buitenland, dan kunt u ook direct starten met een antibioticumkuur. Vervolgens moet u natuurlijk nog wel contact zoeken met een arts!