Ullfah, Maria (1911-1988)

 
English | Nederlands

ULLFAH, Maria ook bekend als Maria Ullfah Santoso (geb. Serang, Banten, Nederlands-Indië 18-8-1911 – gest. Jakarta, Indonesië 15-4-1988), voorvechtster vrouwenrechten, ambtenares en politica. Dochter van Mohammed Achmad (1880-1939), regent van Koeningan, en Chadidjah Djajadiningrat (ca. 1887-1927). Maria Ullfah trouwde (1) op 28-2-1938 in Koeningan met Santoso Wirodihardjo (1908-1948), ambtenaar; (2) op 10-1-1964 in Jakarta met Soebadio Sastrosatomo (1919-1998), socialistisch politicus. Met laatstgenoemde adopteerde zij een kind.

 

Maria Ullfah, de welbespraakte oudste dochter in een gezin van drie kinderen, behoorde tot de Bantense adel, waarvan vele leden betrokken waren bij het koloniale bestuur. Haar vader Mohammed Achmad was regent van Koeningan, haar oom van moederszijde, Achmad Djajadiningrat, regent van Serang. Een andere oom, Hoesein Djajadiningrat, gepromoveerd in Leiden en getrouwd met Partini uit het vorstenhuis Mangkoenegaran (Soerakarta), was hoogleraar aan de Rechtshogeschool in Batavia en lid van de Raad van Nederlands-Indië. Evenals haar vader volgde Maria Ullfah Europees lager onderwijs, daarna de Koning Willem III-hbs in Batavia; ze woonde er bij een Nederlands gezin. Haar moeder stierf toen ze zestien jaar oud was.

Overtuigd nationaliste en activiste

Na het eindexamen van Maria Ullfah (1929) ging haar vader met zijn drie kinderen naar Nederland om in opdracht van de Indische regering een jaar lang de coöperatievorm te onderzoeken. Maria Ullfah wilde als middelbare scholier al de (huwelijks)positie van Indonesische vrouwen verbeteren en begon daarom doelgericht aan een studie Indisch recht, een vierjarige variant binnen de opleiding ‘indologie’. Ze woonde in Leiden op kamers, werd lid van de Vereeniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL) en in 1932 quaestrix in het bestuur van de ‘verenigde faculteiten van rechten en letteren en wijsbegeerte’, waar indologie onder viel. Net als andere Indische studenten kreeg ze te maken met discriminerende opmerkingen op straat. Die ervaring en ontmoetingen met (latere) leidersfiguren, zoals Hadji Agoes Salim, Mohammad Hatta en Soetan Sjahrir, sterkten haar in haar afkeer van de koloniale verhoudingen. Maar lid van de nationalistische studentenvereniging Perhimpoenan Indonesia werd ze niet, omdat ze haar vaders positie niet in gevaar wilde brengen. In 1933 keerde ze als de eerste Indonesische vrouwelijke meester in de rechten en als een overtuigd nationaliste en activiste terug naar Nederlands-Indië.

Maria Ullfah wees een aanbod om op het departement van Justitie te werken af en werd in Batavia docent op een kweekschool van de Islamitisch-reformistische organisatie Muhammadijah. Omdat ze zich niet kon vinden in de islamitische praktijken van polygamie en echtscheiding door verstoting, sloot ze zich aan bij de seculiere vrouwenbeweging Isteri Indonesia (de Indonesische vrouw). Al snel werd ze voorzitster en daarmee een van de leidende figuren in de jonge vrouwenbeweging in Nederlands-Indië. In 1937 leidde het concept voor een nieuwe huwelijksordonnantie waarin monogamie op vrijwillige basis en scheiding alleen na een rechtelijke uitspraak waren opgenomen, tot een heftige strijd in de Indonesische vrouwenbeweging en de Indonesische pers. Maria Ullfah stond positief tegenover het voorstel, maar vond de eenheid onder Indonesische vrouwen belangrijker dan de (huwelijks)belangen van vrouwen. Daarom richtte zij met anderen het Comité Perlindoengan Kaoem Iboe dan Anak-Anak (Comité voor de Bescherming van Vrouwen en Kinderen) op, dat pleitte voor een amendering van de ordonnantie, waarbij meer rekening werd gehouden met de islamitische praktijk. De Indische regering bracht de concept-huwelijksordonnantie uiteindelijk niet in stemming.

