een Actie-onderzoek van Artesis Hogeschool, Antwerpen

(2011 – 2012)

Ouderenzorg uit het medisch model

Het beeld van ouderen, van de ouderenzorg, van het statuut van de mensen die in de ouderenzorg werken is vrij negatief. Het accent ligt heel erg op de klassieke zorg in een medisch model. Ouderenzorg zou veel meer moeten zijn dan dat. Het zou moeten gaan over begeleiding van ouderen in de brede zin, waarin onder andere artistieke elementen een belangrijke rol spelen.

 

De ambitie om daar beweging in te krijgen met beeldvormingsprojecten is te hoog gegrepen, maar nodig om kritisch te blijven. De scholen, maar zeker de woonzorgcentra die risico’s willen of durven nemen in die richting, zijn pioniers. Het vergt moed om het werken met regels, procedures en indicatoren (in een zekere mate) los te laten.

 

Vertrekpunt

Het beeld van ouderen, van de ouderenzorg, van het statuut van de mensen die in de ouderenzorg werken is vrij negatief. Het accent ligt heel erg op de klassieke zorg in een medisch model. Ouderenzorg zou veel meer moeten zijn dan dat. Het zou moeten gaan over begeleiding van ouderen in de brede zin, waarin onder andere artistieke elementen een belangrijke rol spelen.

 

De rode draad doorheen het traject is werken aan een positieve beeldvorming rond ouderen. Een tweede focus is het intergenerationele, het verbinden, het tot stand brengen van echte interactie en echte, niet vrijblijvende gesprekken tussen ouderen en jongeren.

 

 

Twee projecten en actieonderzoek

Er werden twee projecten opgezet met woonzorgcentra en scholen, rond positieve beeldvorming en intergenerationele relaties. Om de methodiek en de kennis te verfijnen en mee te nemen, werden de projecten onderzoeksmatig begeleid. Het was geen strikt wetenschappelijk onderzoek, wel een vorm van actieonderzoek. Een actieonderzoek is een ideale onderzoeksvorm om projecten gericht op verandering te begeleiden en elementen te formuleren bruikbaar voor anderen. Het is een krachtig reflectiemiddel waarbij systematisch bepaalde aspecten geobserveerd worden en de dynamiek die eruit volgt zal leiden tot veranderingen. Het is een interactieve manier van onderzoeken waarbij de onderzoeker  zich niet afstandelijk opstelt . Het grote voordeel is de directe betrokkenheid bij het probleemgebied.. In dit project werd het zeer letterlijk genomen aangezien de 2 onderzoekers ook tevens de begeleiders waren van de artistieke projecten.  De gekleurde ervaringen van de onderzoeker , de contextgebonden resultaten van deze aanpak en het tekort aan replicatie werd opgevangen door systematisch de diverse fasen te observeren, te bevragen en door gebruik te maken van diverse methoden gegevens te verzamelen en te analyseren. Eigen aan dergelijke vorm van onderzoek is inderdaad de moeilijkheid tot generaliseren..

Bij de keuze van de woonzorgcentra en de scholen is  niet wetenschappelijk tewerk gegaan. Er is gekozen voor een agogisch model:  de wens om nieuwe dingen te doen, de aanwezige motivatie, de goesting gaf de doorslag.

 

Twee scholen, twee klassen

Het was een expliciete vraag van het Gentse woonzorgcentrum De Liberteyt om er een zorgschool bij te betrekken, met het oog op de toekomstige instroom van jongeren in het woonzorgcentrum. In het project kunnen de jongeren op een andere manier in contact komen met ouderen dan in een zorgverhouding, ze kunnen een ander beeld krijgen. Het accent ligt op samenwerken in artistieke projecten.

In Gent viel de keuze op jongeren van het zevende jaar die al gekozen hebben voor de zorgsector. In Deinze werd samengewerkt met derdejaars die nog moeten kiezen in welke zorgrichting ze voortgaan. Een ander belangrijk verschil: in Deinze pikte een team van leerkrachten het project op, in Gent werd het ondergebracht bij de leerkracht plastische opvoeding en werd het niet opengetrokken naar andere vakken.

 

Twee thema’s

Het allerbelangrijkste is dat een thema aansluiting vindt bij de verschillende groepen en mensen die aan een project deelnemen. Een tweede voorwaarde is dat het thema geen competentieangst oproept (‘ik zal dit niet kunnen’), het mag niet afschrikken. De wijze waarop het wordt aangepakt, de artistieke invulling, mag wel grenzen verleggen.

In Gent werd het thema bruidsjurken aangebracht door de onderzoekers zelf. Met het huwelijk heeft iedereen voeling. Bruidsjurken zijn voor iedereen heel herkenbaar. De meeste ouderen hebben geen bruidsjurk gehad, ze huwden tijdens of net na de Tweede Wereldoorlog. Voor de jongeren is het een belangrijk symbool.  Bovendien zijn de deelnemers vooral vrouwen, zowel in het woonzorgcentrum en in de klassen. En de bruidsjurk heeft veel mogelijkheden om artistiek en plastisch mee aan de slag te gaan, er kan van alles aan gekoppeld worden.

