J U S T E L     -     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en)
Parlementaire werkzaamheden Inhoudstafel 79 uitvoeringbesluiten 5 gearchiveerde versies
Einde Franstalige versie
 
belgiëlex . be     -     Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnantie/1990/11/22/1990028501/justel

Titel
22 NOVEMBER 1990. - Ordonnantie betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-1996 en tekstbijwerking tot 18-07-2017)

Bron : BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Publicatie : 28-11-1990 nummer :   1990028501 bladzijde : 22218
Dossiernummer : 1990-11-22/30
Inwerkingtreding : 28-11-1990

Deze tekst wijzigt de volgende tekst :1953061701       

Inhoudstafel Tekst Begin
Art. 1-15, 15bis, 16, 16/1, 16/2, 16/3, 17-18, 18bis, 18ter, 18quater, 19-26

Tekst Inhoudstafel Begin
Artikel 1. Het stedelijk openbaar vervoer moet voldoen aan de noden van zijn kliënteel. Dit moet geschieden in de meest gunstige economische en sociale omstandigheden voor de gemeenschap. De ontwikkeling van het openbaar personenvervoer is prioritair en moet worden aangemoedigd.
  Ze draagt bij tot de gewestelijke eenheid, de economische en sociale ontwikkeling evenals tot een evenwichtige ruimtelijke ordening. Bovendien zal aan het recht op mobiliteit door middel van het openbaar vervoer zo goed mogelijk worden voldaan.
  Om de realisatie van de doelstellingen, die in het vorige lid worden uiteengezet, mogelijk te maken, wordt de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve, hierna " de Executieve " genoemd, gemachtigd om de oprichting goed te keuren van een publiekrechtelijke vereniging die beschikt over de nodige rechtspersoonlijkheid en belast is met de uitbating van de openbare dienstverlening van het stedelijk openbaar vervoer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig artikel 94, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten.
  De bovengenoemde oprichting wordt georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van deze ordonnantie.
  De Executieve hecht haar goedkeuring aan de eerste statuten van deze maatschappij.
  Elke latere wijziging van de statuten door de algemene vergadering wordt door de Executieve goedgekeurd, op voorstel van het lid van de Executieve dat bevoegd is voor verkeerswezen.
  De maatschappij zal " Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel " heten en wordt hierna " de Maatschappij " genoemd.
  (Behoudens de afwijkingen voortvloeiend uit de bepalingen van deze ordonnantie of van de statuten van de Maatschappij, wordt deze aanvullend geregeld door het Wetboek van Vennootschappen en de uitvoeringsbesluiten ervan.) <ORD 2007-04-19/33, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>

  Art. 2. De (Regering) bepaalt het lastenkohier waaraan de Maatschappij is onderworpen. (De Regering legt de exploitatievoorwaarden van het openbaredienstnet van openbaar stadsvervoer vast. Deze bevatten onder meer het lastenkohier en de gebruiksvoorwaarden waaraan de gebruikers van deze openbare dienst en het publiek in het algemeen in zijn verhoudingen met deze openbare dienst onderworpen zijn.) <ORD 2007-04-19/33, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>

  Art. 3. De Executieve en de Maatschappij sluiten een beheersovereenkomst. Deze regelt de volgende materies :
  1° - De doelstellingen opgelegd aan de partijen; deze doelstellingen zijn uitingen van het gezamenlijk beleid van de Maatschappij en de Executieve, zowel voor wat betreft de uitbating van de dienst van het stedelijk openbaar vervoer als voor wat betreft de beheersmethoden en de structuur van de Maatschappij, met inbegrip van de contacten met het kliënteel en het handelsbeleid van de Maatschappij.
  2° - De principes betreffende de aanleg, wijziging, uitbreiding en afschaffing van lijnen door de Maatschappij (of door haar dochtermaatschappijen of concessiehouders). <ORD 2007-04-19/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>
  (2°bis de principes betreffende de uitbating van de diensten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4° van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars) <ORD 2008-03-06/36, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 11-04-2008>
  3° - Het investeringsplan dat noodzakelijk is voor de realisatie van deze doelstellingen (door de Maatschappij of haar dochtermaatschappijen of concessiehouders). <ORD 2007-04-19/33, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>
  4° - Het financieel stelsel van de uitbating, en in het bijzonder :
  a) de principes voor de bepaling van de tarieven;
  b) de bepaling, de berekening en de uitbetalingsmodaliteiten van de eventuele dotaties ten laste van de algemene begroting van de uitgaven van het Gewest;
  c) de lasten, intresten en afschrijvingen die het Gewest wil besteden aan de dekking van de investeringen, onder de vorm van dotaties.
  5° - Desgevallend, het tijdschema voor de realisatie van de doelstellingen waarover hierboven sprake in 1°.
  6° - De winstdeling van de Maatschappij ten voordele van doelstellingen waarvan sprake hierboven en de sancties bij niet-naleving van hun verbintenissen door een partij.
  7° - De elementen die het bedrijfsplan, bedoeld in artikel 4 van deze ordonnantie, moet bevatten en de termijnen voor de mededeling en de goedkeuring van het plan.
  Over de beheersovereenkomst zal vooraf worden onderhandeld met de sociale partners overeenkomstig artikel 14 van deze ordonnantie.
  8° - Voorwaarden tot herziening van de overeenkomst.
  De overeenkomst wordt ter informatie aan de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad medegedeeld zodra ze door de Executieve en de Maatschappij goedgekeurd werd.

