J U S T E L     -     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en)
Inhoudstafel 1 uitvoeringbesluit 4 gearchiveerde versies
Handtekening Einde Franstalige versie
 
belgiëlex . be     -     Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/1841/04/10/1841041051/justel

Titel
10 APRIL 1841. - Wet op de buurtwegen (Vertaling)
(NOTA : opgeheven voor het Waals Gewest bij DWG 2014-02-06/13, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2014)
(NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij DVR 2019-05-03/47, art. 83,1°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2019)
(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-06-2011 en tekstbijwerking tot 12-08-2019)

Publicatie : 10-04-1841 nummer :   1841041051 bladzijde : 888888       PDF : geconsolideerde versie
Dossiernummer : 1841-04-10/30
Inwerkingtreding : 20-04-1841

Inhoudstafel Tekst Begin
Hoofdstuk I. Van de erkenning en van de afpaling der buurtwegen.
Art. 1-12
Hoofdstuk II. Van het onderhoud en de verbetering der buurtwegen.
Art. 13-26
Hoofdstuk III. Verbreding, rechttrekking, aanleg en afschaffing der buurtwegen.
Art. 27-28, 28bis, 29
Hoofdstuk IV. Politie der buurtwegen.
Art. 30-36
Hoofdstuk V. Van de provinciale verordeningen.
Art. 37-39

Tekst Inhoudstafel Begin
Hoofdstuk I. Van de erkenning en van de afpaling der buurtwegen.

  Artikel 1. In de gemeenten waar geen algemene rooi- en afpalingsplannen der buurtwegen bestaan, zullen de gemeentebesturen deze plannen doen opmaken binnen de termijn van twee jaar, te rekenen van de bekendmaking dezer wet.
  Zij zullen binnen dezelfde termijn desnoods, de bestaande plannen, welke aan dezelfde eisen zullen behoren te voldoen als de plannen die overeenkomstig de tegenwoordige wet opgemaakt moeten worden, doen aanvullen of herzien.

  Art. 2. De plannen opgemaakt, aangevuld of herzien overeenkomstig de regelen die zullen worden voorgeschreven door de regering, ermede belast de goede uitvoering daarvan te verzekeren, zullen benevens de tegenwoordige breedte van de weg, de grachten inbegrepen, de breedte aanduiden, die hij behoort te hebben ingevolge de wettelijke opzoekingen en erkenningen, mitsgaders de grootte en de aanwijzing van de stukken grond die uit de aanpalende eigendommen in bezit genomen moeten worden.
  Zij zullen daarenboven de aanwijzing voorgeschreven bij art. 13 inhouden.

  Art. 3. De kosten die de uitvoering der voorgaande artikelen zal medebrengen, zullen voor de helft ten laste van de Staat en voor de helft ten laste van de gemeente vallen.

  Art. 4. Deze plannen zullen gedurende twee maand in het secretariaat van de gemeente ter inzage neergelegd worden.
  Gedurende deze termijn en behoudens hetgeen bij art. 5 bepaald is ten opzichte van de eigenaars, heeft iedereen het recht om bezwaren in te dienen, mits inachtneming van art. 6.
  De ter inzage legging zal worden bekend gemaakt bij aankondiging en aanplakking in de gewone vorm en in een dagblad van de provincie en het arrondissement indien er bestaan.

  Art. 5. De eigenaars van de stukken grond op het plan aangeduid als bestemd om ten behoeve van de weg teruggegeven of in bezit genomen te worden, zullen in kennis worden gesteld van de dag der nederlegging van het plan.
  Het bericht zal de aanwijzing van deze stukken grond inhouden en zal kosteloos worden gegeven, ten verzoeke van het college van burgemeester en schepenen, door de politieambtenaar of de veldwachter van de gemeente, hetzij aan de persoon, of ter woonplaats, indien de eigenaars in de gemeente woonachtig zijn. In het tegenovergesteld geval zal het bericht bij middel van de post worden toegezonden en aldaar van ambtswege aangetekend zo hun verblijfplaats bekend is; daarenboven zal het tweemaal met een tussentijd van acht dagen op de gewone wijze aangeplakt worden.
  De eigenaars zullen hun bezwaren mogen indienen gedurende de termijn van twee maand te rekenen van de dagtekening van het bericht.

