Coronavaccin tijdens de borstvoedingsperiode

In het kort

Geen ernstige schadelijke gevolgen voor het kind door coronavaccinatie tijdens de borstvoeding
Het coronavaccin kan tijdens de borstvoedingsperiode gegeven worden. De studies tot nu toe zien geen ernstige nadelige gevolgen voor het kind na coronavaccinatie van de moeder. Sommige vrouwen meldden dat ze meer of minder melk gingen produceren na vaccinatie. Vaak herstelde dit binnen enkele dagen. De onderzoeken keken vooral naar het vaccin van Pfizer en van Moderna. 

Beschermende antistoffen komen via de moedermelk bij het kind
Na vaccinatie maakt de moeder antistoffen die haar beschermen tegen het virus. Deze antistoffen komen ook in de moedermelk en kunnen zo worden doorgegeven aan het kind. Deze antistoffen kunnen meehelpen aan de bescherming van het kind tegen een corona-infectie. 

De multidisciplinaire werkgroep COVID-19 & Zwangerschap ziet geen bezwaar in het vaccineren van vrouwen die borstvoeding geven. 

Risico indeling

  • Waarschijnlijk veilig tooltip icon Dit geneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de borstvoedingsperiode. Maar indien mogelijk heeft een geneesmiddel uit de categorie ‘Meest veilig’ de voorkeur. Bijvoorbeeld omdat er minder van dat middel in de melk terechtkomt of omdat er meer onderzoek naar is gedaan.
    • - astrazeneca vaccin (vaxzevria)
    • - janssen vaccin
    • - moderna vaccin
    • - pfizer vaccin (comirnaty)

Achtergrondinformatie

Er worden geen ernstige nadelige gevolgen van coronavaccins voor het kind gezien
In studies met 261 moeders die gevaccineerd zijn tijdens de borstvoedingsperiode werden geen ernstige nadelige gevolgen voor het kind gezien. Van deze groep kregen 221 vrouwen het Pfizer vaccin, 20 vrouwen het Moderna vaccin en 20 vrouwen één dosis van het AstraZeneca vaccin. [1, 13, 17] Een andere studie is gedaan bij 180 moeders die borstvoeding gaven en het Pfizer vaccin (128 vrouwen) of het Moderna vaccin (52 vrouwen) kregen. Er werden geen ernstige nadelige gevolgen voor het kind gezien na toediening van zowel het eerste als het tweede vaccin. Een deel van de vrouwen gaf aan een verminderde melkproductie te hebben. De melkproductie herstelde zich in alle gevallen binnen 72 uur. Mogelijk hangt de verminderde melkproductie samen met systemische bijwerkingen bij de moeder zoals vermoeidheid, koorts en braken. Sommige vrouwen meldden een toename van melkproductie en verandering van kleur. [7] Een studie werd gedaan bij 4455 borstvoedende vrouwen die een coronavaccinatie hadden gehad van Pfizer (2702 vrouwen), Moderna (1714 vrouwen), of een ander merk (39 vrouwen); 2627 vrouwen hadden 1 dosis gehad, 1828 vrouwen 2 doses. Na meer dan twee dagen na de vaccinatie vulden de vrouwen een vragenlijst in. Bijwerkingen bij de moeder, zoals koorts en moeheid, kwamen vaker voor na de 2e dosis dan na de 1e dosis. Ongeveer 4% meldde een toename en 6% een afname van de hoeveelheid melkproductie. Nadelige effecten op de borstvoeding leken meer voor te komen bij vrouwen die bijwerkingen ervaarden. Ongeveer 7% meldde één of meer symptomen bij het kind, zoals meer slapen (<4%) of koorts (<1%). De meeste vrouwen bleven achter hun beslissing van vaccineren staan. [12] In een ander vragenlijst onderzoek werd onderbroken borstvoeding gemeld door 2.3% van de ruim 6800 moeders na de eerste vaccinatie en door 2.2% van de ruim 6000 moeders na de tweede vaccinatie. Verminderde borstvoeding gedurende minder dan 24 uur werd door 5.0% na de eerste vaccinatie en 7.2% na de tweede vaccinatie gemeld. Zorgen om het kind werden genoemd door 3.0% respectievelijk 4.4% van de moeders. [16] 