  Art. 4. Om de uitvoering van de beheersovereenkomst mogelijk te maken, legt de Maatschappij aan de Executieve jaarlijks ter goedkeuring een bedrijfsplan voor. Hierover zal vooraf zijn onderhandeld met de sociale partners, overeenkomstig artikel 14 van deze ordonnantie.

  Art. 5. De organen van de Maatschappij zijn :
  1° - de algemene vergadering;
  2° - de raad van bestuur;
  3° - het beheerscomité;
  4° - de bestuurder-directeur-generaal;
  5° - het college van de commissarissen voor de rekeningen.

  Art. 6. De algemene vergadering bestaat uit de eigenaars van de kapitaalaandelen van de Maatschappij. Elk maatschappelijk aandeel geeft recht op een stem.
  De algemene vergadering keurt de jaarrekeningen goed. Zij ontlast de raad van bestuur en het college van commissarissen voor de rekeningen voor wat betreft de uitvoering van hun mandaat.
  De statuten regelen de werking ervan.

  Art. 7. De raad van bestuur bestaat uit (twintig) leden. <ORD 1996-07-19/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996>
  De bestuurder-directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal zijn van rechtswege lid. De (achttien) andere bestuurders worden benoemd en ontslagen door de Executieve. Hierbij worden de volgende regels nageleefd : <ORD 1996-07-19/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996>
  1° - (drie) bestuurders, die deel uitmaken van het personeel van de Maatschappij, worden benoemd op voorstel van de (drie) vakbonden die het meest representatief zijn voor het personeel. Deze (drie) bestuurders nemen met raadgevende stem deel aan de vergadering van de raad van bestuur. <ORD 1996-07-19/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996>
  2° - de benoeming van de andere bestuurders geschiedt als volgt :
  - tien bestuurders behoren tot de Franse taalrol. Het aantal van eventueel benoemde bestuurders die lid zijn van een andere wetgevende vergadering dan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad mag echter niet meer dan vier bedragen;
  - vijf bestuurders behoren tot de Nederlandse taalrol. Het aantal eventueel benoemde bestuurders die deel uitmaken van een andere wetgevende vergadering dan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad mag echter niet meer dan twee bedragen.
  De statuten bepalen de werking en de bevoegdheden van de raad van bestuur. De bezoldiging van de bestuurders wordt bepaald door de Executieve en valt ten laste van de Maatschappij.
  Binnen de zes maanden die volgen op de vervanging van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, zal worden overgegaan tot de vernieuwing van de raad van bestuur. De bestuurders blijven hun functie uitoefenen tot zij worden vervangen. Hun mandaat kan worden hernieuwd.
  Het lid van de raad van bestuur dat wordt benoemd ter vervanging van een overleden, ontslagnemend of ontslagen bestuurder of een bestuurder die de leeftijdsgrens heeft bereikt die wordt bepaald in de statuten, voltooit het mandaat van de bestuurder die hij vervangt.
  De opdrachthouder van de Executieve waarvan sprake in artikel 8 van deze ordonnantie neemt - met raadgevende stem - deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur.

  Art. 8. Het beheerscomité telt zeven leden :
  - de voorzitter van de raad van bestuur;
  - de vice-voorzitter van de raad van bestuur;
  - twee bestuurders aangeduid door de Executieve op voorstel van de raad van bestuur;
  - de bestuurder-directeur-generaal;
  - de adjunct-directeur-generaal;
  - een opdrachthouder van de Executieve.
  (De twee bestuurders bedoeld in het eerste lid kunnen zich in het beheerscomité elk laten vervangen door een plaatsvervanger.
  Deze plaatsvervangers zijn lid van de raad van bestuur. Zij worden aangewezen door de Regering op voorstel van de raad van bestuur.) <ORD 1996-07-19/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996>
  De Executieve benoemt de opdrachthouder op voorstel van het lid van de Executieve dat bevoegd is voor Verkeerswezen, voor een periode van vijf jaar of, indien hij een overleden, ontslagnemend of ontslagen opdrachthouder vervangt of een opdrachthouder die de leeftijdsgrens heeft bereikt die wordt bepaald in de statuten, tot het einde van het mandaat van deze laatste. Zijn mandaat kan worden hernieuwd.
  De (drie) bestuurders benoemd op voorstel van de (drie) vakbonden, die het meest representatief zijn voor het personeel, nemen deel aan de vergaderingen met raadgevende stem. <ORD 1996-07-19/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996>
  Het beheerscomité oefent de belangrijke bestuurstaken uit in het beheer van de Maatschappij. Deze zijn vastgelegd in de statuten. De statuten bepalen eveneens de werking van het beheerscomité.
  De bezoldiging van de leden van het beheerscomité wordt bepaald door de raad van bestuur en valt ten laste van de Maatschappij.

  Art. 9. De bestuurder-directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden benoemd en ontslagen door de Executieve. Zij verzekeren, ieder voor datgene wat hem betreft, het dagelijks beheer van de Maatschappij. Hun bevoegdheden worden bepaald in de statuten. Zij behoren tot een verschillende taalrol.