  Art. 6. De bezwaren worden aan de gemeenteraad ingezonden; zij behelzen de keuze van een woonplaats in de gemeente; door de secretaris wordt een bewijs van ontvangst afgegeven.
  De gemeenteraad is gehouden uitspraak te doen binnen de twee maand na het verstrijken van de bij voorgaand artikel 4 bepaalde termijn.
  De beslissing wordt betekend hetzij aan de persoon, hetzij ter woonplaats overeenkomstig artikel 5.
  Indien degene die een bezwaar indient niet in de gemeente woonachtig is, zal de betekening ter gekozen woonplaats geschieden.

  Art. 7. Hoger beroep van de beslissingen der gemeenteraden staat open bij de deputatie van de provinciale raad.
  Het moet op straffe van verval worden ingesteld, binnen de termijn van twee maand, te rekenen van de betekening der beslissing van de gemeenteraad.

  Art. 8. Het beroep wordt gedaan bij middel van een verzoek ingediend bij de provinciale deputatie.
  De griffier ontvangt het verzoek; hij geeft er ontvangstbewijs van.
  De deputatie doet uitspraak, zonder hoger beroep, binnen de drie maand, te rekenen van de ontvangst van het verzoek; haar beslissing wordt met redenen omkleed en betekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6.

  Art. 9. Na de inachtneming der bovengemelde formaliteiten worden de plannen door de deputatie definitief vastgesteld.
  Nochtans kunnen zij altijd door de bevoegde overheden worden gewijzigd mits inachtneming van de voorschriften der artikelen 5, 6, 7 en 8.

  Art. 10. Het besluit van de provinciale deputatie waarbij het plan definitief vastgesteld wordt, doet geenszins afbreuk aan de eigendomsvorderingen noch aan de rechten die daaruit voortspruiten.
  Het zal een rechtstitel zijn voor de verjaring van 10 en 20 jaar.
  Een duplicaat van de tabellen door de deputatie goedgekeurd zal ter griffie van het provinciaal bestuur neergelegd worden.

  Art. 11. De rechtsgedingen waartoe de rechten vermeld bij het vorig artikel aanleiding geven, alsook degene betreffende de percelen grond op het plan aangeduid als bestemd zijnde om teruggegeven te worden ten behoeve van de wegen worden door de rechtbanken onderzocht en er wordt uitspraak over gedaan als voor spoedeisende zaken.
  Wanneer ter uitvoering van het plan onteigening noodzakelijk is, zal het plan bij koninklijk besluit worden goedgekeurd, en men zal zich gedragen naar de voorschriften van de wet van 17 april 1835 op de onteigening te algemenen nutte.

  Art. 12.De buurtwegen, zoals zij worden erkend en gehandhaafd ingevolge de algemene rooi- en afpalingsplannen, kunnen door geen verjaring verkregen worden zolang zij dienen tot het openbaar gebruik, behoudens de vóór onderhavige wet verkregen rechten.
  
  Art. 12. (WAALSE GEWEST)
  De buurtwegen, zoals zij worden erkend en gehandhaafd ingevolge de algemene rooi- en afpalingsplannen, kunnen door geen verjaring verkregen worden [1 ...]1, behoudens de vóór onderhavige wet verkregen rechten.

  ----------
  (1)<DWG 2011-06-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

  Hoofdstuk II. Van het onderhoud en de verbetering der buurtwegen.

  Art. 13. De kosten betreffende de buurtwegen zijn ten laste van de gemeenten.
  Nochtans zullen de provinciale raden mogen beslissen dat deze kosten in het geheel of ten dele ten laste zullen zijn van de aanpalende eigenaars, alwaar zodanig gebruik gevestigd is.
  In geval van enig geschil omtrent de last tot onderhoud moeten de gemeenten, op beslissing der deputatie van de provinciale raad, voorlopig voorzien in het onderhoud van de wegen die het voorwerp van het geschil uitmaken, behoudens het verhaal der gemeenten op de derden, indien daartoe grond is.
  Bij onderhavig artikel wordt geen wijziging gebracht aan de verplichtingen voortspruitende uit de rechten door de gemeenten verkregen vóór onderhavige wet, noch aan de verordeningen inzake de polders en de wateringen.