Zelf trad Maria Ullfah in februari 1938 in het huwelijk met Santoso Wirodihardjo, een hoge ambtenaar; ze voegde zijn naam toe aan de hare. In juli van dat jaar was ze een van de leidende figuren bij het Kongres Perempoean Indonesia, het grote nationale vrouwencongres in Bandoeng. Maria Ullfah streed ook voor het vrouwenkiesrecht, dat in 1938 als passief recht werd toegekend. De Indonesische vrouwenbeweging stelde haar kandidaat voor de Volksraad, maar de regering benoemde (net als in 1935) alleen een Europese vrouw, Cor Razoux Schultz-Metzer.

Oorlog en onafhankelijkheid

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Maria Ullfah assistente van de jurist Soepomo, die evenals zij lid werd van de onderzoekscommissie ter voorbereiding van de onafhankelijkheid, in mei 1945 ingesteld door de Japanse regering. Van mei 1946 tot juni 1947 was ze als minister van Sociale Zaken in de kabinetten van de socialist Sjahrir II en III de eerste vrouw in de Indonesische regering. In 1947 koos ze voor een positie als secretaris van de eerste minister, eerst Amir Sjariffoedin, daarna Hatta, omdat ze dacht daar beter werk te kunnen doen. Het kantoor liep op rolletjes. De onafhankelijkheidsstrijd raakte haar ook in de persoonlijke sfeer: op de eerste dag van de tweede politionele actie, 19 december 1948, werd haar man zonder vorm van proces door een Nederlandse paratroeper doodgeschoten bij het vliegveld van Yogjakarta. De dader werd nooit berecht.

Van 1950 tot 1961 was Maria Ullfah voorzitster van het Kongres Wanita Indonesia (Kowani), de grootste Indonesische vrouwenorganisatie. In de jaren vijftig gaf ze ook leiding aan de Indonesische Filmcensuur. Van 1962 tot 1967 bekleedde ze verschillende topfuncties in het Sekretariat Negara, het Kabinet van de president, en van 1968 tot 1973 was ze lid van de Dewan Pertimbangan Agung, de Indonesische Raad van State. Maria Ullfah hertrouwde in 1964 met een oude vriend, de socialistische politicus Soebadio Sastrosatomo, die door president Soekarno gevangen was gezet. Soekarno moest daarvoor dan ook speciaal toestemming geven. Na zijn vrijlating ging ze met haar man op haj (pelgrimstocht naar Mekka). Van 1974 tot 1976 belandde hij opnieuw in de gevangenis, want ook president Soeharto zag hem als een politieke vijand. Op 2 januari 1974 zag Maria Ullfah overigens haar bijna veertig jaar lange strijd voor een goede huwelijkswet bekroond. Volgens deze wet, die nog steeds geldt, worden huwelijken gesloten volgens de religieuze regels van de echtelieden én geregistreerd; polygamie is onder strikte voorwaarden toegestaan en scheiding vindt plaats via de rechter.

Op 15 april 1988 overleed Maria Ullfah op 76-jarige leeftijd in een militair ziekenhuis in Jakarta.

Betekenis

Maria Ullfah was een sterke en bescheiden, wijze en warme vrouw. Een kritisch realisme kenmerkte haar in al haar functies. De ontwikkelingen die zij in haar leven meemaakte, illustreren de overgang van koloniaal bestuur naar onafhankelijkheid en de verschuivende positie van de adel. Haar aandeel in dit overgangsproces, vaak als eerste vrouw in een mannengezelschap, maakte haar tot een rolmodel voor (Indonesische) vrouwen én mannen. Zij kreeg al tijdens haar leven erkenning voor haar inzet en betekenis, getuige de vele eretekenen die zij ontving. Maar een Pahlawan Nasional (Nationale Held) is zij niet geworden.

Literatuur

  • Harry A. Poeze, In het land van de overheerser I, Indonesiërs in Nederland 1600-1950 (Dordrecht-Holland/Cinnaminson-USA 1986) 224-225 [tekst Madelon Djajadiningrat-Nieuwenhuis, zie Ibidem, VIII).
  • George McT. Kahin. ‘In Memoriam: Maria Ullfah Soebadio, 1911-1988’, Indonesia 47 (april 1988) 119-120.
  • Cees Fasseur, De indologen. Ambtenaren voor de Oost 1825-1950 (Amsterdam 1993) 399-402.
  • Jan Bank red., De Excessennota (Den Haag 1995) 33-34.
  • Elsbeth Locher-Scholten, Women and the colonial state. Essays on gender and modernity in the Netherlands Indies 1900-1942 (Amsterdam 2000) 187-218.
  • Rémy Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor (Amsterdam 2016) 630-637.

Illustratie

Maria Ullfah opent het KOWANI-congres, door onbekende fotograaf, 1950 (Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen. Coll.nr. TM-10000217).

 

Auteur: Elsbeth Locher-Scholten

 

laatst gewijzigd: 19/02/2018