  Art. 10. Het college van de commissarissen voor de rekeningen bestaat uit drie leden die (om de drie jaar) worden benoemd door de algemene vergadering op voorstel van de Executieve. <ORD 2007-04-19/33, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>
  Twee commissarissen voor de rekeningen behoren tot de Franse taalrol. Een commissaris voor de rekeningen behoort tot de Nederlandse taalrol.
  Een commissaris voor de rekeningen wordt gekozen onder de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren.
  Een commissaris voor de rekeningen wordt gekozen onder de leden van het Bestuur van de Uitrusting en van het Vervoerbeleid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en een commissaris voor de rekeningen onder de Brusselse leden van het korps van de Inspectie van Financiën, geakkrediteerd bij de Executieve.
  De bezoldiging van de commissarissen voor de rekeningen wordt bepaald door de algemene vergadering; zij wordt gefinancierd door de Maatschappij.

  Art. 11. De statuten regelen de onverenigbaarheden in de organen van de Maatschappij.

  Art. 12. De Maatschappij is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Executieve. Deze controle wordt uitgeoefend door de interventie van twee commissarissen die worden benoemd en ontslagen door de Executieve.
  De Executieve regelt de uitvoering van de opdracht van de commissarissen van de Executieve.
  De commissarissen van de Executieve brengen verslag uit bij het lid van de Executieve dat bevoegd is voor verkeerswezen. Dit lid informeert de Executieve.
  De commissarissen van de Executieve nemen deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur en van het beheerscomité. Zij hebben er een raadgevende stem. De commissarissen van de Executieve beschikken, voor de vervulling van hun opdracht, over de meest ruime bevoegdheden.
  De commissarissen van de Executieve kunnen binnen een termijn van vier volle dagen beroep aantekenen tegen om het even welke beslissing waarvan zij oordelen dat ze tegenstrijdig is met de wet, het algemeen belang of de beheersovereenkomst. Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering tijdens dewelke de beslissing, waarvan sprake, werd genomen, voor zover de commissarissen van de Executieve regelmatig werden uitgenodigd. Indien dit niet het geval was, dan begint de termijn te lopen op de dag waarop zij hebben kennis genomen van de beslissing. Het beroep is opschortend.
  Indien binnen een termijn van twintig volle dagen - deze termijn gaat in op dezelfde dag als de termijn bedoeld in de vorige alinea - de Executieve de beslissing niet heeft vernietigd, dan wordt deze definitief. De vernietiging wordt door de Executieve betekend aan de betrokken instelling.
  Door een beslissing van de Executieve, die wordt betekend aan de betrokken instelling, kunnen de termijnen waarvan sprake in de vorige alinea's, worden verlengd met tien dagen.

  Art. 13. Elk jaar laat de Executieve aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad het verslag toekomen over de aktiviteit van de Maatschappij tijdens het voorbije jaar. Dit verslag is vergezeld van de jaarrekeningen over het boekjaar.

  Art. 14. De Maatschappij is onderworpen aan de wet van 20 september 1948 op de organisatie van de economie, aan de nationale wetgeving op de paritaire commissies, met name aan de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire commissies.

  Art. 15. De Maatschappij kan, mits voorafgaandelijke toelating van de Executieve en tegen de voorwaarden die werden bepaald door deze laatste, deelnemen aan de oprichting, of in het kapitaal van, of aan het beheer van ondernemingen, verenigingen of andere openbare of private instellingen waarvan het voorwerp rechtstreeks of onrechtstreeks aansluit bij het voorwerp van de Maatschappij.
  De Maatschappij mag, mits voorafgaande toelating van de Executieve en tegen de voorwaarden die door haar worden bepaald, regelmatige diensten en regelmatige gespecialiseerde diensten uitbesteden.
  (De Maatschappij verzekert de organisatie van de diensten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4°, van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars.
  Zij besteedt deze diensten uit onder de vorm en tegen de voorwaarden die zij bepaalt.
  Evenwel neemt de Maatschappij bij deze uitbesteding de volgende regels in acht :
  - de principes, krachtens artikel 3, 1e lid, 2°bis, vastgelegd in de beheersovereenkomst;
  - een voorafgaande Europese bekendmaking van de intentie over te gaan tot de uitbesteding van deze diensten;
  - een objectieve beoordeling van de gegadigden en een gemotiveerde toekenning;
  - aan de uitbater worden geen financiële verplichtingen opgelegd die niet louter kostendekkend zijn;
  - een maximale looptijd van acht jaar.
  Ingeval de Maatschappij geen uitbaters kan aantrekken of deze in gebreke zijn/blijven, kan de Regering evenwel de Maatschappij toelaten zelf deze diensten waar te nemen.) <ORD 2008-03-06/36, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 11-04-2008>

  Art. 15bis. <ingevoegd bij ORD 2007-04-19/33, art. 18, Inwerkingtreding : 31-03-2007> De Maatschappij mag door een concessie van openbare dienst, aan de naamloze vennootschap van publiek recht Citeo, opgericht bij ordonnantie van 19 april 2007, het beheer en de ontwikkeling toevertrouwen van de volledige of gedeeltelijke infrastructuur van het openbaredienstnet van openbaar stadsvervoer dat zij uitbaat, in uitvoering van deze ordonnantie.
  In uitvoering van deze concessieovereenkomst, mag de Maatschappij aan Citeo een inbreng van bedrijfstak doen met betrekking tot het geheel of een gedeelte van de materiële en menselijke middelen die momenteel door de Maatschappij zijn toegewezen aan het beheer en de ontwikkeling van het openbaredienstnet van openbaar stadsvervoer dat zij uitbaat.
  Deze inbreng wordt vergoed door de toekenning aan de MIVB van nieuwe aandelen in het maatschappelijk kapitaal van Citeo.

