Kosten van kernenergie in het Optiedocument

Na het uitbrengen van het ‘Optiedocument’ door ECN en MNP lijkt er onduidelijkheid te zijn ontstaan over welke kosten wél en welke kosten niet zijn meegenomen bij het presenteren van kernenergie als één van de opties om emissies te reduceren. In deze toelichting wordt duidelijk gemaakt dat de kosten – voor zover ze bekend zijn en in geld kunnen worden uitgedrukt – zo goed mogelijk zijn meegenomen.

Op 14 februari hebben het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) een gezamenlijke studie uitgebracht met de titel “Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020”. Eén van de opties die daarin worden beschreven om de emissie van broeikasgassen te reduceren is kernenergie: het bouwen van één of meer nieuwe kerncentrales in Nederland. In deze studie is voor alle beschreven opties gerekend met enerzijds de emissiereductie van een optie en anderzijds de kosten. In de publieke aandacht over het gezamenlijke rapport komt naar voren dat er onduidelijkheid bestaat over welke kosten voor kernenergie precies zijn meegenomen. Vooral lijkt er onduidelijkheid te zijn over de kosten van de definitieve berging van kernafval en over het risico van ongevallen.

Meegenomen kostenposten

In het Optiedocument zijn voor kernenergie de volgende kostenposten meegenomen:

Investeringskosten

De investeringskosten voor een reactor (bijvoorbeeld een lichtwaterreactor) die in 2015-2020 als ‘state-of-the-art’ kan worden beschouwd. De schatting voor de benodigde investering is € 1,9 miljard voor 1000 Megawatt (MW) elektrisch vermogen.Daarin zijn ook de kosten voor ontmanteling en verwerking van de centrale aan het eind van de exploitatieperiode (van 40 tot 60 jaar) meegenomen.

Operationele kosten

Operationele kosten van € 0,12 miljard per jaar (voor een centrale van 1000 MW). In deze operationele kosten zittenonder anderede volgende kostenposten:

  • Onderhoud- en bedieningskosten;
  • Kosten voor wettelijk vereiste veiligheidsvoorzieningen;
  • Een premie voor een verzekering tegen ongevallen (tot een schadedekking van € 227 miljoen);
  • Splijtstofkosten: de aanschaf van splijtstofelementen en het bovengronds opbergen van kernafval tot 100 jaar na sluiting van de centrale. Tevens wordt gedurende de bedrijfstijd van 40 jaar een financiële reservering opgebouwd voor de eindberging van het afval van in totaal circa € 20 miljoen (prijspeil 2005), wat 100 jaar na sluiting van de centrale overeenkomt met een bedrag van circa € 1,0 miljard (prijspeil 2005) waarbij is gerekend met een reële rente van 4% per jaar.

Onzekerheden in kostenschattingen

Met de gebruikte kostengetallen zijn de kosten voor kernenergie naar de huidige stand van kennis zo goed mogelijk ingeschat. Daarbij zijn er echter ook onzekerheden die gekend en benoemd moeten worden:

  • Voor de kosten wordt uitgegaan van de huidige wettelijke richtlijnen. Aanvullende eisen worden niet mee­genomen. Dit is van belang als er bij de behandeling van de nieuwe Kernenergiewet bijvoorbeeld nieuwe eisen zouden worden gesteld ten aanzien van veiligheid, reactorontwerp of verwerking van kernafval.
  • Zoals gesteld is er een financiële reservering meegenomen voor de eindberging van kernafval. Of deze financiële reservering zal overeenkomen met de uiteindelijke kosten van eindberging is onbekend, om diverse redenen: Er is onduidelijkheid of eindberging in een stabiel geologisch reservoir uitein­delijk mogelijk zal zijn. Hierover verschillen wetenschappers nog van mening. Ook keuzes omtrent bijvoorbeeld de ‘terughaalbaarheid’ van kernafval maken dat dit onderwerp nog diverse onzekerheden kent; Als geologische eindberging mogelijk is, is nog onduidelijk hoe dat zal worden georganiseerd; een oplossing voor alleen Nederland zal duurder zijn dan een oplossing in internationaal verband.
  • Soortgelijke onzekerheden zijn van toepassing op de verzekeringspremie tegen nucleaire ongelukken. Het schatten van de kosten van nucleaire ongevallen kent grote onzeker­heden. Er is gekozen voor het opnemen van de kosten van een verzekeringspremie in de operationele kosten. Daarbij kunnen de volgende kanttekeningen worden gemaakt: Bij een ernstig ongeval kan niet-materiële schade optreden (zoals doden en stralingszieken). De kosten hiervan worden door verschillende groepen (bijv. omwonenden) verschillend beoordeeld; De verzekering zal de kosten van ongevallen vergoeden tot het maximum bedrag dat wettelijk is vastgelegd als de maximale aansprakelijkheid van exploitanten van kerncentrales (€ 227 miljoen). Het is niet te voorzien of deze dekking voldoende is om de werkelijke kosten te dekken.

Aspecten die niet in kosten kunnen worden uitgedrukt

Het bovenstaande geeft aan welke onzekerheden er bestaan ten aanzien van de gebruikte kostenschattingen. Daarnaast zijn er ook overwegingen ten aanzien van kernafval en risico’s die niet in kostengetallen kunnen worden meegenomen. Zo zou kernenergie ongewenst gevonden kunnen worden zolang er onduidelijkheid is over de eindberging van kernafval of uit overwegingen van duurzaamheid. Dit betreft een andere afweging dan een afweging op basis van kosten. Hetzelfde geldt voor aspecten als het risico van proliferatie en het risico van ongelukken. Verschillende inzichten in de beheersbaarheid van deze risico’s maakt dat deze aspecten door het publiek en politiek heel verschillend kunnen worden gewaardeerd.

ECN en MNP zijn van oordeel dat zij de kosten van alle opties hebben ingeschat conform de huidige stand van kennis. Daarnaast hebben beide instituten in het voorwoord van het uitgebrachte rapport Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020 aangegeven dat er ook belangrijke aspecten bestaan die in een kostenbenadering niet of onvoldoende naar voren komen.