Scroll to top
14 mei 2019

Er is niets mis met zenden

Ontmoeting met Antony Hermus

14 mei 2019

Er is niets mis met zenden

Ontmoeting met Antony Hermus

“Welke informatie heb je wanneer nodig om een bepaalde beslissing te kunnen nemen? Die vraag stond steeds centraal bij mijn studie Bestuurlijke Informatiekunde”, vertelt Antony Hermus [1973].

Hij behaalde zijn bul voor dit vakgebied aan de Katholieke Universiteit Brabant (KUB). Vervolgens werkte hij een paar maanden als assistent-projectleider automatisering maar koos uiteindelijk voor de muziek, zijn parallelle studie aan het Brabants Conservatorium in Tilburg. Antony groeide uit tot een veelgevraagd dirigent in binnen- en buitenland. Wel stuurt hij nog altijd graag richting de juiste beslissing, wijst hij het brede publiek met plezier de weg. Zijn informatie: de partituur. Zijn motto: ‘Iedereen houdt van klassieke muziek, alleen wéét niet iedereen dat al.’ De combinatie van studies maakt hem effectief als zendeling in tijden van infobesitas.

“Welke informatie heb je wanneer nodig om een bepaalde beslissing te kunnen nemen? Die vraag stond steeds centraal bij mijn studie Bestuurlijke Informatiekunde”, vertelt Antony Hermus [1973].

Hij behaalde zijn bul voor dit vakgebied aan de Katholieke Universiteit Brabant (KUB). Vervolgens werkte hij een paar maanden als assistent-projectleider automatisering maar koos uiteindelijk voor de muziek, zijn parallelle studie aan het Brabants Conservatorium in Tilburg. Antony groeide uit tot een veelgevraagd dirigent in binnen- en buitenland. Wel stuurt hij nog altijd graag richting de juiste beslissing, wijst hij het brede publiek met plezier de weg. Zijn informatie: de partituur. Zijn motto: ‘Iedereen houdt van klassieke muziek, alleen wéét niet iedereen dat al.’ De combinatie van studies maakt hem effectief als zendeling in tijden van infobesitas.

Piano en aktekoffer

In de Oosterhoutse woning van familie Hermus werd weinig muziek gedraaid, maar des te meer gemaakt. Antony groeide op in die traditie. “Mijn vader was dirigent van het kerkkoor. Hij gaf me thuis mijn eerste pianolessen, met van die nummertjes op de toetsen. Al snel ging ik naar Leon Schenkels, een befaamd pianoleraar in onze stad. Een fijne man, veel van geleerd. Hij had de grootheid om te zien dat hij me op een bepaald moment verder moest sturen. Zo kwam ik vanaf mijn 14e terecht bij Pieter van Moergastel en Ben Martin Weyand in Tilburg. Ook zij lieten me van alles ontdekken. Heel precies herinner ik me het moment waarop ik het blad mocht omslaan bij een pianogenerale van Carmen die Ben Martin speelde. Na 4 blaadjes vergat ik mijn taak en keek met open mond naar het toneel. Daar ontstond mijn liefde voor opera.” Het patroon herhaalde zich: Ben Martin bracht hem in contact met Jacques De Tiège, een pianogoeroe uit België.

“Heel belangrijk was mijn tijd bij de Oosterhoutse Nachtegalen, een van de beste Brabantse jeugdkoren. Weer waren het mijn ouders die me op dit spoor zetten. De dirigent kreeg door dat ik piano kon spelen en zo werd ik op mijn 13e vaste begeleider. Bijzonder dat zo’n man je het vertrouwen geeft. Bij de Nachtegalen leerde ik hoe mooi het is om sámen muziek te maken. Het koor ging vaak op reis naar het buitenland, dat vormt een mens. We kregen veel verantwoordelijkheid. Ik zie me nog als 15-jarige jongen door Londen lopen met vier jongere kinderen onder mijn hoede. Spannend maar ook leuk.”

“En dan komt het onvermijdelijke moment van het eindexamen. Veel mensen vinden dan dat je naar het conservatorium moet ‘want je speelt zo goed piano‘. Zelf twijfelde ik, mijn interesses waren veel breder dan muziek alleen. Mijn ouders waren ook niet direct ‘voor‘. Ze waren oprecht trots dat ik goed kon spelen, maar lieten me nadenken over de toekomst. Wat als je de top niet haalt? Uiteindelijk koos ik voor Bestuurlijke Informatiekunde, in combinatie met piano. Eerst op de vooropleiding en daarna op de vakopleiding van het conservatorium. Twee studies dus. Dat was zwaar, maar uiteindelijk goed te doen.

