Chordadieren
Chordadieren Fossiel voorkomen: Cambrium - recent |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Komodovaraan (Varanus komodoensis) | |||||||
Taxonomische indeling | |||||||
|
|||||||
Stam | |||||||
Chordata Bateson, 1885 |
|||||||
Afbeeldingen Chordadieren op Wikimedia Commons | |||||||
Chordadieren op Wikispecies | |||||||
|
Chordadieren (Chordata) zijn een stam van de dieren en omvat de gewervelden (Vertebrata), slijmprikken (Myxini), manteldieren (Urochordata) en lancetvisjes (Cephalochordata). Het omvat alle dieren die althans in aanleg een chorda hebben. Dit is een elastische, weefsel-achtige streng die langs de gehele rug van het dier loopt. Bij de gewervelden wordt in een later stadium van de ontwikkeling van het dier de rug nog verder verstevigd door een serie ruggenwervels. Van de oorspronkelijke chorda is meestal alleen in het embryonale stadium nog iets terug te vinden.
Oorsprong en evolutie[bewerken]
De chordata zijn terug te leiden tot zo'n 550 miljoen jaar geleden op lancetvisachtige vormen zoals Pikaia. De naaste verwanten van de chordaten zijn de stekelhuidigen (Echinodermata) en de eikelwormen (Hemichordata), met welke zij embryologische en larvale kenmerken delen. Samen vormen zij de nieuwmondigen (Deuterostomata). Ook gemeenschappelijk voor stekelhuidigen en chordaten is de primair sessiele/vastzittende levenswijze. Zeelelies (Crinoidea) en zakpijpen (Ascidiacea) zijn primitieve vertegenwoordigers van hun groepen, die nog steeds een sessiele levenswijze hebben. Omdat de larven van zakpijpen sterk op volwassen lancetvisjes lijken, is de theorie dat de 'hogere' chordaten ontstonden doordat het volwassen stadium op een gegeven moment verloren ging. Uit een lancetvisachtige vorm ontstonden dan later door toevoeging van een schedel en wervels de Craniata (slijmprikken en gewervelden).
Indeling (onderstammen)[bewerken]
|
|
|
Manteldieren (Urochordata/Tunicata) |
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
|
|
|
|
|
Schedellozen (Cephalochordata) |
|
|||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Slijmprikken (ook wel blinde prikken) (Myxini) |
|||||||||
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
|
|
Craniata |
|
|
|||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
Gewervelden (Vertebrata) |
|||||||||||
|
Taxonomie[bewerken]
Het volgende schema is afkomstig uit de derde editie van Vertebrate Palaeontology.[1]
- Stam Chordata
- Onderstam Tunicata (Manteldieren) Lamarck, 1816 (2792 soorten)
- Klasse Ascidiacea (Zakpijpen) Nielsen, 1995
- Klasse Thaliacea (Salpen) Nielsen, 1995
- Klasse Appendicularia (Mantelvisjes) Fol, 1874
- Klasse Sorberacea
- Onderstam Cephalochordata (Schedellozen) (30 soorten)
- Klasse Leptocardii (lancetvisjes)
- Onderstam Vertebrata (Craniata) (gewervelden; 57.674 soorten)
- Infrastam incertae sedis
- Superklasse Agnatha (parafyletisch) (Kaakloze vissen; 100+ soorten)
- Klasse Myxini (Slijmprikken; 65 soorten)
- Klasse Petromyzontida
- Klasse †Conodonta
- Superklasse Agnatha (parafyletisch) (Kaakloze vissen; 100+ soorten)
- Infrastam Gnathostomata
- Superklasse incertae sedis
- Klasse †Placodermi
- Klasse Chondrichthyes (Kraakbeenvissen; 900+ soorten)
- Klasse †Acanthodii
- Superklasse Osteichthyes (Beenvisachtigen; 30.000+ soorten)
- Klasse Actinopterygii (Straalvinnigen; 30.000+ soorten)
- Klasse Sarcopterygii (Kwastvinnigen: 8 soorten)
- Superklasse Tetrapoda (Viervoeters; 28.000+ soorten)
- Superklasse incertae sedis
- Infrastam incertae sedis
- Onderstam Tunicata (Manteldieren) Lamarck, 1816 (2792 soorten)
Bronnen, noten en/of referenties
|