Hij wil gaan en hij gaat ook

Bas Blokker

Hany Abu-Assad is genomineerd voor een Oscar met zijn film Paradise Now. Bijna werd zijn leven huisje-boompje-beestje in Veenendaal maar zijn ambitie en doorzettingsvermogen waren groter. Terwijl Israëliërs lobbyen tegen zijn film is Abu-Assad voor de Palestijnen al een held. „Alle Nazareners zijn trots op hem.”

In Jeruzalem kruist een straat die vooral joden gebruiken een weg waar vooral Arabieren over rijden. Regisseur Hany Abu-Assad nam zijn cameraman Menno Westendorp mee naar dat kruispunt toen ze in Israël waren om de film Ford Transit op te nemen. „Het verkeerslicht staat een eeuwigheid op groen voor de ‘joodse’ weg en tien seconden voor de Arabieren”, zag Westendorp. „Ik was verontwaardigd. Hany lachte erom. Hij heeft een enorm relativeringsvermogen.”

Hany Abu-Assad heeft een Israëlisch en een Nederlands paspoort, hij woont tegenwoordig in Los Angeles, maar, alle relativeringsvermogen en zelfspot ten spijt, hij is en blijft een Palestijn, geboren in Nazareth. Het succes van zijn laatste film, Paradise Now, heeft hem zelfs tot een soort voorbeeld-Palestijn gemaakt. „Alle Nazareners zijn trots op de Golden Globes die Paradise Now won en op wat Hany toen zei”, zegt zijn jongste broer Isam. In zijn dankwoord verwelkomde de regisseur de prijs als een erkenning voor het feit dat de Palestijnen „onvoorwaardelijk recht hebben op vrijheid en gelijkheid”.

„Hany belde laatst bijna huilend op dat hij er niet meer tegen kan”, zegt collega-filmer en vriend Yani. „Hij is anderhalf jaar achter elkaar geïnterviewd over Paradise Now en over het Israëlisch-Palestijnse probleem. Hij wil verder.” Maar de jongste controverse rond de film dwingt Abu-Assad opnieuw in de rol van Palestijn, ten koste van de filmer. Paradise Now, over de laatste dagen van twee Palestijnen die een zelfmoordaanslag in Israël voorbereiden, is genomineerd voor een Oscar in de categorie beste niet-Engels gesproken film. De film is ingezonden door het ministerie van Cultuur van de Palestijnse Autoriteit en door de Academy geaccepteerd als een film uit ‘Palestina’. Individuele Israëliërs en Amerikaanse joden eisen dat Paradise Now tijdens de Oscaruitreiking niet wordt aangekondigd als film uit ‘Palestina’, maar als film uit ‘de Palestijnse gebieden’. De Academy „neigt ernaar” daaraan toe te geven, meldt een woordvoerder desgevraagd.

Er is een tijd geweest dat Hany Abu-Assad een echte Nederlander wilde worden. Hij is op 11 oktober 1961 geboren in Nazareth in Israël. Na hem kwamen nog vijf broers en zusters. Voor een Palestijn was het in de jaren zestig „spannend”, zegt Abu-Assad. „Er waren huiszoekingen. Ik weet nog hoe de Israëlische politie een lamp in m’n gezicht scheen. Niet dat ik daar een trauma aan heb overgehouden hoor.” Het gezin was welgesteld. „Ons huis was groter en mijn vader had een auto toen niemand die nog had. Op de lagere school haalde ik hoge cijfers en dan zeiden de andere kinderen dat dat kwam doordat mijn vader rijk was. ‘Jij hebt het makkelijk’.” Met zijn oom Samir Hamed ging hij elke week naar de bioscoop.

Als achttienjarige vertrok hij naar Nederland, waar die oom al woonde. Hij ging in Delft lucht- en ruimtevaartkunde studeren. Na een jaar stapte hij over naar de HTS in Haarlem. „De universiteit was te moeilijk doordat ik de taal nog niet sprak”, zegt hij zelf. „Ik zat toen met mezelf in de knoop, ik had heimwee en kon geen liefde vinden.”