  Art. 14. In geval de gewone inkomsten der gemeente niet volstaan, wordt ieder jaar voorzien in de uitgaven voor de buurtwegen bij middel van:
  1° een prestatie van een dag werken ten laste van elk gezinshoofd of hoofd van een inrichting die geen 3 frank directe belastingen betaalt, in zover als zij geen behoeftigen zijn;
  2° een prestatie van twee dagen werken ten laste van elk gezinshoofd of hoofd van een inrichting die ten minste 3 frank directe belastingen betaalt;
  3° een prestatie van twee dagen van elk paard, last-, trek- of rijdier ten dienste van de gezinnen of van de inrichtingen in de gemeente, met voerlieden en middelen van vervoer, ten laste van de eigenaars, vruchtgebruikers en bezitters;
  4° bijzondere opcentimes op de hoofdsom van de belastingen die in de gemeente betaald worden (...). <W 20/05/1863, art. 1, B.S. 22-05-1863>
  De bijzondere centimes zullen altijd voor ten minste een derde in de uitgaven bijdragen; indien het beloop van de prestaties opgelegd volgens de drie eerste grondslagen meer bedraagt dan de twee andere derden, zullen deze naar evenredigheid van deze hoeveelheid verminderd kunnen worden.
  Onder de benaming van gewone inkomsten der gemeente worden niet begrepen de personele omslagen over de ingezetenen, noch de aandelen van hout in natura aan deze laatste uitgereikt voor hun brandhout.
  (...) <W 20/05/1863, art. 1, B.S. 22-05-1863>
  De krachtens onderhavige wet ingestelde middelen tot onderhoud en verbetering der buurtwegen, maken een bijzonder fonds uit hetwelk voor geen andere dienst zal mogen gebruikt worden.
  De provinciale verordeningen zullen de wijze vaststellen waarop de steden in de uitgaven voor de buurtwegen zullen moeten bijdragen.

  Art. 15. De prijs van het dagloon wordt begroot overeenkomstig artikel 4, titel II der wet van 28 september 1791, en de belastingschuldige, die niet overeenkomstig het volgende artikel zal verklaard hebben de prestaties in natura, voortvloeiende uit de twee eerste grondslagen van artikel 14, te willen doen, zal een korting genieten van een vijfde op de prijs van elk dagloon.
  De deputatie van de provinciale raad begroot jaarlijks de waarde van de dagprestatie der gruiskarren, karren of andere bespannen rijtuigen, paarden, last- en trekdieren.

  Art. 16. Het aanslagbriefje zal, behalve de aanslag in bijzondere centimes, de prestaties in natura volgens de drie eerste grondslagen na artikel 14, in geld uitgerekend overeenkomstig het voorgaand artikel, inhouden.
  Binnen de maand na de afgifte der aanslagbriefjes, is elke belastingschuldige bevoegd om zijn keuze te laten kennen aan het college van burgemeester en schepenen; na het verstrijken van deze termijn zijn de prestaties in natura invorderbaar in geld.
  In alle gevallen zal de breuk in minder, tussen de prestaties in natura en de begroting in ged, door de belastingschuldige in muntspeciën moeten aangevuld worden.

  Art. 17. De niet in geld afgekochte prestaties zullen in taakwerk kunnen omgezet worden.

  Art. 18. Op de voordracht van de gemeenteraden, mag de deputatie van de provinciale raad in de gemeenten alwaar deze wijze haar voordeliger zal schijnen voor de belangen der localiteit, de prestaties in natura in geld omzetten.
  De deputatie van de provinciale raad zal zelfs, behoudens goedkeuring van de regering, deze omzetting ambtshalve mogen bevelen.

  Art. 19. De artikelen 135, 136 en 137 der gemeentewet zijn toepasselijk op de rollen opgemaakt voor de uitvoering der voorgaande artikelen.