  Art. 16. De Maatschappij is gemachtigd om, overeenkomstig de wetgeving op de onteigening van openbaar nut, de verwervingen door te voeren van onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor de uitbating van het net. De Executieve moet deze evenwel vooraf hebben toegestaan.
  (De Maatschappij mag deze onteigeningen eveneens doorvoeren op verzoek van haar dochtermaatschappijen of haar concessiehouders. Ze mag hun de door onteigening verworven goederen inbrengen of onderhands overdragen.) <ORD 2007-04-19/33, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 31-03-2007>
  Na de toelating van de Executieve, gegeven na advies van de betrokken gemeente(n), is de Maatschappij gemachtigd om op de gewestelijke, provinciale en gemeentewegen over te gaan of te laten overgaan tot het aanbrengen van de uitrustingen die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het net (met inbegrip van de diensten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4° van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars,) en de toebehoren ervan, zoals opgegeven in het lastenboek, op de plaatsen die zij bepaalt, en eventueel volgens de modaliteiten van het bedoelde lastenboek. <ORD 2008-03-06/36, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 11-04-2008>
  De Maatschappij beschikt hiertoe over het recht om de wegen gratis te gebruiken.
  De gemeente beschikt over een termijn van zestig dagen om haar advies te verstrekken.
  Na deze termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

  Art. 16/1. [1 § 1. Ten gunste van de Maatschappij wordt een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut gevestigd voor de behoeften van de installatie en de exploitatie van het ondergronds openbaar vervoersnet van de metro en premetro, en hun aanhorigheden in de ondergrond en op de bovengrond.
   In de zin van huidig artikel en de artikelen 16/2 en 16/3, wordt verstaan onder premetro, het deel van het primaire netwerk van openbaar vervoer op hetwelke de wagons van de trams volledig ondergronds circuleren, met inbegrip van de inkomende en uitgaande delen van de sporen die dat deel van het netwerk verbinden met het bovengronds netwerk.
   De erfdienstbaarheid strekt zich uit tot bebouwde en niet bebouwde erven, onder, op, boven, steunend op en boven op het openbaar domein van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van haar gemeenten en van elke overheid of rechtspersoon van publiek recht die eronder ressorteert, evenals onder, op, boven, steunend op en boven op private eigendommen alsook van het privaat domein van de eerder genoemde overheden en rechtspersonen van publiek recht.
   § 2. De erfdienstbaarheid mag geen totale buitenbezitstelling van het bezwaarde erf of eigendomsberoving met zich meebrengen.
   § 3. De erfdienstbaarheid laat de Maatschappij toe :
   1° permanent dragers en verankeringen aan te brengen voor kabels, bovengrondse elektrische lijnen en bijhorende uitrustingen in de muren en gevels die op de openbare weg uitgeven ;
   2° kabels, elektrische lijnen en bijhorende uitrustingen onder of boven openbare eigendommen te laten installeren zonder verbinding, noch aanraking ;
   3° op eigen kosten de boomtakken te verwijderen in de nabijheid van de installaties en die kortsluitingen zouden kunnen veroorzaken of de installaties zouden kunnen beschadigen ;
   4° alle bouwwerken en uitrustingen te vestigen, te installeren of aan te leggen met alle middelen, met inbegrip van hun toebehoren en de ondersteuningsactiviteiten van de openbare dienstopdrachten van de Maatschappij, de lijnen, wagons, tunnels, doorgangen en installaties, nodig voor de realisatie en de exploitatie van het ondergronds openbaar vervoersnet van de metro en premetro, er het toezicht over verzekeren en de werken uit te voeren die nodig zijn voor de werking en het onderhoud ervan.
   § 4. De tenuitvoerlegging van de erfdienstbaarheid, voor zover dit betrekking heeft op de werken vermeld in § 3, 4°, is onderworpen aan de voorafgaandelijke toelating van de Regering, die de voorwaarden en de omvang van de erfdienstbaarheid bepaalt op basis van het dossier ingediend door de Maatschappij.
   Dit besluit kan zones van non aedificandi vaststellen rond de werken en uitrustingen opgetrokken ten behoeve van de erfdienstbaarheid.
   De Regering neemt haar besluit over de aanvraag tot toelating binnen de 60 kalenderdagen vanaf de ontvangst van het volledige dossier van de aanvraag. Deze termijn wordt opgeschort tussen 15 juli en 15 augustus.
   Deze termijn wordt met 60 kalenderdagen verlengd wanneer de Regering het advies bedoeld in artikel 16/2, § 2, moet inwinnen.
   Het besluit van de Regering waarbij de tenuitvoerlegging van de erfdienstbaarheid wordt toegestaan wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en aan de eigenaar ter kennis gebracht.
   Binnen vijftien dagen na deze kennisgeving zenden de eigenaars van de goederen waarop de erfdienstbaarheid betrekking heeft een kopie ervan aan iedere bezitter of titularis van zakelijke of persoonlijke rechten op dat goed.
   In iedere akte van overdracht of van vestiging van een zakelijk of persoonlijk recht of een huur van meer dan negen jaar, vermeldt de notaris het bestaan van het besluit, zijn datum en zijn voorwaarden.
   De Regering bepaalt de procedure voor de toelating beoogd in § 4, onder meer de vorm van de aanvraag en de documenten die het dossier moeten vergezellen.
   § 5. De erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 16/1, § 1, brengt het verbod met zich mee van elke handeling die van aard is de bouwwerken, uitrustingen of hun toebehoren die nodig zijn voor de installatie, de exploitatie of het onderhoud van het vervoersnet van de metro en premetro te schaden.
   § 6. Geen enkele heffing of vergoeding, van welke aard ook, kan door de Regering aan de Maatschappij opgelegd worden in ruil voor de toestemmingsprocedure bedoeld in § 4, de toekenning van de toestemming of haar weigering.
   § 7. De Maatschappij is eigenaar van de bouwwerken, uitrustingen en hun toebehoren, opgetrokken ten behoeve van de erfdienstbaarheid.
   Ze kan op deze goederen zakelijke of persoonlijke rechten vestigen die verenigbaar zijn met de openbare bestemming ervan.
   § 8. De Maatschappij staat, op haar kosten, in voor het onderhoud van de bouwwerken, de uitrustingen, en de toebehoren ervan, die ze heeft opgetrokken, geïnstalleerd of heeft doen optrekken of installeren.
   § 9. De Maatschappij is bevoegd om tijdelijk, louter voor de noden van de bouwwerven van het netwerk van de metro en premetro, het openbaar domein van het Gewest, haar gemeenten en iedere rechtspersoon van publiek recht die eronder ressorteert, evenals de private eigendommen of het privaat domein van de overheden en eerder genoemde rechtspersonen te gebruiken.
   Het gebruik van een goed mag niet gepaard gaan met een onomkeerbare beschadiging, afbraak of totaal verlies van genot van dat goed.
   Bij het beëindigen van de werf stelt de Maatschappij op haar kosten het in gebruik genomen goed terug in zijn oorspronkelijke staat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-06-23/25, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 28-07-2017>
  