“Ze waren oprecht trots dat ik goed kon spelen, maar lieten me nadenken over de toekomst. Wat als je de top niet haalt?”

Pianoles zou ik toch wel houden, en de muziektheorie had ik sowieso al aardig onder de knie. Wel was ik op de KUB de artistiekeling, en op het conservatorium die jongen met het aktekoffertje. Geen probleem, ik was bezeten en zoog alles in me op. Bij de universiteit leerde ik analytisch denken, communiceren, je verhouden tot mensen en situaties. Een goede BIK’er kan ideeën omzetten in actie, weet wat je wanneer moet zeggen in een vergadering. En tegelijkertijd kon ik me dan achter de piano met hart en ziel in de muziek storten. Na een tijdje kwam er een dérde studie bij: orkestdirectie. Ik had spelenderwijs ontdekt dat die richting goed bij me paste, ik vond het heerlijk om een partituur uit te vlooien en dat over te brengen op een groep muzikanten.”

Piano en aktekoffer

In de Oosterhoutse woning van familie Hermus werd weinig muziek gedraaid, maar des te meer gemaakt. Antony groeide op in die traditie. “Mijn vader was dirigent van het kerkkoor. Hij gaf me thuis mijn eerste pianolessen, met van die nummertjes op de toetsen. Al snel ging ik naar Leon Schenkels, een befaamd pianoleraar in onze stad. Een fijne man, veel van geleerd. Hij had de grootheid om te zien dat hij me op een bepaald moment verder moest sturen. Zo kwam ik vanaf mijn 14e terecht bij Pieter van Moergastel en Ben Martin Weyand in Tilburg. Ook zij lieten me van alles ontdekken. Heel precies herinner ik me het moment waarop ik het blad mocht omslaan bij een pianogenerale van Carmen die Ben Martin speelde. Na 4 blaadjes vergat ik mijn taak en keek met open mond naar het toneel. Daar ontstond mijn liefde voor opera.” Het patroon herhaalde zich: Ben Martin bracht hem in contact met Jacques De Tiège, een pianogoeroe uit België.

“Heel belangrijk was mijn tijd bij de Oosterhoutse Nachtegalen, een van de beste Brabantse jeugdkoren. Weer waren het mijn ouders die me op dit spoor zetten. De dirigent kreeg door dat ik piano kon spelen en zo werd ik op mijn 13e vaste begeleider. Bijzonder dat zo’n man je het vertrouwen geeft. Bij de Nachtegalen leerde ik hoe mooi het is om sámen muziek te maken. Het koor ging vaak op reis naar het buitenland, dat vormt een mens. We kregen veel verantwoordelijkheid. Ik zie me nog als 15-jarige jongen door Londen lopen met vier jongere kinderen onder mijn hoede. Spannend maar ook leuk.”

“En dan komt het onvermijdelijke moment van het eindexamen. Veel mensen vinden dan dat je naar het conservatorium moet ‘want je speelt zo goed piano‘. Zelf twijfelde ik, mijn interesses waren veel breder dan muziek alleen. Mijn ouders waren ook niet direct ‘voor‘. Ze waren oprecht trots dat ik goed kon spelen, maar lieten me nadenken over de toekomst. Wat als je de top niet haalt? Uiteindelijk koos ik voor Bestuurlijke Informatiekunde, in combinatie met piano. Eerst op de vooropleiding en daarna op de vakopleiding van het conservatorium. Twee studies dus. Dat was zwaar, maar uiteindelijk goed te doen.

“Ze waren oprecht trots dat ik goed kon spelen, maar lieten me nadenken over de toekomst. Wat als je de top niet haalt?”

Pianoles zou ik toch wel houden, en de muziektheorie had ik sowieso al aardig onder de knie. Wel was ik op de KUB de artistiekeling, en op het conservatorium die jongen met het aktekoffertje. Geen probleem, ik was bezeten en zoog alles in me op. Bij de universiteit leerde ik analytisch denken, communiceren, je verhouden tot mensen en situaties. Een goede BIK’er kan ideeën omzetten in actie, weet wat je wanneer moet zeggen in een vergadering. En tegelijkertijd kon ik me dan achter de piano met hart en ziel in de muziek storten. Na een tijdje kwam er een dérde studie bij: orkestdirectie. Ik had spelenderwijs ontdekt dat die richting goed bij me paste, ik vond het heerlijk om een partituur uit te vlooien en dat over te brengen op een groep muzikanten.”