De overgang van mRNA naar de moedermelk is verwaarloosbaar laag
Drie studies onderzochten de overgang van mRNA vaccinbestanddelen naar de moedermelk in 22 vrouwen, van wie 20 vrouwen waren gevaccineerd met het Pfizer vaccin en 2 met het Moderna vaccin. Er werd in 2 studies geen mRNA aangetoond in de moedermelk. [9, 18 nog zonder peer review] In de derde studie met 10 vrouwen werd in 4 van de 30 moedermelk samples een minimale hoeveelheid mRNA vastgesteld. Er werd een zeer sensitieve methode gebruikt. De hoogst gevonden concentratie mRNA in de melk was 2 ng/ml. In het ergste geval zou dit betekenen dat er per 100 ml melk 0,67% van de vaccinatiedosis wordt doorgegeven aan het kind. Het is de verwachting dat dit mRNA in de maag van het kind wordt afgebroken. [19]

Antistoffen van de moeder gaan over naar de moedermelk
Verschillende studies tonen aan dat er antistoffen naar de moedermelk overgaan, enkele weken na vaccinatie van moeder. De case series beschrijven ongeveer 330 moeders die borstvoeding geven en gevaccineerd werden, ongeveer 85% van hen met het vaccin van Pfizer, de overige moeders met het vaccin van Moderna. Bij bijna alle moeders werden antistoffen in de melk aangetoond. De betreffende moeders hadden geen COVID-19 besmetting (gehad). [1-6, 8, 10-11, 14-15, 20, diverse studies nog zonder peer review] De hoeveelheid antistoffen in de moedermelk lijkt een maximum te bereiken in de eerste week na de tweede vaccinatie. [10-11, 14-15]

Borstvoedende vrouwen kunnen dezelfde bijwerkingen krijgen als anderen
Bijwerkingen zoals die ook bij andere gevaccineerden te verwachten zijn, zoals koorts en een rode prikplekreactie, zijn ook bij vrouwen die borstvoeding geven mogelijk. [12, 16]

Belangrijke links en reviews
De referenties 1, 3, 8 en 11 zijn ook meegenomen in de systematische review van Falsaperla et al. [21]
Het standpunt van het European Network of Teratology Information Services (ENTIS).
De website van de European Medicines Agency (EMA).
Algemene informatie over de vaccinontwikkeling, zie de website van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Microbiologie (KNVM) 