  Art. 20. De rollen zijn invorderbaar op de door de deputatie vastgestelde tijdstippen, zij worden ingevorderd overeenkomstig de voor de inning der rijksbelastingen vastgestelde regelen, de ontheffingen worden kosteloos uitgesproken en de rekeningen worden afgelegd zoals voor de andere uitgaven der gemeenten.

  Art. 21. De eigendommen van de Staat, die enig inkomen opbrengen, dragen bij in de uitgaven in dezelfde mate als de private eigendommen.

  Art. 22. In geval een gemeenteraad mocht trachten zich te onttrekken aan de verplichtingen opgelegd ingevolge dit hoofdstuk, doet de deputatie van ambtswege het bestek der werken opmaken, stelt de rollen vast na de gemeenteraad gehoord te hebben, schrijft de uitvoering der werken voor en beveelt de betaling daarvan uit de gemeentekas, een en ander overeenkomstig artikel 88 der gemeentewet.
  Elk jaar deelt de deputatie aan de provinciale raad de staat mede van de krachtens onderhavig artikel gevestigde belastingen.

  Art. 23. <W 19-03-1866, art. 1, B.S. 21-03-1866> Wanneer een in staat van bruikbaarheid onderhouden weg gewoonlijk of tijdelijk wordt beschadigd door bos,- turf-, steengroef- en mijnontginningen of door enig ander nijverheidsbedrijf, kunnen de eigenaars of ondernemers der ontginningen of door enig ander nijverheidsbedrijf, kunnen de eigenaars of ondernemers der ontginningen waarvoor het vervoer geschiedt, jaarlijks geroepen worden om tot het onderhoud van die weg bij te dragen door speciale belastingen in verhouding tot de veroorzaakte buitengewone beschadigingen.
  Indien er tollen op deze weg bestaan, zullen deze belastingen niet mogen geheven worden, dan indien de tollen niet volstaan voor zijn onderhoud.
  Indien de transporten hoofdens dewelke de exploitant met een belasting is bezwaard, aan tollen onderworpen zijn, zal daarmede rekening worden gehouden voor de bepaling van het cijfer der belasting.
  De gemeenteraad zal, ten voorlopigen titel, het bedrag van elke bijzondere belasting bepalen. Zijn beraadslaging zal aan de exploitanten langs administratieve weg betekend worden; degene onder hen, die zich zouden benadeeld achten, zullen gedurende vijftien dagen, te rekenen van de betekening, bij de gemeenteraad een klacht mogen idienen en zelfs een eenvoudige tegensprekelijke schatting kunnen eisen.
  Na de vervulling van deze formaliteiten zullen de belastingen door de gemeenteraad bepaald worden; indien de exploitatie evenwel in een andere gemeente gelegen is dan die op wier grondgebied de beschadigingen hebben plaats gehad, zal de belasting, op aanvraag van de raad dezer laatste gemeente, bepaald worden door de bestendige deputatie, indien de inrichting in dezelfde provincie gelegen is, en door de Koning in alle andere gevallen.
  Indien het een buurtweg van groot verkeer geldt, of indien men zich bevindt in het geval voorzien bij artikel 25 der wet van 10 april 1841, zal, volgens het geval, de belasting rechtstreeks vastgesteld worden, 't zij door de deputatie, 't zij door de Koning, na de belanghebbende partijen en gemeenteraden gehoord te hebben.
  Elke exploitant die zich door de beslissing van de gemeenteraad te zwaar belast zal achten, zal een klacht kunnen indienen bij de bestendige deputatie, die, na de gemeenteraad gehoord te hebben, zal beslissen; een beroep op de Koning zal, in alle geval, door de gemeenteoverheden en de exploitanten kunnen ingesteld worden, tegen de beslissingen van de bestendige deputatie.
  Dit recht van hoger beroep of van beroep, zal binnen de veertien dagen, te rekenen van de betekening langs de administratieve weg, van de betrokken beslissing, moeten ingesteld worden. Het beroep op de Koning schorst de beslissing niet.
  Het artikel 137 der gemeentewet en het artikel 20 der wet van 10 april 1841 zijn toepasselijk op de belastingen ingevoerd krachtens de voorgaande beschikkingen.
  De regering is ertoe gemachtigd, indien daartoe aanleiding bestaat, de grondbeginselen van onderhavige wet toe te passen op de door de polders en wateringen onderhouden wegen.