‘Psst, in vieren!’

“Ik was afgestudeerd op de KUB, had een baan in de automatisering en was daarnaast volop bezig met de muziek. Mijn docent orkestdirectie, Jac van Steen, liet me inzien dat ik meer moest focussen om alles wat ik in mijn mars had tot bloei te laten komen. Hij regelde een stageplek voor me bij het operahuis in Hagen, net voorbij het Roergebied. Ik gaf mijn baan in de automatisering op en begon in 1998 als repetitor in Duitsland. Ik werkte me een slag in de rondte. Als jonge dirigent liet ik me in het diepe gooien en nam de gefluisterde tips uit de orkestbak ter harte: ‘Psst, dit kun je beter in vieren slaan’. Na een jaar werd ik bevorderd tot hoofdrepetitor. Op mijn 28e, nét nadat ik geslaagd was voor het conservatorium, benoemde de wethouder Cultuur van de stad me tot Generalmusikdirektor. Bijzonder was dat het orkest als een man achter me stond. En vice versa hielp ik hen. Ik wilde een compleet orkest houden, zonder bezuinigingen. Tijdens de onderhandelingen heb ik heel zakelijk geregeld dat er tijdens mijn contractperiode niemand zou hoeven vertrekken. Ik heb dat aktekoffertje in Tilburg niet voor niets gedragen.”

Na Hagen volgde een tweede Duitse stad, Dessau. Ook daar gaf Antony succesvol leiding aan een omvangrijke muzikale organisatie. In 2015 keerde hij terug naar Nederland en is inmiddels een veelgevraagd freelance dirigent bij tientallen gerenommeerde orkesten in binnen- en buitenland. Zijn biografie leest als een verzameling Europese citytrips. “Ik was toe aan meer flexibliteit, meer vrijheid. Ik denk in fasen van ongeveer 7 jaar, ik zit nu volop in mijn muzikale puberteit. Het is ook fijn om wat dichter bij mijn familie te wonen, al heb ik gekozen voor Amsterdam. Schiphol ligt om de hoek, vandaar.”

“Ik zit nu volop in mijn muzikale puberteit.”

‘Psst, in vieren!’

“Ik was afgestudeerd op de KUB, had een baan in de automatisering en was daarnaast volop bezig met de muziek. Mijn docent orkestdirectie, Jac van Steen, liet me inzien dat ik meer moest focussen om alles wat ik in mijn mars had tot bloei te laten komen. Hij regelde een stageplek voor me bij het operahuis in Hagen, net voorbij het Roergebied. Ik gaf mijn baan in de automatisering op en begon in 1998 als repetitor in Duitsland. Ik werkte me een slag in de rondte. Als jonge dirigent liet ik me in het diepe gooien en nam de gefluisterde tips uit de orkestbak ter harte: ‘Psst, dit kun je beter in vieren slaan’. Na een jaar werd ik bevorderd tot hoofdrepetitor. Op mijn 28e, nét nadat ik geslaagd was voor het conservatorium, benoemde de wethouder Cultuur van de stad me tot Generalmusikdirektor. Bijzonder was dat het orkest als een man achter me stond. En vice versa hielp ik hen. Ik wilde een compleet orkest houden, zonder bezuinigingen. Tijdens de onderhandelingen heb ik heel zakelijk geregeld dat er tijdens mijn contractperiode niemand zou hoeven vertrekken. Ik heb dat aktekoffertje in Tilburg niet voor niets gedragen.”

Na Hagen volgde een tweede Duitse stad, Dessau. Ook daar gaf Antony succesvol leiding aan een omvangrijke muzikale organisatie. In 2015 keerde hij terug naar Nederland en is inmiddels een veelgevraagd freelance dirigent bij tientallen gerenommeerde orkesten in binnen- en buitenland. Zijn biografie leest als een verzameling Europese citytrips. “Ik was toe aan meer flexibliteit, meer vrijheid. Ik denk in fasen van ongeveer 7 jaar, ik zit nu volop in mijn muzikale puberteit. Het is ook fijn om wat dichter bij mijn familie te wonen, al heb ik gekozen voor Amsterdam. Schiphol ligt om de hoek, vandaar.”

“Ik zit nu volop in mijn muzikale puberteit.”

