Bara, Jules M.L.
-
Literatuur
-
Auteur(s)
(Doornik 23 augustus 1835 -- Sint-Joost-ten-Node 26 juni 1900).
Was de zoon uit een doktersgezin, volgde middelbaar onderwijs aan het atheneum te Doornik en promoveerde te Brussel in de rechten (1857) en in de politieke en administratieve wetenschappen (1859). Bara was van 1862 tot 1894 liberaal volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Doornik en van 1894 tot zijn overlijden provinciaal senator voor Henegouwen en in de periodes 1865-1870 en 1878-1884 minister van justitie. Hij verdedigde steeds een antiklerikale en sociaal-conservatieve politiek en als minister ijverde hij in het bijzonder voor de laïcisering van de staat. In 1884 werd hij minister van staat.
Toen van de jaren 1860 af de V.B. haar streven op taalpolitieke hervormingen richtte, was Bara een der felste bestrijders ervan in het parlement. Mede door zijn afbrekende kritiek werd de eerste taalwet op het gebruik van het Nederlands in strafzaken (1873) een verminking van het wetsvoorstel (gerecht). Hij verzette zich zelfs tegen de vertaling van de processtukken in het Nederlands ten behoeve van de beklaagde. Vijf jaar later bestreed Bara samen met Hubert Frère-Orban vruchteloos het wetsvoorstel op het gebruik van de talen in bestuurszaken (1878). Hij argumenteerde dat ook deze wet een ingreep in de taalvrijheid zou zijn, een nodeloze aftakeling van een algemeen bevredigend systeem zou betekenen. De wet op de vernederlandsing van het officieel middelbaar onderwijs (1883) interpreteerde hij als een manoeuvre van katholieke zijde om het officieel onderwijs qua niveau en bevolking te verzwakken. Voor Bara betekende de Gelijkheidswet (1898) het begin van de definitieve verdrukking van Wallonië door Vlaanderen. Hij waarschuwde de Vlamingen voor geestelijke zelfverarming: de Vlamingen zouden zich cultureel binnen hun taalgebied opsluiten, de universiteit te Gent zou met vernederlandsing en de universiteit te Leuven met splitsing bedreigd worden.
Tegen de uitlatingen van Bara werden door Vlaamsgezinde liberalen geregeld protestmoties opgesteld en meetings belegd, onder andere te Gent op 2 februari 1891. De Franstalige pers zweeg deze manifestatie echter dood.
De houding van Bara tegenover de Vlaamse kwestie was nochtans geen blind negativisme. In 1879 nam hij het initiatief tot de tweetalige publicatie van de Beknopte Verslagen van Kamer en Senaat. Op de aanvallen van Vlaamsgezinde parlementariërs repliceerde Bara dat hij zich tevergeefs had ingespannen om Nederlands te leren en als minister nooit een Nederlandsonkundig ambtenaar in Vlaanderen had benoemd. De eerste tussenkomst in het Nederlands in de Kamer werd uitgesproken door Edward Coremans in antwoord op een uitdaging van Bara, op 27 november 1888. Niettemin beschouwde Bara het Frans als de enige gemeenschappelijke taal van Vlamingen en Walen en derhalve als een positieve factor voor de eenheid en onafhankelijkheid van België. De vaste wil van Bara om het taalregime van 1830 te behouden, verklaart zijn onbegrip voor de V.B.
A. Prayon-van Zuylen, De Belgische taalwetten, 1892;
P. Hymans, Jules Bara, 1903;
H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, III-IV, 1965;
T. Luykx en M. Platel, Politieke geschiedenis van België, I, 1985;
H. van Goethem, De taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht 1795-1935 (Verhandelingen van de KAWLSKB, klasse der letteren, jg. 52, nr. 134, 1990).
Mark d'Hoker; Sam van Clemen