  Art. 24. (Wanneer een buurtweg verschillende ge- meenten zal aanbelangen, kan de Koning, na het advies van de gemeenteraden en van de bestendige deputatie van de provincieraad te hebben ingewonnen:
  1° hem tot buurtweg van groot verkeer verklaren en er een nummer aan toekennen dat hetzelfde zal zijn voor gans het tracé van de weg;
  2° er de wijze van verharding, of enige andere buitengewone uitgave voor voorschrijven;
  3° de wijze van uitvoering van een toezicht over de werken regelen.
  De vóór deze wet uitgesproken verklaringen tot grote verkeersweg, kunnen door de Koning worden herzien.) <W 1948-08-09/32, art. 4>
  De provinciale deputatie zal de gemeenten aanwijzen welke tot deze uitgaven, evenals tot de uitgaven voor onderhoud, zullen behoren bij te dragen, zal de maatstaf bepalen volgens welke ieder van hen daartoe zal moeten bijdragen, behoudens beroep op de Koning vanwege de belanghebbende gemeenten, of vanwege de provinciegouverneur.
  Behalve buitengewone gevallen zal geen ge- meente gehouden zijn bij te dragen tot het onderhoud of tot de verbetering van de wegen die zich op het grondgebied van een andere gemeente bevinden.

  Art. 25. In geval een buurtweg gemeenten mocht aanbelangen welke tot verschillende provinciën behoren, zal de richting, de breedte van de weg en de maatstaf volgens welke de belanghebbende gemeenten tot het onderhoud of tot de verbetering daarvan zullen bijdragen, bij koninklijk besluit worden bepaald op advies van de gemeentebesturen en de deputatiën der provinciale raden.

  Art. 26. De buurtwegen van groot verkeer en, in buitengewone gevallen, de andere buurtwegen, zullen toelagen uit de provinciale kas kunnen ontvangen.

  Hoofdstuk III. Verbreding, rechttrekking, aanleg en afschaffing der buurtwegen.
  
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  
  Hoofdstuk III. (VLAAMSE OVERHEID)
  [1 - Opening, afschaffing, wijziging en verlegging van buurtwegen]1

  ----------
  (1)<DVR 2014-04-04/05, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

  Art. 27.De gemeenteraden zijn gehouden om, ten verzoeke van de deputatie van de provinciale raad, te beraadslagen over de aanleg, de rechttrekking, de verbreding en de afschaffing der buurtwegen.
  In geval van weigering te beraadslagen of de nodige maatregelen te nemen, is de deputatie bevoegd om, behoudens 's Konings goedkeuring, van ambtswege de aanleg der werken en de aankopen te bevelen, en in de uitgaven te voorzien, mits inachtneming van de voorschriften van het voorgaande hoofdstuk.
  
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  
  Art. 27. (VLAAMSE OVERHEID)
  De gemeenteraden zijn gehouden om, ten verzoeke van de deputatie van de provinciale raad, te beraadslagen over [1 de opening, de afschaffing, de wijziging of de verlegging van een buurtweg en eventueel het bijhorende ontwerp van rooilijnplan]1.
  In geval van weigering te beraadslagen of de nodige maatregelen te nemen, is de deputatie bevoegd om, behoudens 's Konings goedkeuring, van ambtswege de aanleg der werken en de aankopen te bevelen, en in de uitgaven te voorzien, mits inachtneming van de voorschriften van het voorgaande hoofdstuk.
  

  ----------
  (1)<DVR 2014-04-04/05, art. 76, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

  Art. 28.<W 20-05-1863, art. 2, B.S. 22-05-1863> De aanleg, de afschaffing of de wijziging van een buurtweg moeten voorafgegaan zijn van een onderzoek.
  De beraadslagingen der gemeenteraden worden onderworpen aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, welke beslist behoudens beroep bij de Koning vanwege de gemeente of van de belanghebbende derden.
  De beslissingen van de deputatie worden bekendgemaakt door de colleges van burgemeester en schepenen, van de zondag af na dezelver ontvangst en blijven gedurende acht dagen aangeplakt.
  Het beroep bij de Koning schorst de beslissingen. Het moet uitgeoefend en aan de gouverneur overgemaakt worden, binnen de vijftien dagen volgende op de in vorige paragraaf vermelde bekendmaking.
  