Abseilen

“Weet je wat ik zo bijzonder vind aan onze oosterburen? Bijna iedere zichzelf respecterende stad heeft een theater- of operahuis met bijbehorend orkest, koor en ballet. Het is vaak de trots van de stad, muzikanten worden op straat herkend. Dat gaat ook daar overigens niet vanzelf in deze tijd, je moet er hard voor werken, bezuinigingen liggen steeds op de loer. De bezoekersaantallen in Dessau zijn in mijn periode met 40% gestegen. Da’s niet alleen omdat we beter zijn gaan spelen. We werden creatiever en moediger in onze programmering en zochten verankering in de lokale samenleving.”

“Mensen werden platgewalst door die geweldige muziek van Holst en hadden de avond van hun leven.”

Antony richt zich op. Spreekt fortissimo, versnelt tot allegro. Een spervuur van voorbeelden volgt. “Ik heb musici de klas in gestuurd, ben zelf gaan ontbijten met schoolklassen, stond om half 8 ’s ochtends discussies te voeren over Berlioz en Schönberg. Een scholierenabonnement voor 1 euro. Philharmini, een serie concertinleidingen voor kinderen. Dan liet ik net voor het concert een van onze huisacteurs als kapper van Haydn een goed verhaal vertellen, hobo erbij en uitproberen. Bij de derde keer hadden we 150 kinderen in de zaal, gewoon in een regulier concert. Rondom The Planets van Holst regelden we een uitstapje naar het planetarium. Saturn vroeg ik een paar beeldschermen te sponsoren, jongeren van een astronomiecursus draaiden een presentatie in elkaar die daarop tijdens het concert te zien was. O ja, en Pluto was nog niet ontdekt toen Holst zijn stuk schreef. Daar knoopte ik dus een compositieopdracht aan vast voor een groot jong talent uit de regio. Dat kost allemaal bijna niks. Mensen werden platgewalst door die geweldige muziek van Holst en hadden de avond van hun leven.

Enige tijd later wilde het gemeentebestuur inderdaad bezuinigen. Mijn investering in verbreding en verbinding legde ons gezelschap geen windeieren: de stad roerde zich. Dat was hartverwarmend. Ons publiek kwam massaal in beweging. Met een groep abseilers hebben ze hún gebouw letterlijk vastgeketend aan de stad.”

Abseilen

“Weet je wat ik zo bijzonder vind aan onze oosterburen? Bijna iedere zichzelf respecterende stad heeft een theater- of operahuis met bijbehorend orkest, koor en ballet. Het is vaak de trots van de stad, muzikanten worden op straat herkend. Dat gaat ook daar overigens niet vanzelf in deze tijd, je moet er hard voor werken, bezuinigingen liggen steeds op de loer. De bezoekersaantallen in Dessau zijn in mijn periode met 40% gestegen. Da’s niet alleen omdat we beter zijn gaan spelen. We werden creatiever en moediger in onze programmering en zochten verankering in de lokale samenleving.”

Mensen werden platgewalst door die geweldige muziek van Holst en hadden de avond van hun leven.

Antony richt zich op. Spreekt fortissimo, versnelt tot allegro. Een spervuur van voorbeelden volgt. “Ik heb musici de klas in gestuurd, ben zelf gaan ontbijten met schoolklassen, stond om half 8 ’s ochtends discussies te voeren over Berlioz en Schönberg. Een scholierenabonnement voor 1 euro. Philharmini, een serie concertinleidingen voor kinderen. Dan liet ik net voor het concert een van onze huisacteurs als kapper van Haydn een goed verhaal vertellen, hobo erbij en uitproberen. Bij de derde keer hadden we 150 kinderen in de zaal, gewoon in een regulier concert. Rondom The Planets van Holst regelden we een uitstapje naar het planetarium. Saturn vroeg ik een paar beeldschermen te sponsoren, jongeren van een astronomiecursus draaiden een presentatie in elkaar die daarop tijdens het concert te zien was. O ja, en Pluto was nog niet ontdekt toen Holst zijn stuk schreef. Daar knoopte ik dus een compositieopdracht aan vast voor een groot jong talent uit de regio. Dat kost allemaal bijna niks. Mensen werden platgewalst door die geweldige muziek van Holst en hadden de avond van hun leven.

Enige tijd later wilde het gemeentebestuur inderdaad bezuinigen. Mijn investering in verbreding en verbinding legde ons gezelschap geen windeieren: de stad roerde zich. Dat was hartverwarmend. Ons publiek kwam massaal in beweging. Met een groep abseilers hebben ze hún gebouw letterlijk vastgeketend aan de stad.”