  Art. 16/2. [1 § 1. De volgende bepalingen zijn toepasselijk op de erfdienstbaarheid gevestigd op grond van artikel 16/1, § 1, voor zover ze betrekking heeft op het openbaar domein van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, haar gemeenten en iedere overheid of rechtspersoon van publiek recht die eronder ressorteert.
   § 2. Indien de aanvraag tot toelating bedoeld in artikel 16/1, § 4, geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het openbaar domein van een andere overheid of publiekrechtelijke rechtspersoon dan het Gewest, beslist de Regering na het advies van de beheerder van het betrokken openbaar domein te hebben ingewonnen.
   Dit advies wordt verleend binnen de 60 kalenderdagen na ontvangst van de adviesaanvraag. Deze termijn wordt opgeschort tussen 15 juli en 15 augustus. Na het verstrijken van deze termijn wordt het advies als gunstig beschouwd. Als zij afwijkt van dit advies, moet de Regering haar beslissing bijzonder motiveren.
   § 3. De in artikel 16/1, § 1, bedoelde erfdienstbaarheid blijft precair in de mate dat ze betrekking heeft op het openbaar domein.
   Ze mag op het openbare domein slechts gevestigd worden op voorwaarde dat ze niet onverenigbaar is met de openbare bestemming van het domein, haar openbaar gebruik niet belemmert, en geen afbreuk doet aan het recht van de beheerder om dit gebruik te regelen rekening houdend met de noden en de belangen van de gemeenschap.
   § 4. De in artikel 16/1, § 1, bedoelde erfdienstbaarheid tast geenszins de bevoegdheden van de bestuurlijke overheden op het gebied van de politie van openbare orde of de aanleg van het grondgebied aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-06-23/25, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 28-07-2017>
  

  Art. 16/3. [1 § 1. De volgende bepalingen zijn toepasselijk op de erfdienstbaarheid gevestigd op grond van artikel 16/1, § 1, voor zover ze betrekking heeft op het privaat domein en de private eigendommen.
   § 2. In de gevallen beoogd in artikel 16/1, § 3, 4°, en indien de uitoefening van de erfdienstbaarheid een beperking van het genot met zich meebrengt, keert de Maatschappij een billijke vergoeding uit aan de eigenaar van het met de erfdienstbaarheid bezwaarde erf of, indien er zijn, aan de titularissen van zakelijke rechten of genotsrechten die aan dit erf verbonden zijn.
   De vergoeding maakt het voorwerp uit van een enige betaling of van een jaarlijkse vergoeding, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.
   De vergoeding is vastgesteld op proportionele wijze, rekening houdend met de omvang van de grondinneming en van de beperking van het genot, alsook van de eventuele minderwaarde van het goed waarop de erfdienstbaarheid rust, onder meer op grond van de verordenende bestemming van de bovengrondse zone en mits naleving van de door de Regering bepaalde beginselen.
   § 3. De Regering bepaalt in een besluit de manier van berekenen en betalen van de vergoedingen die bedoeld zijn in § 2, de indexeringswijze en de invorderbaarheidsmodaliteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-06-23/25, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 28-07-2017>
  