In Haarlem maakte hij zijn studie vliegtuigbouw af bij docent Leo Können. „Hij maakte zijn tentamens met het woordenboek ernaast. Een doorzetter. Zo’n pittige studie in een vreemde taal.” Abu-Assad, zegt Können, was in Nederland komen studeren omdat de studie Vliegtuigbouw voor Palestijnen in Israël verboden was. „In zijn laatste studiejaar bij ons heeft hij stage gelopen bij Fokker. Na twee weken kwamen ze erachter dat hij een Palestijn was en geen Israëliër, zoals zijn paspoort suggereerde. Toen hebben ze hem er zonder pardon uitgegooid. Ik voelde plaatsvervangende schaamte. Maar hij koesterde helemaal geen wrok.”

Afgestudeerd als ingenieur maakte Abu-Assad zich op voor een gewoon Hollands leven. „Mijn droom was een vrouw en kinderen en een rijtjeshuis met twee verdiepingen en een garage”, zegt hij. Hij trouwde met een meisje uit Amsterdam. Hij ging werken bij Lantor bv in Veenendaal, een textielbedrijf.

„Voor ons was dat wat hoor, een Palestijn op engineering”, zegt voormalig collega Piet Lamers. Hij herinnert zich „een aardige jongen met een eigen visie op de gang van zaken. Dat maakte hem niet bepaald geschikt voor een carrière in de industrie. Hij ging op een dag met meneer Rippen, de productieleider, kijken naar een machine die we wilden aanschaffen. Ze logeerden in een hotel. Daar zei Hany dat iedereen die een baaldag had, eigenlijk thuis moest kunnen blijven. Tegen meneer Rippen!” Dat baantje duurde krap twee jaar, het huwelijk nog korter.

In 1996 meldde de vliegtuigbouwkundige zich in Amsterdam bij producent Marc Bary van IJswater films. Hij had een korte film bij zich – De dertiende – en een voorstel voor een speelfilm, Het 14de kippetje. „Wij vonden dat filmpje leuk. Wij vonden zijn idee leuk. Ook dat hij het samen met Arnon Grunberg had bedacht. Grunberg was net een hype geworden door Blauwe Maandagen. Bovendien: een jood en een Palestijn, dat was ook leuk. En wij vonden vooral Hany zelf leuk.”

Charmant is het sleutelwoord in alle beschrijvingen van Hany Abu-Assad. „Hij ziet er op foto’s uit als een boef, als een vliegtuigkaper”, zegt vriend Yani. „Maar hij is charmant als de pest.” Grunberg: „Hij weet zelf dat hij een oplichter is, en hij zal dat ook als eerste toegeven, maar hij vraagt je, omwille van een genoeglijke avond, dat even te vergeten.”

Rozemarijn Vermeulen leerde Hany kennen in de Amsterdamse discotheek West-Pacific. „Ik studeerde kunstmanagement en hij zocht iemand die zijn scenario kon schrijven, want verbaal is hij wel vaardig, maar op papier niet. Het was zo’n echt discogesprek, inclusief de onvermijdelijke versierpoging. Ja, die is gelukt. Hij is charmant hè. Een Nederlander begint met: kom je hier vaker? Hany zei: Ben je zo jong als je eruit ziet? Wij hebben een paar maanden een relatie gehad. Sommige mensen denken dat hij glad is. Ik was zelf ook vaak wantrouwend. Waarom ben je zo charmant? Maar zo is hij gewoon.”

Abu-Assad vroeg voor Het 14de kippetje Mies Rogmans als cameravrouw, die ook De dertiende had gedraaid. Hany liet haar fragmenten zien van films die hij mooi vond. De beroemde vrijscène van Donald Sutherland en Julie Christie in Don’t look now, waar het vrijen wordt afgewisseld met beelden van hoe ze zich na afloop weer aankleden. In Het 14de kippetje is deze cross-cut regelrecht overgenomen, maar dan met Antonie Kamerling en Thekla Reuten.