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  
  Art. 28. (VLAAMSE OVERHEID)
  <W 20-05-1863, art. 2, B.S. 22-05-1863> [1 Het voornemen tot opening, afschaffing, wijziging of verlegging van een buurtweg wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek. Met behoud van de toepassing van artikel 27, eerste lid, stelt de gemeenteraad hiertoe een ontwerp van rooilijnplan vast dat onderworpen wordt aan onderstaande procedure, behoudens in het geval van een afschaffing.]1
  De beraadslagingen der gemeenteraden worden onderworpen aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, [1 welke beslist binnen de 90 dagen na ontvangst van de beraadslaging van de gemeenteraad,]1 behoudens beroep bij de Koning vanwege de gemeente of van de belanghebbende derden.
  [1 Bij ontstentenis van een tijdige beslissing van de deputatie kan de gemeente beroep instellen tegen het uitblijven van de beslissing.]1
  De beslissingen van de deputatie worden bekendgemaakt door de colleges van burgemeester en schepenen, van de zondag af na dezelver ontvangst en blijven gedurende acht dagen aangeplakt.
  Het beroep bij de Koning schorst de beslissingen. Het moet uitgeoefend en aan de gouverneur overgemaakt worden, binnen de vijftien dagen volgende op de in vorige paragraaf vermelde bekendmaking.
  

  ----------
  (1)<DVR 2014-04-04/05, art. 77, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>

  Art. 28bis.<ingevoegd bij W 1948-08-09/32, art. 6> Een buurtweg mag slechts na de goedkeuring door de Koning van een algemeen rooiingsplan worden aangelegd, of rechtgetrokken, de bestendige deputatie gehoord.
  
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  
  Art. 28bis. (VLAAMSE OVERHEID)
  <Opgeheven bij DVR 2014-04-04/05, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 25-04-2014>


  Art. 29. In geval van verlating of van wijziging in de richting vna het geheel of een gedeelte van de buurtweg, zullen de aangelanden van het stuk dat buiten gebruik geraakt is, gedurende zes maanden te rekenen van de bekendmaking door het college van burgemeester en schepenen van het besluit inhoudende de goedkeuring van de wijziging of van de afschaffing, het recht hebben om zich te done machtigen om in volle eigendom te beschikken over de grond die vrij geworden is, mits zich te verbinden tot de betaling, naar de begroting van deskundigen, hetzij van de eigendom, hetzij van de meerwaarde in het geval waarin zij eigenaars van de grond mochten zijn.

  Hoofdstuk IV. Politie der buurtwegen.

  Art. 30. Wegcommissarissen zullen bij provinciale verordeningen kunnen aangesteld worden.
  Zij leggen de eed af voor de vrederechter van hun woonplaats.

  Art. 31. De burgemeester en schepenen, de beambten van de plaatselijke politie en de wegcommissarissen zullen gemachtigd zijn om de inzake buurtwegen gepleegde overtredingen en wanbedrijven vast te stellen en om er proces-verbaal van op te maken. Hun processen-verbaal zullen bewijskrachtig zijn behoudens tegenbewijsverschaffing.
  De arrondissementscommissarissen zullen bevoegd zijn om zelf over te gaan, of hen wie zulks aangaat te doen overgaan, tot alle handelingen nodig om de overtredingen en wanbedrijven in zake buurtwegen vast te stellen.

  Art. 32. De straffen die door de provinciale raden zullen worden vastgesteld wegens overtredingen van hun verordeningen in zake buurtwegen, zullen politiestraffen niet te boven mogen gaan.
  De straffen die zwaarder zijn dan die geoorloofd bij onderhavig artikel, welke door de thans bestaande verordeningen en reglementen bepaald zijn, evenals degene die bij artikel 40, titel II der wet van 28 september - 6 oktober 1791 vastgesteld zijn, voor de beschadiging der buurtwegen of de onrechtmatige inbezitneming der breedte ervan, zullen van rechtswege worden verminderd door de hoogste van deze straffen na verloop van de twee jaren die de afkondiging dezer wet zullen volgen.
  De bovengemelde overtredingen zullen van nu af aan als politieovertredingen vervolgd en gevonnist worden.