arrow icon
  • Perl SH, et al. SARS-CoV-2-Specific Antibodies in Breast Milk After COVID-19 Vaccination of Breastfeeding Women JAMA. 2021-04-12;
  • Baird JK, Jensen SM, Urba WJ. SARS-CoV-2 Antibodies Detected in Mother's Milk Post-Vaccination. Journal of human lactation : official journal of International Lactation Consultant Association. 2021-07-23;:8903344211030168
  • Gray KJ, et al. COVID-19 vaccine response in pregnant and lactating women: a cohort study American journal of obstetrics and gynecology. 2021-03-24;
  • Fox A, Norris C, Amanat F. The vaccine-elicited immunoglobulin profile in milk after COVID-19 mRNA-based vaccination is IgG-dominant and lacks secretory antibodies medRxiv. 2021-03-26;
  • Valcarce V, et al. Detection of SARS-CoV-2-Specific IgA in the Human Milk of COVID-19 Vaccinated Lactating Health Care Workers. Breastfeeding medicine : the official journal of the Academy of Breastfeeding Medicine. 2021-08-20;
  • Golan Y, et al. COVID-19 mRNA Vaccination in Lactation: Assessment of adverse effects and transfer of anti-SARS-CoV2 antibodies from mother to child MedRxiv. 2021-08-03;
  • Bertrand K, Honerkamp-Smith G, Chambers CD. Maternal and Child Outcomes Reported by Breastfeeding Women Following Messenger RNA COVID-19 Vaccination. Breastfeeding medicine : the official journal of the Academy of Breastfeeding Medicine. 2021-08-31;
  • Collier AY, et al. Immunogenicity of COVID-19 mRNA Vaccines in Pregnant and Lactating Women JAMA. 2021-05-13;
  • Golan Y, et al. Evaluation of Messenger RNA From COVID-19 BTN162b2 and mRNA-1273 Vaccines in Human Milk. JAMA pediatrics. 2021-07-06;
  • Esteve-Palau E, et al. Quantification of Specific Antibodies Against SARS-CoV-2 in Breast Milk of Lactating Women Vaccinated With an mRNA Vaccine. JAMA network open. 2021-08-02;4(8):e2120575
  • Friedman, Michal Rosenberg, et al. BNT162b2 COVID-19 mRNA vaccine elicits a rapid and synchronized antibody response in blood and milk of breastfeeding women MedRxiv. 2021-03-08;
  • McLaurin-Jiang S, Garner CD, Krutsch K. Maternal and Child Symptoms Following COVID-19 Vaccination Among Breastfeeding Mothers Breastfeeding medicine : the official journal of the Academy of Breastfeeding Medicine. 2021-06-25;
  • Low, JM, Lee, LY, Mei Ng, YP. Breastfeeding mother-child clinical outcomes after COVID-19 vaccination medRxiv. 2021-06-22;
  • Juncker HG, et al. The Levels of SARS-CoV-2 Specific Antibodies in Human Milk Following Vaccination. Journal of human lactation : official journal of International Lactation Consultant Association. 2021-06-27;:8903344211027112
  • Jakuszko K, et al. Immune Response to Vaccination against COVID-19 in Breastfeeding Health Workers. Vaccines. 2021-06-17;9(6)
  • Kachikis A, Englund JA, Singleton M. Short-term Reactions Among Pregnant and Lactating Individuals in the First Wave of the COVID-19 Vaccine Rollout. JAMA network open. 2021-08-02;4(8):e2121310
  • Lechosa-Muñiz C, et al. Induction of SARS-CoV-2-Specific IgG and IgA in Serum and Milk with Different SARS-CoV-2 Vaccines in Breastfeeding Women: A Cross-Sectional Study in Northern Spain. International journal of environmental research and public health. 2021-08-21;18(16)
  • Mattar CNZ, et al. Addressing anti-syncytin antibody levels, and fertility and breastfeeding concerns, following BNT162B2 COVID-19 mRNA vaccination medRxiv. 2021-05-25;
  • Low JM, et al. Codominant IgG and IgA expression with minimal vaccine mRNA in milk of BNT162b2 vaccinees. NPJ vaccines. 2021-08-19;6(1):105
  • Charepe N, et al. COVID-19 mRNA vaccine and antibody response in lactating women: a prospective cohort study. BMC pregnancy and childbirth. 2021-09-17;21(1):632
  • Falsaperla R, Leone G, Familiari M. COVID-19 vaccination in pregnant and lactating women: a systematic review. Expert review of vaccines. 2021-09-30;

Laatst bijgewerkt op 04-02-2022


Bij elke zwangerschap is er een basisrisico van 10 tot 15% op een miskraam en van 2 tot 4% op het krijgen van een baby met een aangeboren afwijking. De informatie bij zwangerschap gaat over de vraag of dit risico groter wordt door gebruik van het geneesmiddel of vaccin. Daarnaast bespreken we diverse andere risico’s voor het ongeboren kind, zoals de kans op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht. De informatie bij borstvoeding is gebaseerd op het mogelijke risico voor de zuigeling, uitgaande van een gezonde, voldragen baby van 0 tot 2 maanden. Bij een te vroeg geboren, kleine, lichte of zieke baby moet men extra voorzichtig zijn. Een oudere zuigeling is juist minder kwetsbaar. We gaan bij zwangerschap en borstvoeding uit van de gebruikelijke dosering, zonder dat de patiënt daarbij andere geneesmiddelen gebruikt. Of het gebruik van een geneesmiddel de beste keuze is, en welk geneesmiddel in dat geval de voorkeur heeft, kan per persoon en per situatie verschillen. Daarom is goed overleg tussen zorgverlener en patiënt essentieel. Deze informatie is bedoeld ter ondersteuning van dit overleg en kan de medische zorg niet vervangen.