Tijdens de opnames was producent Marc Bary veel op de set. „Je kon zien dat Hany weinig ervaring had met spelregie. En dat zo’n ensemble van jonge acteurs met grote ego’s strakke leiding miste. Ze liepen soms gewoon over hem heen.”

Abu-Assad had van meet af aan zijn zinnen gezet op een groot publiek, volgens Bary. „Hij is geen ondoorgrondelijke art-house filmer. Hij dacht goed mee over de commerciële kant.” Veertigduizend bezoekers trok Het 14de kippetje. Niet slecht, maar niet het succes dat de makers ervan hadden verwacht. „De film hinkte op twee gedachten en was niet plat-lollig genoeg voor een massapubliek”, zegt Bary.

Ik was blij dat ik Ford Transit weer een goede film vond”, zegt Paul Postma, een vriend die Hany’s productiemaatschappij Augustus Film onderdak bood. „Rana’s Wedding vond ik een draak, dat had ik Hany ook gezegd.” Bij de première van Ford Transit op het International Documentary Festival Amsterdam zat Postma naast Abu Assad. „Ik zei na afloop: prachtige film Hany, maar één ding geloof ik toch niet. Dat is als je die taxi-chauffeur bezig ziet met zijn illegaal gekopieerde cd’s. Dat laat zo’n jongen toch nooit filmen als het echt illegaal is? Hany keek me aan met van die glunderende ogen. Hij zei: Paul, níets is echt in deze film. Alles is verzonnen.

„Ik keek om me heen. Hany, zei ik, we staan hier op het IDFA – hier moet alles echt zijn. Hany stond te lachen als een kwajongen. Hij had ze allemaal beetgenomen. Ik denk niet dat hij heeft beseft wat hij aanrichtte. Hij schrok ervan toen mensen het bedrog noemden.”

Een jaar na zijn première en een hele boel prijzen op festivals, werd bekend dat Ford Transit geen documentaire was, maar een film waarin mensen rollen speelden die Abu-Assad voor hen bedacht had, inclusief een Arabier die het uniform van een Israëlische soldaat droeg en zo verkleed de Palestijnse taxichauffeur een klap gaf. Er volgde een heftige discussie, waarbij vooral de VPRO als opdrachtgever Abu-Assad liet vallen. De film mocht niet meer worden uitgezonden.

Menno Westendorp was de cameraman. „De opzet van Ford Transit als fake-documentaire was van meet af aan duidelijk. Daarom had Hany mij ook gekozen. Ik had op de filmacademie Lap rouge gedraaid, die ook de vorm van een nep-documentaire had. Daar hebben Hany en ik veel naar gekeken en veel over gepraat. Over de vraag hoever kijkers bereid zijn mee te gaan met wat je hun als waarheid voorschotelt. Dat blijkt ver te zijn. Lodewijk en ik hadden bij Lap Rouge afgesproken: we vertellen niet dat het een nep-docu is, maar we liegen er ook niet over als iemand er naar vraagt. Dat is het enige wat Hany verkeerd heeft gedaan. Verder vond ik de verontwaardiging hypocriet.”

De kwestie rond Ford Transit heeft Abu-Assad behoorlijk geraakt, zegt Rozemarijn Vermeulen. Veel mensen die tot dan toe zijn vrienden waren – bij de VPRO, bij het IDFA – lieten hem vallen. „Dat hij dit jaar bij het IDFA zijn persoonlijke toptien mocht samenstellen, zag hij als een rehabilitatie.”

Een jaar of zes geleden koppelde een gemeenschappelijke kennis Hany Abu-Assad aan Bero Beyer. De een zocht een producent, de ander een regisseur. „Ik kwam bij hem op zijn zoldertje aan de Bloemgracht”, zegt Beyer. „Hany vroeg: hoe groot zijn je ambities. Die van hem waren grenzeloos groot, gecombineerd met relativeringsvermogen.”