  Art. 17. <ORD 1996-07-19/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 28-08-1996> Het Gewest kan de uitbetaling van de rente en de aflossingen van de leningen op meer dan eén jaar, die door de Maatschappij zijn aangegaan voor de aankoop van rollend materieel of voor de aanleg van vaste installaties, waarborgen. Het totale bedrag van de aldus toegekende waarborgen, ongeacht de aard of de vorm ervan, mag nooit meer bedragen dan 19 297 miljoen BF (negentienduizend tweehonderd zevenennegentig miljoen Belgische frank). De Maatschappij mag geen lening aangaan op meer dan één jaar zonder de waarborg van het Gewest. De Regering kan deze waarborg toekennen binnen de grenzen van de machtigingen waarin is voorzien door de ordonnantie voor de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

  Art. 18. De prijzen van de plaatsbewijzen worden vastgesteld door de Executieve, op voorstel van de raad van bestuur en mits naleving van de principes van de beheersovereenkomst. (Het voorgaande is niet van toepassing op de diensten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4°, van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars.) (De Regering is eveneens gemachtigd om het bedrag te bepalen van de toeslag die de Maatschappij kan eisen van de personen, gebruikers van de diensten van de Maatschappij of van de installaties die zij beheert, die de exploitatievoorwaarden bedoeld in artikel 2 van deze ordonnantie niet naleven.) <ORD 2007-04-19/33, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 12-05-2007> <ORD 2008-03-06/36, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 11-04-2008>