Strauss op Noorderslag

“Muziek is stof tot nadenken. Ik wil mensen anders naar buiten laten gaan dan ze naar binnen kwamen.”

Een recensent omschreef hem als iemand die met klanken kan toveren. Informatiekundig geformuleerd: Antony is een dirigent die data uit een partituur via het orkest omzet in relevante informatie en dit terecht laat komen waar hij het hebben wil. In de harten van het publiek. “Muziek is stof tot nadenken. Ik wil mensen anders naar buiten laten gaan dan ze naar binnen kwamen. Het moet ráken. En daar moet je ontiegelijk je best voor doen. Alle tralala rondom een concert mag nooit afleiden van de artistieke moed in je programmering. Die moet onveranderd hoog zijn, je publiek loopt heus niet weg. Sterker nog, als je het beetje spannend maakt werkt het zelfs groei in de hand. Mooi voorbeeld vind ik wat het Noord Nederlands Orkest deed rondom de tentoonstelling van David Bowie in Groningen. Hun briljante artistiek leider Marcel Mandos bedacht een programma met de titel ‘What’s on David Bowie’s Playlist?’ John Adams naast Philip Glass naast Richard Strauss: normaal zou zo’n affiche nooit verkopen. Het was een doorslaand succes en werd zelfs herhaald op Eurosonic Noorderslag. Dan zit daar toch een heel ander publiek ineens naar hardcore klassiek te luisteren. En ze vonden het prachtig.”

“Als het niveau hoog is, als muziek je echt raakt en de vibraties doordringen tot je binnenste, dan merk je dat de volgende dag nog. Muziek kan je laten reflecteren, het biedt de mogelijkheid bij jezelf te komen. In deze hectische tijd van continue informatielawines is het helemaal niet verkeerd om je tijdens zo’n concert even af te sluiten voor de buitenwereld. Een misverstand is dat het publiek daar een actieve rol bij moet spelen. Je kunt deel worden van een concert door er gewoon te zijn. Ontvangen is ook een kunst. Het is onze taak als muzikant om goed te zenden. Ik voel hoe een zaal zich verhoudt tot wat er op het podium gebeurt. Als het doodstil is weet ik dat we op het goede energielevel zitten.”

“Tegenwoordig vormen kunst en cultuur een broodnodig rustpunt in harde tijden, een concert kan een spirituele beleving zijn.”

Opgetild

“Over doodstil zijn kan ik meepraten. Ik ben misdienaar geweest in Oosterhout. Die sfeer van bezinning en reflectie herken ik, het opgetilde gevoel als je een kerk verlaat. Ik ben niet meer katholiek, wel gelovig. Mijn moeder benadrukte altijd dat er niks mis mee is om een uurtje per week dankbaar te zijn voor alles wat je hebt ontvangen, of om steun te vragen voor wat moeilijk is. Mijn vader hecht tijdens de liturgie aan verzorgde muziek, aan rituele klanken die je kunnen raken. Tegenwoordig vormen kunst en cultuur een broodnodig rustpunt in harde tijden, een concert kan een spirituele beleving zijn. Het maakt ons leven zachter, geeft kleur aan het bestaan. Ik ben ervan overtuigd dat het bijdraagt aan een samenleving waarin mensen beter met elkaar omgaan. Daar zit trouwens nog een andere associatie met Brabant. Ik vind de mensen in Brabant over het algemeen erg geaard, met veel fundament. Het verklaart misschien ook hun gemoedelijkheid. De hectiek van Amsterdam zul je er niet zo snel vinden. Het voelt een beetje als Beieren. Vaak zitten in het zuidelijk deel van een land de meer geaarde mensen. Ik bedoel daarmee zeker niet ouderwets. Ik voel in Brabant een grote nieuwsgierigheid, in de goede zin van het woord.”

Antony beleeft zijn muzikale puberteit voorlopig vanuit Amsterdam. Toch verwacht hij dat de seven-year itch ongetwijfeld weer zal toeslaan. “Prima, ik zie het wel komen. Tegen die tijd zit ik vast en zeker vol ideeën, wellicht verbind ik me weer aan een groot cultuurinstituut. Er komt iets op mijn pad, dat is mijn hele leven al zo geweest. En eventueel maak ik mijn eigen ruimte.”

antonyhermus.com

Auteur: Berny van de Donk

Strauss op Noorderslag

“Muziek is stof tot nadenken. Ik wil mensen anders naar buiten laten gaan dan ze naar binnen kwamen.”