De keuze om in Deinze rond schoenen te werken gebeurde door het team van leerkrachten.

 

Het onderzoek

Alle leerlingen vulden een wetenschappelijk gevalideerde vragenlijst in over het beeld dat zij hebben van ouderen, over vooroordelen. Het was niet de bedoeling de resultaten te individualiseren, wel om een zicht te krijgen op hoe de klas denkt over ouderen. De antwoorden van de jongeren werden in statistieken gegoten. Suggestie: dit zou interessant materiaal zijn voor de school om didactisch mee aan de slag te gaan.

 

Alle leerlingen werden gedurende een half uur geïnterviewd. Welk beeld hebben ze van ouderen? Hoe kijken ze aan tegen het woonzorgcentrum? Welke ervaringen hebben ze met woonzorgcentra? Waarom kozen ze voor deze studie? Wat verwachten ze van een project rond positieve beeldvorming en intergenerationeel werken? Net als uit de antwoorden op de vragenlijst kwam een vrij positief beeld over ouderen naar voren, sterk gelinkt aan de ervaring met ouderen in hun directe leefomgeving, met name hun grootouders. Ze stonden niet negatief tegenover het project, er was veeleer sprake van een gezonde nieuwsgierigheid. Hun angst had vooral te maken met het artistieke aspect en hun gebrek aan kennis en ervaring daarmee.

 

De ouderen van het woonzorgcentrum werden niet bevraagd over hun kijk op jongeren. Dat is een tekort. De animatieploeg van het woonzorgcentrum kreeg wel enkele vragen over jongeren. Een systematische bevraging van het personeel zou interessant kunnen zijn voor bijvoorbeeld intervisie.

 

1.

2.

3.

Beeldvorming van het woonzorgcentrum en zorgopleiding

De insteek van het bruidsjurkenproject was, op vraag van het woonzorgcentrum, ervoor zorgen dat de jongeren een positief of positiever beeld kregen van het werken in een woonzorgcentrum. De focus lag op de jongeren, en dus niet zozeer op de ouderen. Eigenlijk had het woonzorgcentrum vooral een positieve beeldvorming van zichzelf op het oog.

 

Woonzorgcentra zijn er zich van bewust dat het algemene beeld dat ze oproepen niet zo positief is, in de media komen doorgaans alleen de negatieve verhalen aan bod. Bij hun toekomstige medewerkers, de jongeren in een zorgopleiding, willen ze dat beeld graag bijstellen. Een project waarbij school en woonzorgcentrum samenwerken, biedt hun daartoe een kans. Ze laten zich van hun mooiste kant zien.

Het vreemde is dat veel jongeren in opleiding geen negatief beeld hebben van het woonzorgcentrum. Meer, ze hebben eigenlijk geen (helder) beeld van het woonzorgcentrum, ze hebben geen zicht op wat daar werken zal inhouden, omdat er eenvoudigweg geen banden zijn tussen school en woonzorgcentrum.

Het viel op dat directie en leerkrachten van de deelnemende scholen amper een woonzorgcentrum aan de binnenkant hadden gezien, de jongeren al helemaal niet. Ze volgen de opleiding omdat ze graag met ouderen samenzijn, omdat ze graag met hen willen werken. Dat is in se de perfecte motivatie om in een woonzorgcentrum aan de slag te gaan. Die motivatie wordt evenwel platgewalst door de institutie woonzorgcentrum, die gevangen zit in een medisch model en een niet te ontwarren kluwen van regels en procedures.

Het probleem zit dus niet zozeer bij het beeld dat jongeren hebben van het woonzorgcentrum, maar bij het woonzorgcentrum zelf, en bij uitbreiding bij het maatschappelijk en economisch model dat eraan ten grondslag ligt. Zelfs als ze het zou willen, kan de directie van een woonzorgcentrum de tanker slechts in heel beperkte mate in een andere richting sturen. De institutie laat amper manoeuvreerruimte voor de directie, de medewerkers én de bewoners.

 

De ambitie om daar beweging in te krijgen met beeldvormingsprojecten is te hoog gegrepen. De projecten kunnen hooguit tijdelijk en in beperkte mate iets in beweging zetten. Om echt het verschil te maken, zou er een onophoudelijke kanonnade van projecten opgezet moeten worden, in elk woonzorgcentrum. En dat zou van buitenaf moeten gebeuren, door externen. Het animatieteam van een woonzorgcentrum, als dat er al is, kan die taak niet opnemen omdat het met handen en voeten gebonden is. Het is voor dat team bijna onmogelijk om vernieuwend te werken en de verbinding met de buitenwereld te leggen.