  Art. 18bis.[1 § 1. - De Regering is gemachtigd om de gedragingen, tot administratieve overtredingen te verheffen, die bij overtreding van de exploitatievoorwaarden bedoeld in artikel 2 van deze ordonnantie de goede werking van de vervoersdienst belemmeren of de gebruikers van de openbare dienst van openbaar stadsvervoer, de dader, de Maatschappij, de zustermaatschappijen of concessiehouders benadelen.
   § 2. - Elke persoon die een overtreding begaat die vastgesteld is door de Regering en die op het ogenblik waarop de feiten worden gepleegd zestien jaar is, is vatbaar voor een administratieve sanctie van maximum 500 EUR, volgens een schaal vastgesteld door de Regering.
   Op 1 januari van elk jaar wordt het maximumbedrag van de administratieve sancties automatisch en van rechtswege aangepast op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het nieuwe maximumbedrag wordt verkregen door toepassing van de hiernavolgende formule : 500 EUR vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van kracht zes weken vóór de datum van indexering. Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de ordonnantie van 19 april 2007 houdende diverse bepalingen inzake openbare dienst van openbaar stadsvervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in werking trad.
   § 3. - De Minister bevoegd voor Mobiliteit duidt de personeelsleden van de Maatschappij aan, die gemachtigd zijn de in paragraaf 1 bedoelde overtredingen vast te stellen, hierna " het controlepersoneel " genoemd.
   § 4. - De overtredingen worden vastgesteld door middel van processen-verbaal die bewijskrachtig zijn tot bewijs van het tegendeel door het controlepersoneel van de Maatschappij.
   De processen-verbaal kunnen eveneens opgesteld worden door het controlepersoneel van de Maatschappij, op basis van verklaringen van een lid van het personeel van de Maatschappij. In dat geval zijn de processen-verbaal niet bewijskrachtig tot bewijs van het tegendeel.
   § 5. - De administratieve sanctie wordt gegeven door een lid van de Maatschappij, aangesteld door de Regering op voorstel van de Maatschappij, hierna " de autoriteit " genoemd.
   Ze wordt geïnd ten bate van de Maatschappij.
   Het opleggen van een administratieve sanctie doet geen afbreuk aan het recht van de Maatschappij om schadeloosstelling te vorderen voor het nadeel dat ze ondervonden zou hebben uit hoofde van de overtreding.
   § 6. - Het lid van het controlepersoneel dat een overtreding vaststelt op de bepalingen beoogd in § 1 licht ter plaatse de overtreder mondeling van de intentie in om hem een administratieve sanctie op te leggen. Tegelijkertijd licht het lid de autoriteit in.
   § 7. - Bij vaststelling van een misdrijf, stelt de autoriteit de procureur des Konings in kennis van zijn voornemen tot het opleggen van een administratieve sanctie.
   Als de procureur des Konings binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de dag van kennisgeving, de autoriteit erover inlicht dat een opsporingsonderzoek, een gerechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld, vervalt voor dezelfde feiten die aan de vordering tot administratieve sanctie ten grondslag liggen de mogelijkheid voor de autoriteit om een administratieve sanctie op te leggen. Voor het verstrijken van die termijn kan de autoriteit geen administratieve sanctie opleggen behoudens voorafgaande mededeling van de procureur des Konings dat hij geen gevolg aan het feit wenst te geven.
   § 8. - Binnen vijfenveertig dagen volgend op de vaststelling van de overtreding of, in het geval van een misdrijf, volgend op de in de vorige paragraaf vermelde termijn of melding van de procureur des Konings, wordt de overtreder door de autoriteit in kennis gesteld van de beslissing om hem een administratieve sanctie op te leggen via een aangetekende brief of via gecertificeerde elektronische briefwisseling.
   De Maatschappij dient verplicht een aanbod van mondelinge bemiddeling voor te stellen aan de minderjarigen. In het kader van deze bemiddeling kan de Maatschappij een vrijwillige gemeenschapsdienst voorstellen aan de minderjarige, die georganiseerd wordt in verhouding tot zijn leeftijd en capaciteiten. De gemeenschapsdienst wordt door de Maatschappij zelf ingericht en mag niet meer dan vijftien uur bedragen en moet worden uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van instemming van de minderjarige met de vrijwillige gemeenschapsdienst.
   Enkel in geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling, kan de autoriteit een administratieve sanctie opleggen.
   De vader, moeder en voogden of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, worden op dezelfde wijze in kennis gesteld van elke schriftelijke mededeling of beslissing. Deze partijen hebben dezelfde rechten als de minderjarige en kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de vrijwillige gemeenschapsdienst.
   De autoriteit deelt gelijktijdig met deze informatie aan de overtreder mee :
   1° een kopie van het proces-verbaal;
   2° dat hij het recht heeft om schriftelijk per aangetekende brief zijn middelen tot verdediging uiteen te zetten binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening van de aangetekende brief of van de gecertificeerde elektronische briefwisseling en dat hij ter gelegenheid hiervan het recht heeft om de mondelinge voorstelling van zijn verdediging te vragen;
   3° dat hij het recht heeft zich te laten bijstaan of te laten vertegenwoordigen door een raadsman;
   4° dat hij het recht heeft zijn dossier in te kijken;
   5° het minimum- en maximumbedrag van de op te leggen administratieve sanctie.
   § 9. - Bij het verstrijken van de termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening voorzien in § 8, of nadat de overtreder zijn middelen tot verdediging heeft bezorgd of mondeling zijn verdediging heeft voorgesteld, deelt de autoriteit haar beslissing mee aan de overtreder.
   De beslissing van de autoriteit wordt eveneens per aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de minderjarige en zijn vader en moeder, zijn voogden of personen die er de hoede over hebben.
   De autoriteit deelt gelijktijdig met haar beslissing mee :
   1° dat er tegen deze beslissing beroep open staat bij de politierechtbank of de jeugdrechtbank;
   2° dat de indiening van het beroep de uitvoering van de beslissing opschort.
   De autoriteit kan geen administratieve sanctie meer opleggen na het verstrijken van een termijn van één jaar, te rekenen van de dag waarop de feiten werden vastgesteld of, in het geval van een misdrijf, te rekenen vanaf de in paragraaf 7 vermelde termijn of melding van de procureur des Konings.
   De administratieve sanctie wordt vastgelegd in naleving van het principe van proportionaliteit en rekening houdend met een eventuele recidive.
   De administratieve sanctie die wordt vastgelegd ten aanzien van een minderjarige houdt eveneens rekening met de bijzondere situatie van de minderjarige, onder meer op het vlak van persoonlijkheid en maturiteitsgraad.
   § 10. - De beslissing om een administratieve sanctie op te leggen, is uitvoerbaar na het verstrijken van een termijn van één maand, te rekenen vanaf de dag van de betekening.
   § 11. - De overtreder, of de Maatschappij in het geval van een beslissing tot het niet opleggen van een administratieve sanctie, kan binnen een termijn van één maand vanaf de kennisgeving van de beslissing, bij verzoekschrift een beroep instellen bij de politierechtbank volgens de burgerlijke procedure.
   Wanneer de beslissing van de autoriteit betrekking heeft op minderjarigen, wordt het beroep ingediend via kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. In dat geval kan het beroep eveneens worden ingesteld door de vader en moeder, voogden of personen die er de hoede over hebben. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is geworden op het moment van de uitspraak.
   De politierechtbank of de jeugdrechtbank beslissen in het kader van een tegensprekelijk en openbaar debat, over het beroep ingesteld tegen de administratieve sanctie zoals bedoeld in artikel 18bis, § 5. Zij oordelen over de wettelijkheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete.
   Zij kunnen de beslissing van de autoriteit ofwel bevestigen ofwel herzien.
   De jeugdrechtbank kan, wanneer hij gevat wordt door een beroep tegen de administratieve sanctie, in de plaats hiervan een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding opleggen, bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. In dit geval is artikel 60 van dezelfde wet van toepassing.
   De beslissing van de politierechtbank of van de jeugdrechtbank is niet vatbaar voor hoger beroep.
   Wanneer de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve sanctie te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding zoals bedoeld in artikel 37 van de voormelde wet, is zijn beslissing wel vatbaar voor hoger beroep. In dit geval zijn de procedures bedoeld in de voormelde wet van toepassing.
   Onverminderd het 1ste tot het 7de lid en de voormelde wet van 8 april 1965, zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op het beroep bij de politierechtbank en de jeugdrechtbank.
   § 12. - Wanneer een beroep wordt ingesteld tegen de beslissing van de autoriteit kan deze laatste of zijn afgevaardigde de Maatschappij vertegenwoordigen in het kader van de procedure voor de politierechtbank of de jeugdrechtbank.
   § 13. - Het beroep schort de uitvoering van de beslissing op.
   § 14. - De administratieve sancties verjaren na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop ze betaald moeten worden. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
   § 15. - De autoriteit vervult haar ambt in onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De Regering kan de vereiste garanties voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid preciseren.]1
  ----------
  (1)<ORD 2016-07-20/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 06-08-2016>

  Art. 18ter. <Ingevoegd bij ORD 2008-03-06/36, art. 7; Inwerkingtreding : onbepaald> De diensten bedoeld in artikel 2, tweede lid, 4° van de besluitwet van 30 december 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars kunnen slechts aangeboden of verleend worden door de Maatschappij of door de onderneming of de ondernemingen aan wie de Maatschappij die diensten overeenkomstig artikel 15 heeft uitbesteed.