Een recensent omschreef hem als iemand die met klanken kan toveren. Informatiekundig geformuleerd: Antony is een dirigent die data uit een partituur via het orkest omzet in relevante informatie en dit terecht laat komen waar hij het hebben wil. In de harten van het publiek. “Muziek is stof tot nadenken. Ik wil mensen anders naar buiten laten gaan dan ze naar binnen kwamen. Het moet ráken. En daar moet je ontiegelijk je best voor doen. Alle tralala rondom een concert mag nooit afleiden van de artistieke moed in je programmering. Die moet onveranderd hoog zijn, je publiek loopt heus niet weg. Sterker nog, als je het beetje spannend maakt werkt het zelfs groei in de hand. Mooi voorbeeld vind ik wat het Noord Nederlands Orkest deed rondom de tentoonstelling van David Bowie in Groningen. Hun briljante artistiek leider Marcel Mandos bedacht een programma met de titel ‘What’s on David Bowie’s Playlist?’ John Adams naast Philip Glass naast Richard Strauss: normaal zou zo’n affiche nooit verkopen. Het was een doorslaand succes en werd zelfs herhaald op Eurosonic Noorderslag. Dan zit daar toch een heel ander publiek ineens naar hardcore klassiek te luisteren. En ze vonden het prachtig.”

“Als het niveau hoog is, als muziek je echt raakt en de vibraties doordringen tot je binnenste, dan merk je dat de volgende dag nog. Muziek kan je laten reflecteren, het biedt de mogelijkheid bij jezelf te komen. In deze hectische tijd van continue informatielawines is het helemaal niet verkeerd om je tijdens zo’n concert even af te sluiten voor de buitenwereld. Een misverstand is dat het publiek daar een actieve rol bij moet spelen. Je kunt deel worden van een concert door er gewoon te zijn. Ontvangen is ook een kunst. Het is onze taak als muzikant om goed te zenden. Ik voel hoe een zaal zich verhoudt tot wat er op het podium gebeurt. Als het doodstil is weet ik dat we op het goede energielevel zitten.”

“Tegenwoordig vormen kunst en cultuur een broodnodig rustpunt in harde tijden, een concert kan een spirituele beleving zijn.”

Opgetild

“Over doodstil zijn kan ik meepraten. Ik ben misdienaar geweest in Oosterhout. Die sfeer van bezinning en reflectie herken ik, het opgetilde gevoel als je een kerk verlaat. Ik ben niet meer katholiek, wel gelovig. Mijn moeder benadrukte altijd dat er niks mis mee is om een uurtje per week dankbaar te zijn voor alles wat je hebt ontvangen, of om steun te vragen voor wat moeilijk is. Mijn vader hecht tijdens de liturgie aan verzorgde muziek, aan rituele klanken die je kunnen raken. Tegenwoordig vormen kunst en cultuur een broodnodig rustpunt in harde tijden, een concert kan een spirituele beleving zijn. Het maakt ons leven zachter, geeft kleur aan het bestaan. Ik ben ervan overtuigd dat het bijdraagt aan een samenleving waarin mensen beter met elkaar omgaan. Daar zit trouwens nog een andere associatie met Brabant. Ik vind de mensen in Brabant over het algemeen erg geaard, met veel fundament. Het verklaart misschien ook hun gemoedelijkheid. De hectiek van Amsterdam zul je er niet zo snel vinden. Het voelt een beetje als Beieren. Vaak zitten in het zuidelijk deel van een land de meer geaarde mensen. Ik bedoel daarmee zeker niet ouderwets. Ik voel in Brabant een grote nieuwsgierigheid, in de goede zin van het woord.”

Antony beleeft zijn muzikale puberteit voorlopig vanuit Amsterdam. Toch verwacht hij dat de seven-year itch ongetwijfeld weer zal toeslaan. “Prima, ik zie het wel komen. Tegen die tijd zit ik vast en zeker vol ideeën, wellicht verbind ik me weer aan een groot cultuurinstituut. Er komt iets op mijn pad, dat is mijn hele leven al zo geweest. En eventueel maak ik mijn eigen ruimte.”

antonyhermus.com

Auteur: Berny van de Donk

Het is de taak van een muzikant om goed te zenden. Live

  • Eens
    0% 0 / 38
  • Oneens
    0% 0 / 38
Top