 

Zin of geen zin

Dat een beeldvormingsproject het medisch model van het woonzorgcentrum niet kan doorbreken, betekent niet dat het geen zin kan hebben. Een project kan in de eerste plaats iets vertellen over de institutie woonzorgcentrum en de mechanismen die spelen. Het roept vragen op bij iedereen die erbij betrokken is. Een ander resultaat is dat het partners samenbrengt die elkaar anders niet zouden vinden. Een project levert ook enkele waardevolle momentbelevingen op: jongeren gaan op de foto, ze werken mee aan film, ouderen en jongeren zijn samen… Ook het proces van het project heeft impact: jongeren maken bijvoorbeeld in het klein mee wat ze later in hun werk zullen meemaken. En er zijn de fysieke resultaten: foto’s, films en andere artistieke creaties.

Meetbare resultaten?

Hebben het schoenen- en bruidsjurkenproject meetbare resultaten opgeleverd? Neen, maar dat was ook niet de bedoeling. Er zijn vooraf geen onderzoeksdoelstellingen bepaald, er zijn geen indicatoren vastgelegd. Een belangrijk uitgangspunt was wel: de deelnemers mogen geen nadelen ondervinden van het project, het moet een positieve ervaring zijn. Als dat nodig was, participeerden sommige deelnemers minder dan anderen. Of de oorspronkelijke plannen werden bijgestuurd. Jongeren wilden bijvoorbeeld niet alleen voor de camera geïnterviewd worden, daarom deden ze het in duo. Als artistieke vorm bleek theater te onbekend en te beangstigend, zodat uiteindelijk voor foto’s en film werd gekozen. Er moet altijd aandacht zijn voor de grenzen van de deelnemers, al moet er ook geprobeerd worden die met de nodige omzichtigheid te verleggen.

Grenzen verleggen

Een project stoot niet enkel op grenzen bij de deelnemers, ouderen en jongeren. Het gegeven dat het plaatsvindt in de structuur van een woonzorgcentrum en van een school legt op zich al beperkingen op. Ook de co-creatie methode in de beeldvormingsprojecten legt bepaalde regels op, net als de structuur van een onderzoek.

De grenzen van woonzorgcentra en scholen zijn maar in beperkte mate te verschuiven. En dat kan alleen door buitenstaanders. Als het verkeerd loopt, dan is het de schuld van de externen, niet van de structuur. De scholen, maar zeker de woonzorgcentra die risico’s willen of durven nemen, zijn schaars. Het vergt moed om het werken met regels, procedures en indicatoren (in een zekere mate) los te laten. Die regels en procedures worden vaak in het leven geroepen naar aanleiding van incidenten. Situaties die zich slechts heel uitzonderlijk voordoen, bepalen op die manier de werking van het woonzorgcentrum of de school, zonder rekening te houden met al het positieve dat op die manier overboord gegooid wordt. Het maakt dat de cultuur van de angst om iets verkeerd te doen en daar verantwoordelijk voor gesteld te worden, overheerst. Elk initiatief dat ook maar een beetje buiten de lijntjes kleurt, wordt in de kiem gesmoord.

 

Kijken naar de toekomst

Veel projecten in woonzorgcentra laten de ouderen achterom kijken: ‘vroeger, toen we jong waren’. Het is goed om ook vooruit te kijken, naar de toekomst. Binnen de totale institutie van het woonzorgcentrum komt die toekomst niet aan bod, hoewel bewoners nog een stuk leven voor zich hebben. Projecten waarin ze als personen betrokken worden, vanuit hun sterktes en interesses, en waarin het tot echte communicatie komt met het personeel, met jongeren en andere groepen in de samenleving kunnen voor iedereen heel waardevol zijn.

Dit onderzoek wou een bijdrage te leveren aan een positievere beeldvorming over ouderen en het inzicht te vergroten in de succesfactoren van de intergenerationale (sociaal-artistieke) samenwerkingsprojecten.. In februari 2010 kon dit onderzoek starten met de voorbereiding. Het project werd goedgekeurd door de Artesis-Hogeschool als PWO.. Sinds 2005 heeft het decreet op het hoger onderwijs de weg vrijgemaakt voor onderzoek in de professionele bachelor opleidingen en elke hogeschool beschikt hiervoor over PWO (projectmatig wetenschappelijk onderzoek) middelen. Dit soort onderzoek moet praktijkgericht zijn en nauwe bindingen met het werkveld onderhouden. Het onderzoek kadert in de visie van Kronos- de onderzoeksgroep van het sociaal agogisch werk aan de Artesis-hogeschool/ Die agogische positie is één van de belangrijkste onderscheidende factoren tussen een praktijkonderzoek aan een professionele bachelor en de striktere academisch wetenschappelijke onderzoeksinstelling van een master ’ (Kronos, 2008).. In overeenstemming met deze visie was de kern van dit PWO een participatief of actieonderzoek..

Actie/onderzoek

Actie/onderzoek samengevat