  Art. 18quater. <Ingevoegd bij ORD 2008-03-06/36, art. 8; Inwerkingtreding : onbepaald> De overtreding van artikel 18ter wordt gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en met een geldboete van 26 euro tot 10.000 euro, of met één van deze straffen alleen. Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op het in het vorige lid bedoelde misdrijf. Onverminderd de bevoegdheden van de agenten en de officieren van gerechtelijke politie, kan de Regering ambtenaren aanwijzen die bevoegd zijn om het in dit artikel omschreven misdrijf op te sporen en vast te stellen door een proces-verbaal, waarvan de vaststellingen gelden tot het bewijs van het tegendeel.

  Art. 19. In de Maatschappij wordt een ombudsdienst opgericht voor het kliënteel. Deze dienst heeft als opdracht :
  1° - het onderzoek van alle klachten van het kliënteel met betrekking tot de aktiviteiten van de Maatschappij en waarvoor de dienst wordt geraadpleegd;
  2° - een tussenkomst om minnelijke schikkingen te bevorderen voor wat betreft geschillen tussen de Maatschappij en het kliënteel;
  3° - adviezen verstrekken aan de Maatschappij voor de gevallen waarvoor geen minnelijke schikking kan worden getroffen.
  De Executieve regelt de samenstelling en de werking ervan.

  Art. 20. Voor de Maatschappij wordt een adviescomité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van verenigingen die de belangen van het kliënteel verdedigen, het beheerscomité en de ombudsdienst.
  Dit comité moet adviezen verstrekken betreffende de vragen die betrekking hebben op de diensten die worden verleend aan het kliënteel.
  De Executieve regelt de samenstelling en de werking ervan.

  Art. 21. De Maatschappij voor het intercommunaal vervoer te Brussel, die werd opgericht krachtens de wet van 17 juni 1953 tot organisatie van het openbaar vervoer van het Brusselse Gewest, is ontbonden.
  De ontbinding wordt van kracht op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Executieve waarvan sprake in artikel 1 van deze ordonnantie.
  De Maatschappij, opgericht overeenkomstig deze ordonnantie, neemt de rechten en verplichtingen ervan over, evenals de activa en de passiva.

  Art. 22. Aan het mandaat van de bestuurders van de ontbonden maatschappij komt een einde op de vijfde dag die volgt op de publikatie in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Executieve tot goedkeuring van de statuten van de Maatschappij. De nieuwe bestuurders worden onmiddellijk benoemd.

  Art. 23. De bestuurder-directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal in functie op het ogenblik van de ontbinding van de maatschappij oefenen - overeenkomstig deze ordonnantie - respektievelijk de functies uit van bestuurder-directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal.

  Art. 24. Alle bepalingen van de wet van 17 juni 1953 voor de organisatie van het openbaar vervoer in het Brusselse Gewest worden ingetrokken, met uitzondering evenwel van de artikelen 11 en 14.

  Art. 25. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

  Art. 26. Deze ordonnantie wordt van kracht op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Wijziging(en) Tekst Inhoudstafel Begin
originele versie
  • ORDONNANTIE (BRUSSEL) VAN 23-06-2017 GEPUBL. OP 18-07-2017
    (GEWIJZIGDE ART. : 16/1; 16/2; 16/3)
  • originele versie
  • ORDONNANTIE (BRUSSEL) VAN 20-07-2016 GEPUBL. OP 27-07-2016
    (GEWIJZIGD ART. : 18bis)
  • originele versie
  • ORDONNANTIE (BRUSSEL) VAN 06-03-2008 GEPUBL. OP 01-04-2008
    (GEWIJZIGDE ART. : 3; 15; 16; 18; 18TER; 18QUA)
  • originele versie
  • ORDONNANTIE (BRUSSEL) VAN 19-04-2007 GEPUBL. OP 02-05-2007
    (GEWIJZIGDE ART. : 1; 2; 3; 10; 15BIS; 16; 18; 18BIS)
  • ORDONNANTIE (BRUSSEL) VAN 19-07-1996 GEPUBL. OP 28-08-1996
    (GEWIJZIGDE ART. : 7; 8; 17)

  • Parlementaire werkzaamheden Tekst Inhoudstafel Begin
       Gewone zitting 1990-1991. Dokumenten van de Raad. - A-71/1 Ontwerp van ordonnantie. A-71/2 Verslag. A-71/3 Amendementen (na verslag). A-71/4 Amendement (na verslag). Volledig verslag. - Bespreking en goedkeuring. Vergaderingen van 12 en 13 november 1990.

    Begin Eerste woord Laatste woord Wijziging(en)
    Parlementaire werkzaamheden Inhoudstafel 79 uitvoeringbesluiten 5 gearchiveerde versies
    Franstalige versie