  Art. 33. Behalve de straf, zal de (politierechtbank), indien daartoe gronden bestaan, het herstel van de overtreding bevelen binnen de termijn die door het vonnis zal bepaald worden en beslissen dat, bij gebreke van uitvoering, het gemeentebestuur er in zal voorzien op kosten van de overtreder, welke krachtens hetzelfde vonnis zal kunnen worden gedwongen tot de terugbetaling van de kosten op een blote staat opgemaakt door het college van burgemeester en schepenen. <W 10-10-1967, art. 3 (art. 91, § 9), B.S. 31-10-1967>
  In geval van verwijzing naar de burgerlijke rechter van een prejudiciële rechtsvraag, zal de partij die de exceptie opgeworpen heeft, verplicht zijn om zich voor de bevoegde rechter te voorzien en van haar gereedheid te doen blijken binnen de maand; zo niet zal met het onderzoek en de beslissing over de overtreding worden voortgegaan.
  De zaken, verwezen naar de burgerlijke rechter, zullen als korte en spoedeisende zaken onderzocht en beslist worden.

  Art. 34. (...)

  Art. 35. De geldboeten worden geheven ten behoeve van de gemeente op wier grondgebied de overtreding gepleegd is geworden en behoren tot het bijzonder fonds bestemd voor het onderhoud der buurtwegen.
  Nochtans kan het provinciaal reglement een deel daarvan bestemmen voor de beambten die de overtreding of het wanbedrijf hebben vastgesteld.

  Art. 36. De beschikkingen van onderhavig hoofdstuk zijn van toepassing op de politie van de grachten langs de buurtwegen.

  Hoofdstuk V. Van de provinciale verordeningen.

  Art. 37. De provinciale verordeningen zullen voorzien in de maatregelen die noodzakelijk zijn ten einde de afpaling der buurtwegen en de vergelijking der bij artikel 1 dezer wet vermelde plannen te verzekeren.

  Art. 38. Deze verordeningen zullen in elk kanton de aanstelling van werkopzichters kunnen voorschrijven en hun bevoegdheden bepalen.
  Zij zullen insgelijks de wijze van benoeming, schorsing of ontslag van deze opzichters en van de wegcommissarissen, mitsgaders hun jaarwedden of vergoedingen vaststellen.
  De uitgaven zullen hetzij uit de provinciale fondsen, hetzij uit de fondsen bestemd voor de werken, worden bestreden.

  Art. 39. De deputaties der provinciale raden zullen zonder verwijl overgaan tot de herziening der bestaande verordeningen, mits inachtneming van de bepalingen van onderhavige wet.
  Deze verordeningen zullen slechts voorlopig zijn; zij zullen door de provinciale raden worden herzien ten laatste in de tweede gewone zitting na de afkondiging van deze wet.
  De verordeningen van de deputatie en die van de raad zullen slechts uitvoerbaar zijn na door de Koning te zijn goedgekeurd.

Handtekening Tekst Inhoudstafel Begin
   ...

Wijziging(en) Tekst Inhoudstafel Begin
originele versie
  • DECREET VLAAMSE RAAD VAN 03-05-2019 GEPUBL. OP 12-08-2019
    (GEWIJZIGD ART. : OPHEFFING)
  • originele versie
  • DECREET VLAAMSE RAAD VAN 04-04-2014 GEPUBL. OP 15-04-2014
    (GEWIJZIGDE ART. : 27; 28; 28bis)
  • originele versie
  • DECREET WAALSE GEWEST VAN 06-02-2014 GEPUBL. OP 04-03-2014
    (GEWIJZIGD ART. : OPHEFFING)
  • originele versie
  • DECREET WAALSE GEWEST VAN 03-06-2011 GEPUBL. OP 14-06-2011
    (GEWIJZIGD ART. : 12)

  • Begin Eerste woord Laatste woord Wijziging(en)
    Inhoudstafel 1 uitvoeringbesluit 4 gearchiveerde versies
    Franstalige versie