Als Devisch in het water
Is de hyperevolutie van medische ontwikkelingen zoals stamceltherapie en prenatale testen een goede zaak? Moeten we naast de mogelijkheden ook eens stilstaan bij de gevaren? Een gesprek met Ignaas Devisch, medisch filosoof bij de Universiteit Gent.
Stel je je droomhuis voor. Stel je voor dat je binnenwandelt, de lichtjes krakende houten vloer onder je voeten. Stel je voor dat je op de trap loopt, je bureau in. Je kijkt naar rechts en ziet je prachtige boekenkast die heel de wand inneemt, een laddertje elegant ertegen geplaatst, zodat je ook de hoogste boeken kan bereiken. Je vleit jezelf over je rode ligzetel. Achter je staat je bed, verscholen achter licht doorschijnende witte gordijnen. Proficiat, uw droomhuis is het huis van meneer Devisch. Wij zijn jaloers. Laten we maar snel aan het interview beginnen.
Kan u eens kort schetsen waarover het debat bij de Nacht van de Vrijdenker zal gaan? De inleidende tekst van het evenement geeft niet veel prijs.
“Ze hebben aan een aantal mensen, waaronder aan mij, gevraagd om een soort casus voor te bereiden. Die casus wekt de vraag op of we al dan niet te ver gaan met het inzetten van technologie om het menselijk lichaam te verbouwen. Ik zou dit willen illustreren met het voorbeeld van de levensverlenging. De fameuze gerontoloog Aubrey de Grey zou de sleutel hebben gevonden om ons biologisch verouderingsproces tegen te gaan. Dan acht ik het mijn verantwoordelijkheid om aan dit debat een maatschappelijke vraag te koppelen. Kijk eens hoe gevuld de rusthuizen nu reeds al zijn en om nog een voorbeeld te geven, hoeveel overmatige medicatie voor psychosociale emoties zoals angst, verveling en depressie aan bejaarden wordt toegediend. Zouden we dit probleem niet beter eerst aanpakken?”
Hoeveel van onze persoonlijke kenmerken kunnen in vitro gemanipuleerd worden?
“Wat genetische therapie betreft zijn we op menselijk vlak nog niet tot zoveel in staat. Wat we wel goed kunnen, is genetische screening zoals whole genome sequencing. Dat houdt in dat men probeert om het genoom van een persoon volledig in kaart te brengen. Indien we alle genetische informatie van een persoon kennen, zal hieruit blijken dat hij een vat vol risico’s is. Op deze manier wordt er onrust gecreëerd en daar moeten we voor opletten ...
Ze verwijten de ethiek wel eens dat we altijd te laat komen. Dat we eerst zien wat mogelijk is en dan pas beginnen nadenken wat we ermee gaan doen. Als we nu eens tien jaar vooruit denken en we brengen wetenschappers bijeen en stellen hen de vraag: “Wat is er in jouw discipline binnen tien jaar mogelijk?” Dat lijkt me veel zinvoller.”
“Ze verwijten de ethiek wel eens dat we altijd te laat komen”
De onderzoeker Jo Lebeer vergelijkt de praktijk van prenatale testen met nazitechnieken. Kan u hierover even uitbereiden?
“Ik heb ook op de uitlatingen van Jo Lebeer gereageerd, omdat ik aanstoot nam aan de passage dat we de mensen met syndroom van Down allemaal gingen uitroeien. Tegelijkertijd vind ik het wel van belang dat we ons die vraag stellen. Zal het bestaan van prenatale testen druk uitoefenen op ons beeld van wat normaal en toelaatbaar is? Zullen we minder tolerant zijn tegenover mensen die afwijken van het “normale”, juist omdat ze te vermijden waren? Daarnaast is er ook nog een andere problematiek indien de opsporing democratisch wordt. Enerzijds zullen alle mensen vinden dat ze recht hebben op deze test, maar anderzijds zal de verantwoordingspositie verschuiven naar degene die niet in de test meegaat. Dan bestaat de kans dat ouders het volgende verwijt krijgen: “Je bent een onverantwoorde ouder omdat je een belast kind ter wereld zet”. Dat is het gevaar bij het bestaan van dergelijke testen. En dit gaat veel verder dan het Syndroom van Down.”
Kan je misschien eens kort schetsen waarover uw nieuwe boek ‘Rusteloosheid’ zal gaan?
“Ik vond het frappant om te merken dat er heel wat mensen klagen over dat het te druk is, en tegelijkertijd hun leven volstouwen met allerlei activiteiten. Dat lijkt me een hele interessante paradox. Nu heb ik eens de moeite gedaan om te kijken hoe lang we al klagen over het feit dat het te druk is. Ik heb bronnen gevonden die teruggaan tot de veertiende eeuw waarin iemand een brief stuurt naar zijn vriend waarin hij zegt: ‘ach, ik heb veel te veel gewerkt en ik krijg allerlei lichamelijke klachten, ik moet uitrusten.’
De Franse filosoof Blaise Pascal heeft daar een heel mooi citaat over, wat het vertrekpunt van mijn boek is. Hij schrijft: ‘Alle ellende van de mensheid komt voort uit het feit dat we er niet in slagen om rustig in een kamer te blijven zitten.’ Een fenomenale observatie. De meesten zien dat als iets negatiefs, maar ik niet. Vandaar de ondertitel: Pleidooi voor een mateloos leven. Zonder overdrijving geen passie, zonder passie geen leven.
“De jongeren zullen kapot gaan door het netwerk van de telegrafie”
Er is een verschil tussen rusteloosheid en onrust. Onrust is het gevolg van onze economie die te snel draait, waardoor we stress en burn-outs krijgen. De oplossing zou “langzamer leven” zijn, maar daar geloof ik niet in. Ik heb citaten uit de 19de eeuw waarin iemand zegt: “De jongeren zullen kapot gaan door het wereldwijd omspannende netwerk van de telegrafie.” Voila. Telegrafie. We moeten begrijpen dat we in de samenleving ervan uit gaan dat we maar een leven hebben. Dus als je maar één kans hebt, dan wil je natuurlijk alles uit je leven halen. Waarom zien we ook niet het positieve in rusteloosheid? De liefde zonder het spanningsveld tussen rust en rusteloosheid is volgens mij niet denkbaar. Dat leidt tot creativiteit, dat zorgt ervoor dat we altijd vooruit willen, dat we mooie dingen maken, dat we in de wetenschap vooruit gaan. Ook dat is rusteloosheid. En hieruit rijst de vraag: Is rusteloosheid wel zo slecht?”
“Is rusteloosheid wel zo slecht?”
Nieuwe reactie inzenden