Op die zolder begonnen ze meteen te werken aan Paradise Now. „Ik achter het toetsenbord, Hany met een blocnote vol Arabische aantekeningen”, zegt Beyer. In 2000 draaide Abu-Assad al een film in Nazareth met Mies Rogmans en gingen ze op zoek naar locaties voor Paradise Now, vertelt Rogmans. „Hij zei: ‘Mies, dit wordt zo’n succes’.”

De opnames in Nablus waren slopend. De Israëliërs waren achterdochtig en de Palestijnse milities die er de lakens uitdelen nog meer. Een deel van de crew liep weg na een zware ontploffing in de buurt. „Natuurlijk is hij daar bang geweest”, zegt Vermeulen. „Bang om een granaat op je kop te krijgen, bang voor de Palestijnse milities die hem op de vingers keken. Maar hij had geen tijd om bang te zijn, hij moest door. Die film moest af.”

Hij had Rogmans gevraagd de camera te voeren. Maar ze wilde niet meer filmen in Israël. „Het is een nare plek. Een kaartje voor het zwembad is twee keer zo duur voor Arabieren als voor Israëliërs. Ik heb dat stoplicht op de weg van Gaza ook gezien. Hany gaat daar beter mee om dan ik. Hij ziet het als onmacht van de Israëliërs.”

Toch is hij daar volgens zijn vrienden veranderd. „Het leven is voor een Arabier in Nazareth anders dan voor een Arabier in bezet gebied. In Nablus merkten de Arabische crewleden ineens hoe Israëlisch ze eigenlijk waren. De mensen die ze in Nablus zagen, dat was óók hun volk. Misschien nog wel meer.”

„Hany merkte pas hoe zwaar het dagelijks leven voor Palestijnen was toen hij in Nablus filmde”, zegt Vermeulen. ,,Hij wist het wel, maar toen voelde hij het pas. Je kunt niet even een nieuwe aggregaat halen aan de andere kant van een checkpoint. Het heeft hem meer in de strijd gezet. Tot en met Ford Transit ging het hem vooral om het plezier dat hij aan filmen beleefde. Het is net alsof hij nu een noodzaak heeft gevonden om te filmen.”

Beyer zag bij de opnamen vooral het doorzettingsvermogen van Abu-Assad. „Hij wil en hij gaat – dat is Hany. Soms tegen beter weten in. Zo is de rolverdeling tussen ons: hij zegt, we gaan – ik zeg, heb je aan alles gedacht? Dat is het enige waar ik wel eens bang voor ben, nu hij in Los Angeles voor een grote Amerikaanse studio werkt. Dat hij te snel zegt: ik ben er klaar voor, laten we draaien.”

Oom Samir denkt dat zijn neef twee of drie jaar in Amerika blijft. En daarna? „Ik zie hem niet terugkomen naar Nederland. Sinds Pim Fortuyn is hier veel veranderd. Het beleid van mevrouw Verdonk is zo hard. We hebben hier een mooie tijd gehad en we zijn dankbaar, maar nu schaam ik me voor Nederland. Vluchtelingen worden op een afschuwelijke manier behandeld. Ik denk dat we terug gaan naar Libanon of Egypte.” Misschien is het een voorteken dat de film die hij nu aan het maken is, LA-Cairo heet.

Hany Abu-Assad is geboren op 11 oktober 1961 in Nazareth

1980 Emigratie naar Nederland

1985 Afgestudeerd aan de HTS Haarlem, vliegtuigbouwkunde

1998 Speelfilm, Het 14de kippetje, naar verhaal van Arnon Grunberg

2000 – Nazareth 2000

2002 – Rana’s Wedding

2002 – Ford Transit

2005 – Paradise Now (Goldon Globe – beste buitenlandse film)

Hany Abu-Assad werkt in Los Angeles met zijn Turks-Nederlandse

vriendin.

Gepubliceerd in:
Binnenland